„Ploeg
DE JACHT
UW VELDEN OM"
MIN DE STILTE!
Bewogen Leven CIX
Want de dagen glijden langs....
|pK3|
m
WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 5 FEBRUARI - PAGINA 2
De dagen glijden langs ons heen als een kudde gelijkvormige dieren. Weinig vreugde
geeft ons de dag en over het algemeen ook weinig verdriet. Maar zo nu en
dan komt er plotseling bloei in 's levens tuin. De bloesems worden bevrucht en de
oogst komt met haar getij.
Wanneer wij ons later bezinnen oP die perioden van bloei, dan zijn zij altijd
voorafgegaan door iets bijzonders. Wij hebben nieuwe mensen ontmoet, die ons ver
ruimd hebben of bevrijd; wij zijn in een andere omgeving gaan wonen, waardoor alle
indrukken nieuw waren; wij zijn op de ladder van de maatschappelijke welstand een
eindje naar boven geklommen, zodat we ons nu meer kunnen permitteren op 't terrein
van de „luxe". Waarmee men dan doorgaans bedoelt: het zien van een goed toneel
stuk, het horen van een prachtig spelend orkest, het maken van reizen naar de
vreemde. Altijd is de bloei in U een gevolg van iets. En dat iets heeft te maken met
lustgevoelens.
ZO rukken de mensen voort langs hun levensweg.
Dagen marcheren in regelmaat
Totdat eindelijk de mijlpaal in zicht komt waarbij
men vertoeven mag om feest te vieren. En duizenden
grauwen, die de opbloei in zichzelf niet kunnen beleven,
richten, na jarenlang marcheren zelf een mtjlpaal op, zeg
gende: „Nu is het genoeg geweest. Anderen hebben wij
zien bloeien en feesten op onze weg, de bloei is niet tot
ons gekomen, doch het feest zullen we hebben. Heden
zullen wij het belangrijke feit herdenken dat wij vandaag
precies twaalf en een half jaar onder weg zijn. zonder te
hebben gerust. Is dat geen grote prestatie van ons? Laten
we dus eten, drinken en vrolijk zijn, want spoedig ster
ven wij.
Geen enkel mens voelt deze gang van tijden marcheren,
tussen kortstondige glanspunten, als abnormaal. Zelfs een
kind begrijpt dat het niet anders kan. Probeer eens altijd
te bloeien; dan zijt ge weldra dood. De bloei is de zichtbare
verschijning van een lang proces dat zich innerlijk heeft
afgespeeld. De bloei is een moment uit een cyclus. In de
dazen van het voorttrekken, in schijnbare leegheid, is er
toch, diep in ons. het Grote Verwachten, dat de bodem
ploegt voor de nieuwe bloei, de nieuwe vrucht.
Dürer: Beeltenis van een grijsaard. (Studie van
Hyronimus1521).
EN zoals het bij de mens is, is het bij het mensdom. Ook
het mensdom heeft zijn eeuwen van leegheid, tussen
de kortstondige hoogtepunten van uitbundige bloei.
Na een halve eeuw van bloei komen „eeuwen van verval."
Dit nu neemt de verblinde mens het mensdom zo kwalijk.
De hoogste bloei van de Renaissance duurde nauwelijks
een halve eeuw, maar gaf dan ook alles, tot ontwerpen
van helicopters, tanks, (met blaasbalgen er in om de
paarden van de vijand aan het schrikken te maken),
vliegtuigen, toe(!)
Het Lam Gods van de gebroeders Van Eyk ontstond zo
maar Het had geen voorgeschiedenis. Plotseling open
baarde zich aan de wereld een nieuwe en wonderschone
werkelijkheid. Na de gebroeders Van Eyk en hun tijd
genoten, (het is nog altijd de vraag of een der broers ooit
En in het Noorden, bij ons zelf? Heeft daar de grote
bloei langer dan een halve eeuw, dat ls EEN MENSEN
LEEFTIJD, geduurd? Is de meester van het Licht.
Rembrandt, ooit overtroffen? Of de meester van de
Lach, Hals? Of misschien de meester van de Stilte,
Vermeer? Of hebben Vondel en Hooft een vervolmaking
gehad?
