Koning: „GROOT" en „MENS" j Een Zoeklicht bewogen leven lxxiii LODEWIJK XIV: „ZICHZELE TOT ZON" Maar anderen niet tot weldaad WEERSPIEGELING M33HSdI3031IN0 woord van bezinning D l op de boekenmarkt Nieuw werk van W. F. Hermans Je Jaargang No. 21 Zaterdag 22 Mei 1954 r. i Een mijner lezers schrijft mij een brief, waarin ij mededeelt, graag eens te willen weten „hoe [odewijk XIV ontbeet en waar die protserige ■onkpedant de moed vandaan haalde om zich laalsvervanger van God op aarde te durven Deze vraag zal ik in dit drie en zeventigste PI','/OGEN LEVEN uitvoerig beantwoorden. Ook at er ogenschijnlijk geen bewogenheid in. Enige duizenden jaren geleden hadden de be iers van het Tweestromenland, d.i. Mesopo mie, reeds een woord voor Koning: Sjarroen. En teken voor dit woord was ontstaan uit de te ns waarmee men groot en mens aanduidde. De jning was dus een groot mens. Niet alleen groot ran lichaam en sterk van geest, de grootheid van ce Koning zat in de eerste plaats in zijn schep rer.d vermogen. Hij, die heerste over honderd uizenden, moest v/el een bijzonder mens zijn ij schiep orde, gaf zijn Staat telkens een nieuv langezicht, en natuurlijk v/erd hij daarbij ge leund door de Goden, jaduizenden geloof- dat de Koning familie van de Goden was Hoe kwam hij anders aan zo grote macht? Voort and schonken de Goden hem nieuwe kracht, edat het volk zich telkens overtuigen kon van zijn lilzonderlijke gaven. IN het gladde watervlak van de gracht staat stUf en strak de gevelrij, van de overzijde getekend. Maar zie. de wind strijkt over de zwarte, blinkende spiegel. Het gave tegenbeeld van zo even wordt ruw. vol grillige plooien. Met de cadans van de rusteloze rimpels waggelen de huizen. Nu eens worden zij lang uitgerekt, dan weer dicht in el kaar gedrukt. De onwezenlijke, vloeibare fi guren vormen een boeiend spel. Maar zjj hinderen niet weinig. De onvaste beelden spotten met hecht gemetselde muren en zui ver rechthoekig getimmerde raamkozijnen Alles wat vast en concreet is, wordt een onwezen lijke, abstracte grijns. IN ons bestaan van gisteren, vandaag en morgen kan zich. in ogenblikken, die schaars zijn, een strak beeld uit het verleden of van de toekomst af tekenen. Maar zie. een stoot, een wind vlaag van het grillige leven verbreekt de herinnering of het ideaal tot een vreemd, onher kenbaar en irriterend beeld. Slechts zelden vormen het verre of nabije verleden. ander- zijds onze voorstellingen en wen sen omtrent een meer of minder verwijderde toekomst, in ens denken en streven, in ons hopen en geloven, een weerspiegeling, die bluft. Wellioht mag het bezoek van Har? Majesteit, onze Koningin Juliana en Zijne Koninklijke Hoogheid, onze Prins Befnhard, door U en mij met grote dank baarheid worden gevoegd bij de zeldzame, blijvende indrukken. Onder het schrijven van deze regels staat dit vorstelijk be zoek aan onze stad ons nog te wachten Wij hebben ons hier van door middel van de uitge breide aankondigingen en voor bereidingen een bepaald beeld gevormd Op dit ogenblik, nu dez? krant U in handen is gekomen, weer spiegelt zich in recente foto's en verslagen over deze grootse en lang verbeide gebeurtenis, en misschien ook in Uw persoon lijke belevenissen van gisteren en eergisteren een heldere en voorlopig onuitwisbare herinne ring aan dit Koninklijk bezoek. Moge het niet- te spoedig ver troebeld worden en vervagen door de snel opeenvolgende ge beurtenissen en ervaringen van de voortstromende tijd. die on verhoeds rimpels en plooien kan trekken in de meest gave en kostbare herinneringen. ONZE innerlijke overtui ging, onze levensbeschou wing. ons g?loof zijn al lerminst veilig voor de storende invloeden, die het „gewone", al ledaagse leven en ook de on metelijke wijde kring van we reldgebeurtenissen. op de meest onverwachte ogenblikken, kun nen uitoefenen Wie, na strenge, innerlijke concentratie, misschien