m prankrijk trof het slecht met zijn vorsten to i li 7/ r* i DJ IJ LVV. n Gh5n L Een Zoeklicht Van hun werk bleef weinig over mS D OUVERTURE jaargang No. 22 Zaterdag 29 Mei 1954 Niet „DE STAAT BEN IK" maar. In ons vorig artikel vertelden we hoe de Zonnekoning zijn morgenuren door bracht. Hij had over gebrek aan bezoek niet te klagen. Vandaag is het Zondag. En 's Zondags is er in de Koninklijke eetzaal „groot-diner". Buiten zingen de vogels in de tuinen, dat het een lust is en-binnen is een bedrijvigheid als in een bijenkorf. Met dit verschil dat het zoemen in het paleis verboden is. Voordat de Koning aan tafel verschijnt is natuurlijk alles pijnlijk nauwkeurig gere geld. De deurwaarder van de eetzaal begeeft zich naar het vertrek der lijfwacht en roept met luide stem: „Messieurs, het tafelgerei van de Koning man van dienst, de wijn, waarna ze de schotel eindelijk de Koning reiken. rzicht van het kasteel en de tuinen te sailles met de schitterende kunstmatige water' \ken, welke op de weinige dagen per jaar. dat |i/i werking worden gesteld, door tienduizenden. enaars zowel als vreemdelingen, worden be- werd, JEN der leden van de lijfwacht begeeft zich nu, met de deurwachter, naar het buffet, waarop een gouden schip prijkt. In dit gevaarte liggen, tussen reukkus- de Koninklijke servetten. De deurwachter beurt chtlg de kostbare vracht op en draagt haar naar de 1 des Konings. Een edelman van dienst onderzoekt of In orde is. Ook onderzoekt hü het zout, het brood, ilaatst het daarna, precies als voorgeschreven is, op jKomnklijke tafel. het bestek alleen heeft Zijne Majesteit niet oende. Daarom begeeft de deurwachter zich weer het vertrek van de lijfwacht. Zijn stem verheft zich u „Messieurs, het vlees voor de Koning!" a vergezellen hem drie lijfwachten naar de Konink- keuken. De maitre d'hotel en andere hoge functio- ssen voegen zich daar bi) hem. Het vlees wordt in bare schotels gelegd, en onder diepe stilte wordt de «ht geformeerd. Voorop gaat de deurwachter, zijn het teken van zijn waardigheid, in zijn hand. Achter beweegt zich plechtig de maitre d'hotel. Daarna m de vleesdragers. Het is een uitzonderlijk grote eer te mogen dragen voor de Koning. En het is een t! Voorop schrijdt een edelman van dienst. Aan zijn ht en aan zijn houding ziet men overduidelijk dat iet iets zeer belangrijks bezig is. Hij heeft zijn kasteel de Loire, met zijn bossen en weiden, verlaten, voor- h|j heeft zijn zelfstandigheid prijs gegevenom i te mogen dragen voor de Konnig. Hij heeft de na- verraden en zijn beter ik verloochend, om deel te aan het vleesdragenen aan de lcht- ije feesten die de Konng geeft om zijn dienaren te De geur van de welden en bossen is niet meer 'hem. Hjj heeft de geuren van zijn jeugd verruild voor van het Hof. CHTER de dragers komt de lijfwacht, drie in getal. Het geweer op de schouder, met blikken die voor zichzelf spreken, zo marcheert het drietal aan de 'd van de stoet. Ook deze dapperen voelen zich thuis Versailles. Niemand zal het wagen het vlees van de pg aan te raken. schotels worden niet direct op de Koninklijke tafel ■st. Eerst moeten alle spijzen geproefd worden. Pas r de edelman van dienst, met deze taak belast, alles heeft bevonden, gaat men de Koning waarschu wt schrijdt hij binnen. Als hij gezeten is biedt een i van den bloede hem een vochtige handdoek aan. Koning kiest en eet. Er is ruime keuze. Gerechten en en gaan. In plechtige optocht worden ze binnen ben en weggevoerd. Vele Koninklijke spijzen blijven beroerd. heerst stilte In de eetzaal. De Koning eet. Rustig beheerst eet hij en werpt zo nu en dan een nietszeg- e blik de zaal in. De Koning vindt het maal wat Hij verlangt te drinken. Onmiddellijk wordt dit Sfflerkt. De stem van een edelman van dienst: A t pour le rol 1" buigt hij voor de Koning. Daarna beweegt hij zich het buffet, neemt een gouden schotel, waarop glazen karaffen staan en gaat ermee naar Zijne Majesteit, alleen natuurlijk De schenker en zijn helper verge- n hem zy maken alle drie een buiging voor de Ko- 4 Daarna proeven twee, de opperschenker en de edel Wy laten hem verder aan zijn lot