Het gaat altijd maar om de duur van één mensenleren.
Dat ls een geruststelling en een zegen. Eén mens kan
het volbrengen, één mens kan de wereld voldoende ver
nieuwen voor de eeuwen na hemAls vóór hem
alles is voorbereid.
Wie was dan de voorbereider voor de grote Kunst in
Italië, de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden?
Schrik niet, in menselijke zin, en nu moet ik een woord
zeggen dat in de oren van vele van mijn lezers al een
min of meer kwalijke klank heeft .HET KAPITALISME".
In Italië was een rijke burgerstand ontstaan, door han
del en industrie, voornamelijk textiel.
In de Zuidelijke Nederlanden was een rijke burger
stand ontstaan, door handel en industrie, voornamelijk
textiel
In de Noordelijke Nederlanden was een rijke bur
gerstand ontstaan, door handel en industrie(In
Leiden werd Rembrandt geboren, in een tijd dat de laken
industrie daar nog zeer belangrijk was.)
TOEN er welvaart kwam, na zeer moeilijke, gevaarvolle
tijden, bloeide de Kunst als nooit te voren.
Soms werd de vernieuwing door een groep gebracht.
Naast Michelangelo staan Leonardo en Rafael. Naast
Rembrandt: Hals, Vermeer. Doch soms werd het in feite
door één mens volbracht: De Duitse Renaissance bijvoor
beeld werd geboren toen Albrecht Dürer geboren werd, en
had haar hoogtepunt beleefd vóór zijn dood. De Neuren-
berger meester, van oorsprong een Hongaar, zijn voor
ouders kwamen uit het dorpje Ajtos, dat „deur betekent";
zijn vader noemde zich nog Tiirer, en het familiewapen
toonde een geopende deur heeft geheel alleen de wereld
de deur geopend naar een nieuw, nog onontdekt terrein.
Hij is de eerste mens op aarde geweest die zich in zich
zelf verloren heeft. Wel hadden Italiaanse meesters vóór
hem zichzelf afgebeeld, doch bij hen kwam het nooit verder
dan tot een zelf-portret van de buitenkant; tot een beeld
dat een functie had in een geheel.
Dürer drong door tot in de diepste diepten van zijn
wezen en gaf dat weer. Hij ontdekte een nieuwe wereld,
de wereld van het individu, die Rembrandt na hem zou
vervolmaken. Zijn houtsneden en etsen vonden een weg
naar duizenden, die, vol ontzag, hun geld ervoor neertelden.
Nog nooit had men zo zuiver een konijntje zien afgebeeld,
of een akeleiNèt echt. Nog nooit had men zulke diep
zinnige voorstellingen gezien alsRidder, Dood en
Duivelof MelancholieEen gevleugelde vrouw heeft
een passer in de hand, waarmee ze een cirkel trekken
wil. Dicht bij haar ligt een steen met veel gepolijste vlak
ken. Aan de wand hangt een bord met geheimzinnige
getallen.
Dürer heeft in zichzelf gezocht en van binnen uit alles
volbracht. Zeer bekend is het zelfportret van hem dat op
Christus gelijkt. Geschilderd met een toewijding, een
overgave een scheppingsvreugde, die zijn weerga nauwe
lijks vindt en tijdgenoten angst aanjoeg.
Met hem sterft ook de grote bloei der Duitse Renaissance.
DE dagen glijden langs ons als een kudde gelijkvormige
dieren. Weinig vreugde geeft ons de dag en over het
algemeen ook weinig verdriet. Maar zo nu en dan
komt er plotseling bloei in 's levens tuin. De bloesems
worden bevrucht en de oogst komt met haar getij.
Zoals het bij de mens is is het bij het mensdom. Het
mensdom heeft zijn eeuwen van „leegheid", tussen de
kortstondige hoogtepunten van uitbundige bloei.
Niemand kan de bloei forceren; niemand mag het. Het
Nieuwe wordt geboren buiten alle redeneren en willen
om. Het enige dat wij kunnen doen is luisteren naar het
grote woord van Champollion: „Ploeg Uw velden om."