na stug ge en gestadige studie zich een beeld heeft gevormd van Jezus' persoon, van Zijn leven en werk, ziet de weerspiegeling van Zijn verleden en van Zijn toekomst, zoals die in de Bijbel wordt be schreven, vaak veranderen in de spotbeelden van de twijfel. Wij zijn als het water van d? gracht, dat bij de minste ritse- llng plooien en rimpels trekt. Het ongerepte beeld van Jezus Christus wordt vervormd tot langgerekte vraagtekens of dicht ln-elkaar gedrongen problemen. ONDERTUSSEN, de hui zenrij aan de overzijde .an de gerimpelde gracht, staat. Alleen het bewegelijke water, het onwezenlijke spiegel beeld van de gevelrij, beweegt Alles wat hecht en vast is. Ijjkt slechts wankel en vloeibaar. Het verleden en de toekomst van Jezus Christus staan, afge zien van de rimpeling in ons uiterlijk en innerlijk leven. In schaarse ogenblikken ont vangt het geloof, van Christus' verleden en van Christus' toe komst. een ongerepte en bemoe digende weerspiegeling. P. L. SCHOONHEIM Predikant voor Bijz. Kerkewerk van de Herv. Gem. te Lelden. Hoge Rijndijk 14 A. De Zonnekoning Lodewijk XIV 1638 - 1715 •ET woord Sjah, sheik, schaakbord staat met boven genoemd woord in verband. In China mocht de vorst volstrekt niet werken, zelfs regeren, in heel oude tijden. Hij was te hoog om te ..eren. Hij volbracht zijn taak alleen al „door te zijn". Cbtat hij. de Hoge. bestond, ging het zijn volk goed. Zijn ;sma zorgde ervoor dat er welvaart in zijn landen B. Als het volk bemerkte dat een vorst zijn „charis- die eigenaardige uitstraling die alles ten goede deed b:en. verloren had. doodde men hem. Egypte was de band tussen God en Koning wel zeer liaal. De Pharao was de zoon van de Zonnegod Ra. hem naderde moest zich in het stof werpen. Eeuwen c eeuwen is dat zo in Egypte geweest en de grote isrimide staat er nog, om met vele kleinere, te getuigen nn de vergoddelijking der Pharao's. Ooi in de Ir.do-Germaan leeft de droom een Goden- i:-n te zijn en geen opvoeding was in staat deze droom l! coden. Toen Alexander de Grote in Egypte kwam. «.•klaarden de priesters van het Nijldal hém tot zoon "in de Zonnegod en voortaan gedroeg hij zich aldus. In cn waren krachten wakker geroepen die hij van te ren nog nooit onder ogen had gezien. Deze nieuwe krachten zouden hem naar grote daden stuwen, uitein- itliji ook naar zijn ondergang. De Romeinse keizers vonden goed dat hun onderdanen ie Goden aanbaden die zij liefhadden, doch zij eisten in een leder de Keizer als God erkende en hem offerde. Waarom? Voelden zij zich nog werkelijk in contact met Goden? Of was het bij hen reeds een politieke maat- Nfl om zichzelf onkwetsbaar te maken en de alleen- herschappij volledig te stichten? Ons dunkt dit laatste. Z hadden immers niet die leerschool gehad om tot de G:cen te kunnen komen die de Pharao's kregen, eeuwen «r hen. Zeer merkwaardig is. dat de Christenen, die eens tijdens eerste Keizers gruwelijk werden vervolgd, omdat ze de ï'/er niet wilden offeren en zijn Rijk niet verdedigen, 'ster juist de mensen worden die de Keizerskroon opnieuw ra wijding geven. Als de Christelijke Kerk Staatskerk is borden wijdt zij kroon en scepter en in het jaar 800 'i' zij het koor van de Sint Pieter te Rome zingen: ..Hei! Keizer Augustus, gekroond door Godenzals b Paus Karei de Grote tot Keizer kroont. 