over, nog opmerkende dat hij 'savonds op dezelfde manier wordt „gepeld" als hij 'smorgens met kleren wordt omhangen. En naarmate zijn Koninklijke gestalte meer kleren verliest, verdwijnen er meer ooggetuigen. Totdat hü eindelijk zijn leden strekt in het grote praalbed. Ergens in een hoek slaapt zijn dienaar. Frankrijk heeft het slecht getroffen met zijn vorsten! I\| A deze Zonnekoning kwam de grote nietsnut Lodewijk XV, die beweerde dat na hem de zondvloed kwam en dat hij er dus nog als de kippen bij moest zijn om de „dag te plukken." Liever nog plukte hij de nacht. Maar toen de grote nacht voor hem kwam, toen hij om ringd door een kring dokters en apothekers, te sterven lag, in het grote praalbed, met de beruchte rode vlekken van de pokken op zijn wangen, liet hij de biechtvader komen, diegedurende acht en dertig jaren vacan- tie had gehad. De hovelingen staan achter de deuren met het horloge in de hand. Zij bespotten hun Koning in het stervensuur en willen weten hoe lang zijn biecht zal duren. Madame Du Barry, zijn maitresse, is weggezonden. Rond zijn bed zitten de dochters die van hun ontaarde vader eens gruwelijke bijnamen hadden ontvangen INEENS was het zomer. Deze lang verwachte, maar traag aanbrekende periode eiste vrijwel alle beschikbare aan dacht op. Het weerbericht werd belangrijker dan het grote en kleine nieuws uit binnen- en buitenland. De zon en de zo merwarmte waren onbetwiste winnaars van de dagelijkse ac tualiteiten-race. EZE overrompelende Inzet van de zomer laat zich vergelijken met de eerste i van een populaire opera, zaal leeft minutenlang WOORD VAN BEZINNING ZO is ook het lang verbelde lied van de zomer begon nen. De openingsmelodie was bijzonder overtuigend. Het is een blij herkennen geworden van klanken en kleuren uit een Wanneer komt de ongerepte zomertijd, het alles overtreffen de rijk van God voor deze aar de? De Bijbel is de ouverture van de „opera", van de grote compositie, die reeds eeuwen op een feilloze uitvoering wacht. De hunkering naar het ogen blik, dat het stemmenrumoer van de pratende, confererende mensheid, ook de wirwar van klanken uit het orkest, dat kerk en christenheid heet, zal zwij gen, is ondraaglijk geworden. Velen hunkeren niet meer. Zy wanhopen. De ouverture zal volgens hen nooit klinken, laat staan het gehele werk. In de gebruikeiyke afwachting. Zodra de dirigent verschynt ebt het stemmengebruls, vermengd met de wirwar van klanken uit de orkestbak, snel weg. De op geheven dirigeerstok bedwingt het laatste spoor van geluid. Misschien klinken nog een paar droge tikken tegen de les senaar. Een intense stilte prikkelt tot een gespannen luis teren. Daar klinkt de inzet. Ge stadig ontwikkelen zich in de ouverture de thema's en de mo tleven, die straks, by de nadere uitwerking van de onderdelen, in volle lengte en breedte zullen terugkeren. Maar het feesteiyke spel is begonnen. De ouverture, als de compacte samenstrenge- llng van het gehele werk, als het kunstige mozaiek van v*s- selende fragmenten, blijft een onvergeteiyk moment. ver maar vertrouwd verleden: de onbelemmerende en overvloe dige zonneschijn, de strak blau we hemel, de speelse wind, het blinkende spiegelvlak van vaar ten en plassen, de bonte maar geordende pracht van bloemen, bomen en struiken, de mensen, de kinderen, fleurig en biy. één bykans ongerepte ouverture van telkens weer gloednieuwe en verrassende zomertijd. ZOU deze wereld niet altyd zo goed en zo aantrekkeiyk kunnen zijn? Waar biyft de lang verbeide maar nog nimmer verschenen vredestyd voor alle landen en volken, waarover de politieke weerbe richten hardnekkig en met veel omzichtigheid spreken? LUISTER echterl Klinkt niet temin in het Evangelie, in het verhaal van Jezus' le ven en werk, de compacte sa menvatting van het toekomst lied van Gods ongerepte schep ping? Deze zal minstens zo on verwachts inzetten als de pe riode van zonneschyn enkele dagen geleden. Bovendien, de pracht van Gods ryk biyft. De weerberichten van de Bijbel lie gen niet. zy willen beluisterd worden, niet als het eigeniyke, volledige werk, maar als een bundel fragmenten, als een boei