Als het zaad naar U overwaait, moet het wortel kunnen
schieten. Ploeg Uw velden om en wacht!
REIN BROUWER.
EEN DER merkwaardigste
symptomen van deze tijd
ls de neiging naar massa
liteit.
De 20ste eeuwse mens schijnt
zich pas op z"n gemak te voelen,
wanneer hij geplaatst wordt „in
groot verband": hetzij in stadion,
schouwburg, concertzaal, bio
scoop. kortom overal déèr, waar
hij „onderduiken" kan in de
menigte.
Het ..min-de-stilte" dringt niet
meer tot hem door.
Er zijn zelfs tallozen, die het
„min-de-stilte" verafschuwen,
er niet tegen kunnen, er nerveus
van worden, de ..stilte" haten.
Radio en televisie moeten de
innerlijke leegte, gepaard gaand
met onbestemde vrees of angst,
vergoeden. Men doodt er de tijd
mee.
Dat komt er natuurlijk op neer,
dat men ziohzelf voor de gek
houdt.
Er wordt genoeg .geestelijk"
voedsel toegevoerd, om het leven
van de zonnige kant te bekijken.
Al kin 't inderdaad wel eens
een gezellige afleiding zijn.
ZIE IK DIT alles te somber?
Prof. Smelik gaat nog een
stapje verder.
Onlangs zei hij, dat velen niet
meer in het „heden" leven, zich
in de wereld van nu ..onbehuisd"
voelen.
Zij vluchten daarom in het
verleden of in de toekomst.
Daar zit veel waars m.
Hoevelen houden zich niet op
met populaire geschiedenis, hoe-
velen volgen niet met spanning
de mogelijkheden om op de maan
te komen of volgen zenuwachtig
de capriolen van vliegende scho
tels, voorboden misschien van
een Andere wereld, een èndere
planeet?
De zeehonden zijn al net als de
arme mensen ze klampen zich
aan elkaar vast. hele families,
hele groepen.
Ook zij zyn blijkbaar gespeend
van het wonderdadige gevoel,
dat juist de .stilte" de mens
bevangen kan. wanneer hij be
hoort tot de „in-zich-zelf-ge-
keerden", wier aantal bij de dag
afneemt....
DEZE zomer zal 't aan onze
schone stranden weer zó'n
formidabel gekrioel zyn
dat niemand nog iets van die'
schoonheid ziet.
Mij zal men er niet ontdek
ken.
Ge moogt me van on-soclaal
gevoel betichten, maar ik wan
del liever als een Robinson
Crusoë langs de zee.
Het ideale eilandje daarvoor
is in deze door overbevolking
Men dénkt ermee de span
ningen van het heden te kun
nen ontvluchten.
Het tegendeel is waar: die
spanningen worden er juist door
verhevigd.
Het werkt als een narcotlum,
geeft voor een ogenblik „ont
spanning", „bedwelming" zo men
wil.
Thuisgekomen en opnieuw
staande voor de „stilte", grijpt
deze vele mensen naar de keel.
Dus maar weer een „bonte
trein", een Forum of een der on.
telbare raadselwedstrijden aan
gezet. om van de „stilte" bevrijd
te worden.
Wéér wordt men opgenomen
ln het veilige gejuich, gelach en
het daverende applaus dat na
de minste geringste flauwe grap
daarvoor is de Nederlandse
radio beroemd! door de aether
losbarst.
Bij al die grappen en al die
kwinkslagen onzer vlotte radio-
Jongens. die zo tof zijn, groeit
dan weer de schijnbare zeker
heid.
De vrees voor het „onbestem
de" neemt af.
Tóch moeten zit in het heden
en op déze wereld leven, „wer
ken" en voortgaan tot het einde
van hun dagen.
Houdt dit alles niet een vlucht
voor de werkelijkheid in?
IETS in de huidige mens ge
tuigt van overspanning.
Deze vermindert wanneer hy
kans ziet met duizenden anderen
naar een „ontspanningsoord" te
trekken, komt er niet op aan,
wét.