1 0 had dan, voor millioenen mensen. God opnieuw de Kroon aangeraakt van het wereldlijk gezag. En nadien zou men, wanneer dat mogelijk was, in Rooms-Katholieke landen, bij een kroning van een toatshoofd. de kerk Inschakelen om aan de kroning de hooist mogelijke erkenning te geven. Daardoor kwam -mtrs de troon op hechtere basis. Gemakkelijker is het idealen te verkondigen dan ernaar televen. Men kan alleen naar zijn Idealen leven als die tevoeld worden als de weg naar een hogere werkclijk- Md. Een werkelijkheid, die men tevens als zoodzakelük 'eelt voor het leven, dus de mensheid. Sommige Koningen hebben dit wel in zieh gevoeld. I'len echter werden een prooi van het verlangen naar Mrdse macht en aards genot. Om zieh nu in macht en fenol te kunnen baden, verkondigden zij luide hun Ndeljjk recht te mogen regeren. En duizenden ge loofden hen. Zij waren immers Koningen. ^dewjjk XIV behoorde tot deze laatste groep. Zijn drarisma was er niet meer op gericht de mensen tot Wl> weldaad te zijn, doch zichzelf tot een zon. Tl«n hij begraven werd smeten de Parijzenaars zijn lijkkoets met modder en slijk, doch toen hij leefde "eide ieder hem en kon hij geen handbeweging maken minder dan een half dozijn dienaren in beweging tracht. is een heerlijke zomermorgen. De zon komt als een glanzende, rode bol boven de Oostelijke horizon en zendt haar stralen over Ver- Over de prachtig aangelegde tuinen, de vijvers 'de kunstige beeldengroepen, het paleis, dat daar groot Luchtig staat in de wijde vlakte. Pi Koning ontwaakt, of nee. de Koning ontwaakt niet. de slaap des rechtvaardigen, doch werd wakker t-naakt door znn kamerdienaar, die met hem het slaap- "i'tk Jeelt. uaar ligt de Koning In het grote praalbed Hu is wakker denkt reeds. •«aar als de Koning wakker is moet er toch iets ge- 'rni! Er gebeurt ook Iets. Een tweede bediende opent ÏGeuren der slaapkamer en nu treden zij binnen, die G'ren tot de zogenaamde „entrée familière". Het zijn noS al wat. Wij tellen er een twintig. Zij spreken natuurlijk niet, zolang de Koning zwijgt. Dat zou erger zUn dan een misdaad. Zij wachten. En de Koning denkt. Als hij uitgedacht is, komt hij op de idee zich met deze ..entree familière" te onderhouden. Met de Trinsen van den bloede, maar bovenal met zjjn geneesheer, die ook tot deze eerste schare behoort. De Koning heeft namelijk deze nacht een paar steken in zijn zij gevoeld en hij wil weten of dit misschien kwade gevolgen kan hebben voor zijn gezondheid. Onk de Koninklijke min. de vrouw die hem eens gevoed heeft toen hu nog een heel jong Prinsje was. vertoeft in deze stoet. Zij is immers belangrijk. Zij is veel be langrijker dan de ministers, die pas later komen, want de ministers geven de Koning slechts raad. en de min heeft hem eens gevoed WANNEER deze „entreé familière" de revue gepas seerd is, komt er een nieuwe, nog grotere groep. Nu komen de kamerheren, en enige edelen. Geruisloos schuiven zij binnen. De Koning, hen ziende, neemt het besluit op te staan en dat doet hij geheel alleen. Vanzelfsprekend snelt de opperkamerheer onmiddellijk toe als Zijne Majesteit Zijn Koninklijke voetzolen op de vloer heeft geplaatst en doet Hem de kamerjapon aan. De Koning onderhoudt, zich enige minuten met deze tweede groep, die ongeveer dertig zielen, beter: figuranten telt, en de weidse naam draagt van de „grande entrée". Dit onderhoud is dus kort. Wanneer de Opperkamerheer zich van zijn taak gekweten heeft, en de Koning dus zün kamerjapon draagt, komt de volgende acte Grote heren komen binnen. Nog altijd geen ministers En tussen die grote heren bewegen zich barbiersklokken makers. Zij ziin er getuige van dat de Koning ziin voeten beveiligt. Welk een voorrecht! Doch als de Koning ziin schoeisel aan heeft moet ook deze derde groep, de zogenaamde ..première entrée" verdwijnen Hetgeen ge- beu-t met statigheid. Nu komt de ..entrée de la chambre" binnen Zwijgend en plechtig Hoe is het mogelük. het zijn er wel honderd, en zij mogen er getuige van zijn dat de Koning zich wastIn deze groep merken wij zeer belangrijke figuren op. Ministers, gezanten, bisschoppenDe Koning praat nog niet met hen over staatszaken Hij moet zich eerst reinigen, want ook tussen koninkliike huidolooten dringt soms een weinig vuil. Als hU zijn handen gewassen heeft, mogen ze plaats maken voor de vo'eende entrée. En na de zesde, de laatste entrée. mogen allen zich in rijen scharen, om getuige te zijn van het Koninklijke toilet. ZIJNE