ende en verrassende ouverture. P. L. SCHOONHEIM Herv. predikant voor het Byz. Kerkewerk. Hoge Ryndyk 14A, Lelden. Dit is de beroemde Spiegelzaal, waar in 1919 na de eerste wereldoorlog het vredesverdrag werd ge tekend. In een nacht wordt de kaars uitgeblazen die voor één der ramen brandt. Nu weet men dat de Koning gestorven is. En een verhaal wil dat enige minuten daarna twee Jonge mensen op de knieën zinken en Jammeren„Myn God, wU zijn te jong om te regeren!" Gelooft U maar nfet dat ze het gezegd hebben. Lodewük XVI was er te sullig en te slaperig voor en de jonge Koningin Marie Antoinette had te sterk naar dit ogenblik verlangd. Zü die zichzelf hebben verheven tot de wolken, zün neergeslagen in de diepste afgrond. Marie Antoinette heeft met haar „vrienden" méér verkwist dan de droog making van de Zuiderzee ons kostin de munt van heden omgerekend. En Lodewük? Toen de gehate staats gevangenis. de Bastille, door het volk van Parüs met de grond gelijk werd gemaakt, omdat zü het symbool was van de Koninklijke willekeur, schreef hü in zün dag boek: Rien! Dat betekent: niets. Volgens hem was er op die dag niets belangrüks gebeurd. Hü had namclük geen hert geschoten. Dc valbijl heeft zich tenslotte over hem ontfermd. EN de Koningen na de revolutie De eerste had niets geleerd en niets vergeten. De tweede deed alsof de Franse revolutie nooit had plaats gevonden. Hij werd verjaagd in 1830 Die na hem kwam wilde de vriend van allen zün. Met zün groene pa raplu onder de arm ging Louis Philippe door de straten van Parys om met ieder een praatje te maken. Hy maakte zich er alleen maar bespottelyk door. En weldra werd hü weggevaagd door de revolutie van de Vierde Stand, die van 1848. Wat toen? Er was een naam in Frankryk die het nog altijd deed by het volk. Het was de naam van de Corsicaan Napoleon. Die „rustte reeds temidden van het Franse volk dat hü zozeer had liefgehad." Zün neef werd weldra keizer. Eers' ging het goed, eerst gaf hü het volk eer en roem en macht, doch hy begreep niet dat een kleine hamer, snel gedreven, meer kracht heeft, dan een grote die slechts op de bout wordt gelegd. Terwijl hy genoot van de glans van zün Keizerschap en een aanzieniyk gedeelte van zün volk zich verheugde met hem, kwamen de Pruisen, als een grote schare wolven, over de Rün en verpletterden zün Ryk. HOE was het mogeiyk. Jaren had Pruisen zich op deze daad voorbereid en niemand in Frankryk had het gevaar in zün volle omvang zien aankomen. En dat, terwyl het van de Prui sen kwam, die eens zo'n belangrük aandeel hadden ge had in grillig spel der Historie de vernietiging der macht van de dictator Napoleon I. Ook Napoleon III moest vluchten en Frankryk, nu een Republiek, is de nederlaag van 1870 nog niet te boven. Zü die eens in Frankryk regeerden als plaatsvervangers van God op aarde, zün niet meer. En van hun werken 's zo heel weinig over. Waar haalden zü de moed vandaan zich zo te noemen? Wel, het zat nog in de lucht. Vóór hen was zo menig Keizer en Koning vergoddelijkt. Maar in de Oudheid had zelfs de vergoddeiykse Pharao zün plichten en Saul, de Koning der Joden, vond David op zün weg. Zo treft dan ieder mens. Koning of arbeider, zün eigen nageslacht, wanneer hü zün rechten voor on- ichendbaar verklaart en met zün plichten spot i Het Franse volk heeft het slecht getroffen met zün Koningen! Niet hü die zegt: DE STAAT BEN IK, is waariyk Ko ning, doch wel hü of zü die In ootmoed zich af durft vragen voor het forum van het ganse volk: „Wie ben ik, dat ik dit doen mag?" REIN BROUWER. Hetty van den Berg. „Een Liedje van Verlangen". Em. Querido, Amsterdam 1954. Neen. dat komt men in Nederland niet veel tegen; iemand die zo per- soonlyk is in zün reacties op een land, waar by na niemand over spreken kan zonder in de cllché's te vervallen waar de weekbladen en de films ons onder bedolven hebben en dan nog een zo ei gen vorm van uitdrukken te vinden om het ervarene op papier te zetten. De kleine reisroman van Hettv van den Berg „Een Liedje van Verlangen", is inderdaad een boek zoals er hier zelden of nooit geschreven worden en zeker niet door reizende