Vandaar het overweldigende
succes, dat die ontspanningsoor
den hebben.
Denk aan het strand. Van na
ture een plek der stilte, 's zo
mers een kermis.
Het zal er deze zomer weer
zwart zien!
In auto's jagen ze er heen, de
Boulevards zien nóg zwarter, dan
het zwarte strand, dat éénmaal
wit was.
Zelfs de dieren zijn door deze
massa-psychose aangetast.
Ge ziet ze hier op het strand
van het eiland Tvuleny in de
zee van Okhotsk (Rusland).
1 t Hun stemmen klinken gedempt en on- «CHXJNEN! Want als aan de voet
KlilfioC! in OP Ncrtuur werkeiyk in de koude winterlucht. De van de sparreboom geritsel klinkt
havik ziet ze. natuuriyk, want welke en in de opening van een konjj-
blik reikt verder dan die van de roof- nenhol een grauw wollig diertje ver-
STIL, doodstil lag het bos in het
onzekere licht van de winterdag,
die van het wyde besneeuwde
land kwam geslopen. Tussen de bo
men hing de mist als een kille adem,
die alles beroerde, alles van vocht
doordrenkte: de lekkende bomen, de
van mos en zwam overwoekerde boom
stobben en de konynenholen, die don
ker gaapten tussen de plekken dooi-
sneeuw.
Aan de rand van het bos stond een
kaarsrechte spar, een reus tussen de
eiken en dennen, een onverzettelijk
heid in het grijze nevelland, met ge
spreide takken, waarvan de sombere
draperieën neerhingen tot op de grond.
Onder de donkere onderhuiving van
zo'n hoge sparrentak zat een vogel.
Hy had er een nachteiyk onderkomen
gevonden en nu, bij het traag aanrij
dende daglicht zat hy daar rechtop,
de kop teruggetrokken, zyn borst- en
rugveren iets uitgezet, goed beschermd
tegen de doordringende kou.
Zyn krop was leeg: de vorige dag
had hem niets en de dagen daarvoor
hadden slechts weinig voedsel opge
leverd. Geen wonder, dat zyn rust
verminderde, naarmate de uren ver
streken en het licht moeizaam veld
won op de grauwe somberte van de
ochtend.
Een lichte wind, onmerkbaar van de
velden aangedreven, bracht de nevel
in beweging, er viel wat sneeuw met
een lichte plof op de grond, de dag
vorderde langzaam.
Ver weg, uit het diepe binnenste
van het bos klonk het klepperend
slaan van vleugels. Het kwam van
houtduiven, die hun slaapplaatsen ver
lieten om op de wildakker naar voed
sel te zoeken.
De vogel ln de hoge spar reageerde
er niet op. Een havik achtervolgt niet,
een havik jaagt slechts, wat plotse
ling vlak by hem verschynt. Zeker
hoorde hy het geklepper der duiven,
want fabelachtig scherp is zyn gehoor,
dat de geringste geluiden kan waar
nemen.
Even schudde hy zich energiek en
boog zich naar voren, de kop, de rug
en de staart in horizontale iyn. Toen
schoot een witte straal achterwaarts
over zyn tak. Weer schudde de vogei
zich, strekte beurtelings de poten langs
de vleugels en hernam zyn houding
van „roestende" vogel, maar nu ln het
gaandeweg openbrekende daglicht
waakzaam en actief.
Er klinken vogelgeluldjes, dunne
stemmetjes van mezen, die van boom
tot boom vliegen met licht gerucht
van snorrende vlerkjes. De vogelkop
met het felle oog ls terzyde gekeerd
naar waar hy het geluid vernam, zyn
rust blijft onaangetast.
Er vliegen ganzen hoog over het b">s.
vogel? Maar onverstoorbaar is zyn
rust, recht voor zich uit staart hy met
ogen. die onverschillig schynen voor
het ontwakende bosleven.
schynt, even grauw als de grond met
de vuil beregende sneeuw, dan staart
een vurig rood oog in een scheef ge
houden vogelkop naar beneden. Met
Langoor biyf zitten! Ga desnoods
achterwaarts Je hol in, maar ga niet
lopen! Niet lopen!