vrouwen. Het meeslepende gegeven, een vliegtocht en nog wel over de Himalaya naar Shanghai in 1946 en een verbiyf in de chaotische na-oorlogse consessie, is op zichzelf reeds voldoende om de aan dacht te trekken. Doch deze avontu ren maken de werkelijke waarde van dit kleine boek niet uit. Wat dit „Lied je van Verlangen" interessant maakt, is het zeer persooniyke, het eigene dat ontstaat door juist dit mens m aanra king met het onbekende, opgetekend in geladen korte zinnen, met treffen de beelden, in een wonderlyke combi natie van nuchtere intelligentie en ge voeligheid. De verrukking om de onverwacht heid, de lichte weemoed om het be- trekkelü'ke van alle zaken, olykheid om grappige kanten en de strakheid bü tragische dingen, die de Engelsman met de term „understatement" aan- eeeft, dit zyn enige van de kwaliteiten van deze schrijfster die tot de weini gen behoort, die hun breimandje niet over de hele wereld meeslepen l OP DE BOEKENMARKT Met dit reisverhaal In de hand kan men de Mary Possen en andere on genietbare, rondtrekkende burger- tantes toeroepen: wie reisboeken schrüft, schrüve in de geest van dit verhaal of schrüve niet Mar ja Roe. „De Tover spiegel". H. P. Leopold NV Den Haag. 1953. Van Catherina de Medici tot het moderne leven in Engeland - ce n'est qu'un pas voor Marja Roe. Het gegeven van de roman „De To verspiegel" is niet oninteressant. Een Zuid-Afrikaan van Nederlands-Engel se afkomst bezoekt zün familie In En geland. De conservatieve Engelsen, conservatief tot in de Labourpaxty toe, vinden Leendale een ruwe klant met vreemde belangstellingen voor Amerikaanse auto's en Franse schil ders. Leendale vindt zyn familie een muf troepje, maar niet onvermakelyk. Als de dominee's, landeigenaars, onge huwde dames en placide meisjes hem te veel gaan drukken, neemt hy de be nen naar het continent en het. gaatje dat hü een ogenblik in het hechte op pervlak der Britse samenleving heeft geslagen, sluit zich vanzelf en snel. Wie er gelijk heeft, laat de schryf- ster in het midden, hoewel men uit da toon van het boek op kan maken, dat haar hart bij de heer Leendale ligt. De uitwerking van de intrige is ver ward en verwarrend, geschreven in een eigenaardig Nederlands vermengd met Engelse woorden - rector, bob - en Anglicismen - houten schoenen - waarschynlük vanwege de lokale kleur. Engeland heeft honderden van dit soort romans opgebracht en een groot deel er van is in Nederland vertaald. Om het goede gedeelte van deze Britse productie concurrentie aan te doen moet men over een heel wat füner penseel beschikken dan Marja Roe heeft. En waarom deze schrüfster het sprookje van Ander sen „De Kleren van de Koning" moet verminken is voor mü een aan deze roman voorafgaand raadsel. Liefdesverhalen uit de We reldliteratuur" A. W. Bruna en Zoon. Utrecht, z. J. In de grote verzameling genaamd „Liefdesverhalen uit de Wereldlitera tuur", samengesteld door Clare Len- nart, Jacoba van Velde en Jaap Ro- myn vindt men dertig schrüvers uit Europa en de Ver. Staten aan het woord over het sentiment, dat van het begin van de schepping af het le ven van de mens beheerst heeft. Een van de treffende aspecten is, dat men al lezende de indruk krygt, dat de na tionaliteit slechts in geringe mate in vloed doet gelden op de liefde. En zelfs de tijd heeft weinig verandering aan gebracht. Voor jeugdige Amerikanen als McCullers en Capote is de liefde een even raadselachtige hartstocht als voor de Duitser Hoffmann, terwyl Faulkners Emily een moderne tegen- hangster is van Barbey d'Aurevilly's Duchesse d'Arcos. En zo kan men nog meer overeenkomsten vinden. Het doet de Nederlandse lezer goed het bewys geleverd te zien, dat de Ne derlandse auteurs in geen enkele zin onderdoen voor die in het buitenland. Over liet algemeen is de keuze zeer goed en getuigt van smaak. Doch wal men speciaal bü de Nederland se auteurs mist is Larrios van Slau- erhoff. Wat echter niet wegneemt dat deze bundel een leesgenot voor maanden waarborgt en zelfs ook daarna nog vele malen ter hand ge nomen zal worden. CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1954 | | pagina 11