Toch loop je. stakker! Hebben je
zachtvilten oren toch iets opgevan
gen of word je instinctief gedreven iets
te doen, dat je beter kon laten?
Nu loop Je voor je leven! Met grote
prachtige sprongen veer je over de
sneeuw, over het mosmijn mach
teloze pen kan niet beschryven. hoe
onbegrijpelijk snel Je krachtige poten
voort roffelen over de ongelyke bo
dem, over takken en boomstroken, in
radeloze angst voor het onontkoom
bare, dat met lichte slagen van ronde
vleugels je voorsprong overbrugt. Vijf
tig meter ln tien vleugelslagen! Dan
remmen de gespreide staartveren af,
twee gele poten slaan hun dodende
slagmaar je hebt warempel nog
geluk, kleintje, „stom" geluk!
Want je laatste wanhopige sprong
brengt je juist voor een takkenhoop
en juist voor de Ingang van een ander
hol en nu slaan vlak achter Je witte
pluimpje de vogelklauwen in een dikke
tak. Nu spreidt de havlg zyn vleugels
naar gewoonte over de vermeende
prooi, zyn helle ogen staren wild, zyn
snavel is half geopend.
Dat was dus mis, havik!
De vogel klauwt onhandig in de tak-
kenrommel om, maakt een slag, blikt
schuin om hoog en gooit zich dan met
het gemak van de volleerde vlieger in
de lucht.
Een paar slagen en hy ls al boven
de boomkruinen. Stil spreidt hy de
vleugels, remt af en giydt met een
sierlijke boog naar een hoge boom,
waar de uitgestoken poten als een per
fect landingsgestel vastgrypen en de
vogel in volmaakt evenwicht tot rust
komt.
uitpuilende wereld haast on
vindbaar geworden.
Voor my zal de wereld paf
weer „bewoonbaar" worden, til
de drommen verdwenen zyn en
ik de .stilte" ervaren mag, die
de tekenen der eeuwigheid in
zich draagt.
Dén eerst beleeft ge op de
zuiverste wyze het „nü"!
NIKT dat ik me „sterker"
voelen zou dan zij, die d(
stilte niet verdragen kun
nen.
Maar omdat alléén in ogen
blikken van afzondering de
ware kracht ontvangen word!
om staande te blijven in de wer
veling van het wentelende rad
van deze tlld.
Déèr wordt de accu het aller
best gevuld!
Ge moet éérst die stilte leren
minnen.
Dén vallen veel problemen en
veel radeloosheid als vanKll
Maar zijn jachtdrift ls ontrui
door de misslag vlak voor het 1
nenhol geprikkeld. Scherp lui
staat hy op zijn tak, onbeweerJ
nauwlettend acht gevend op C-
middellyke omgeving.
IN de warwinkel van een d«
kroon scharrelt een eekW
rond. Het kleine ding mora
peutert, springt heen en weer,
zich vliegensvlug de wangen
snorren, schokt met zyn volle V
staart en is zich van geen gen*
wust. Toch is dat gevaar er, F*
onvermydelijk.
Daar is het al en stort zich ri
wervelwind over hem heen.
gebeurt, ls het spel van enkele
den.
De eekhoorn, met de ongeÜ
rapheid en zekerheid van het
boomdier, stuift over de
springt tegen de dennenstam eU
in een flits in spiralen naar W
Maar de havik geoefend JJ
achter hem. In volle vaart re»
vlak voor de boom, maakt een w
drukt één vleugel tegen de
veegt al spiralend achter zijn m
prooi naar beneden, strekt de U;
die grypen, voor de kleine knfc-
mos van de grond heeft berei»-
Even is er een kleine kreet
nagels doordrukken en uit het
roodharige lichaampje het Ie"5
pen. Een doodstryd is er n'""
het pleit is al beslecht.
De havik, de vleugels over 'P
gebogen, verzet een klauw,
kyken fel en doordringend.
Er rumoeren een paar kraa«
de bomen. Dan is het stil. DW»
het natte druipende bos.
SJOUKE VAN DER#