Majesteit beweegt zich. Hij trekt zelf Zun kamerjapon uit. Maar onmiddellUk daarna snelt dan ook het hoofd der garde-robe toe. om de Koninkluke kamerjapon bij de rechtermouw te vatten: vooral niet bü de linker. Want dat is de taak van de eerste dienaar der garde-robe. Een andere dienaar brengt 's Konings hemd. maar mag die vanzelfsprekend niet de Koning aanreiken. Hij geeft het aan de opperkamerheer. En deze reikt het natuurlijk ook niet de Koning aan Hij reikt het aan een dei Prinsen van den bloede, die zich dan eindelijk verstout, rlc Koning zijn hemd aan te bieden, dat versierd is met witte taft. Nu zal de Koning een belangruke daad doen. Hii zal namelijk eigenhandig Zijn nachthemd uittrekken en het verwisselen voor Zijn daghemd. Omdat dit gebeurt in het bijzijn van velen, snellen twee kamerdienaren toe om de Koninklijke kamerjapon uitgespreid voor de Koninklijke gestalte te houden, zodat de Koning vrijelijk enige manipulaties verrichten kan. Nu heeft hij, nog alleen maar zijn hemd aan. De Koning draagt veel meer kledingstukken dan alleen maar een hemd. En bovendien nog een degen, alle mogelijke orde tekenen, een hoed, en wat niet al! En al deze voorwerpen worden hem op even plechtige wijze aangereikt En terwijl men bezig is Zijne Majesteit te kleden, staat daar roerloos een kamerdienaar voor hem met een spiegel. Zo nu en dan maant een deurwaarder om stilte, als hij iets meent te horen dat op het geluid van een menselijke stem gelijkt en niet van de Koning afkomstig is. Eindelijk schrijdt de Koning ziin slaapvertrek uit, door niemand geschraagd. De honderden volgen Een van hen blijft achter omdat het Koninklijk praalbed nooit alleen mag zijnGeen onbevoegde mag het naderen, en zelfs de Prinsessen van den bloede, dienen, indien zij door dit vertrek gaan. een diepe buiging te maken voor de d't-ons en kussens die het voorrecht hebben een Koninklijke gestalte te verwarmen en te beschutten. E KONING is gaan ontbijten en ik bedenk met schrik dat ik al mijn ruimte al volgeschreven hebt. Mijn lezer dient dus nog een week geduld te hebben. Maar dan zal hü de Koning ook zien dineren in vol ornaat. En dan biykt pas wat een Koning is REIN BROUWER. De heer F. Johnson, een vroegere buschauffeur en thans exploitant van een speeltuin in de badplaats Brighton (Sussex), heeft op originele wijze zijn vroegere beroep met het tegenwoordige gecom- binneerd. In de afgelopen winter, toen hij niet veel om handen had, vervaardigde hij een ..Dwergbus", die hij een „route" zal laten rijden door de speeltuin en waarvan zijn bezoekertjes - naar hij verwacht - veel plezier zullen hebben. Zijn busje, dat is goedge keurd voor ritten op de openbare weg, rgdt 48 k.m. per uur en verbruikt 1 liter benzine op 40 k.m. De heer Johnson met zijn eerste passagiers die - naar hun gezichts uitdrukking te oordelen - de „bus" „machtig" vinden. Willem Frederik Hermans. „Paranoia". G. A. van Oor schot. Amsterdam 1953. Willem Frederik Hermans' boeken veroorzaken bij hun verschijning ge- woonluk e?n zekere deining en cue zal ook bij deze bundel wel niet uitblijven De gemiddelde lezer en de gemiddelde criticus op de koop toe, dat dient dui delijk gezegd, wenst nu eenmaal niet te aanvaarden wat schrijvers als Her mans do?n. Voor de eersten toch moet hei lezen van een boek een eindeloos ja-krukken zün, een ja-knikken tegen de bekende emoties, die niet alleen door hun maatschappij erkend, maai ook vrijgegeven zijn. Deze vrijgegeven emoties plegen met d? tijd te vei an deren. of beter, er worden nieuwe aan toegevoegd Om een klein voor beeld te geven: omstreeks 1900 wer den romans waarin over illegale liefde gesproken werd. door de gemiddelde lezer als zeer cru beschouwd en dus afgekeurd. Nu mag dat. De liefde zon eter kerk en stadhuis is ult-en-ter-na behandeld en zelfs achter de horretjes van Onder-den-Dam - gesteld dat men daar zou lezen - verdiept men zich zonder blikken of blozen in Cora Westlands Levenswond". De hetero- sexuele verhoudingen zijn dus vrijge geven. Zo wordt er van de taboes tel kens een beetje afgeknabbeld. Doch wat nog niet mag. is wat Her mans doet. Dat is: Ten eerste. Zonder een moreel oor deel te vellen, spreken over minder oppervlakkige emoties en daden van de me zoek naar contact, zonder daarbü het aloude, maar zeer vage panacee van De Liefde aan te bieden. Ten derde. Er een fantasie op na houden, die iets oplevert dat men het beste „sprookjes uit de hel" zou kunnen noemen. Ten vierde. Zün sujetten in hun conflict met de wereld een verdedi gingsmiddel meegeven dat niet aan genaam aandoet, waarbü men geen tevreden gevoel van rechtvaardig heid kan krijgen, doch dat de lezer verschrikt. Het is het terugmartclen van dc gemartelde. IIü toont aan hoe een slachtoffer militant kan zün. Dat de schrijver zijn lijdensgeschie denissen werk?Hjk niet geschreven heeft om te epateren, zoals maar al te vaak wordt aangenomen, vindt zün voorrede of Préambule. Daarin doet hu waarachtig zijn best om het contact dat zün sujetten ver loren hebben, zelf als hel ware met de lezer te herstellen, door hen iets mede t? delen dat als een verklaring beschouwd kan worden. Dit blijk van goed bedoelen, van welgezindheid, is op zichzelf niet zeer waardevol, maar mogelijk zal het sommigen kunnen dienen als brug Dat de sujetten uti Hermans" verha len lieden ziin die stuk voor stuk „ni?t weten hoe het leven geleefd moet worden" is een merkwaardigheid. Maar merkwaardiger en revelerender is. dat In drie verhalen deze gestoorde aan passing de afgelopen oorlog tot grond slag heeft gekregen. Men kan dus vei lig aannemen dat de soortgelüke aan doening in de beide andere eveneens in verband staat met dit onheil, ook al komt het begrip „oorlog" er niet in voor. Wie om zich heen ziet. zal we ten dat de gestoorde aanpassing - ik wil deze psychiatrische term aanhou den omdat hU bü uitzondering zeer duidelijk is - als g?volg van de ellende die over Europa gekomen is. zeer is toegenomen. Ik wil het er dus op wa gen om een bundel als „Paranoia" een tijdsbeeld te noemen op gevaar af van met Hermans aan de schandpaal gez?t te worden. Schrijvers zün nu eenmaal lieden tot wie dc levensverschijnselen vlug ger dnordri- daarvan is het gevolg het begin van dit artikel gezegd heb: namelijk dat hun uitingen eerst uit gekreten moeten worden als schan- delük om na verloop van tijd door de maatschappü te worden vrügege- Het heeft geen zin een beschrij- vingsinhoud van deze verhalen te ge ven. Men vindt er het gestoorde kind - Manuscript in een kliniek gevonden - dot het „Woord" niet kent, waarmee het zich bij de anderen aan kan pas sen Men vindt er de jonge man, die tijdens de oorlog uit angst tot het waandenkb/eld is gekomen een SS.-er te zun en die zich nu verscholen houdt in zijn kamer Belaagd door de maat schappij in de vorm van de huiseige naar neemt hy wraak op zijn eigen marteling door zün geliefde op te slui ten. Het verhaal „Het Behouden Huls" is „normaler" in zoverre dat het in derdaad een oorlogstafereel is. Merk waardig is hier het beeld van de oude wereld in de vorm van de oude man in zün kamer vol aquariums, opgeslo ten in het verlaten huis. Het verhaal „Glas" is inderdaad „e?n sprookje uit de hel". Het sprook je van het ondergronds voortwoekeren van het nationaal-sociallsme. Terwijl het laatste verhaal in zekere zin de alcgorle is van het onbereikbaar con tact. Wanneer men mü zou vragen of dew verhalen plezierig zün om te lezen, waarmee dan het lezen wordt bedoeld als middel tot „escape", dan moet ik antwoorden van neen. Maar. indien men niet leest om de harts tocht van het lezen zelf. dan moet men dat ook niet doen met „ont snapping" tot doel, doch met verhel dering tot doel. CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1954 | | pagina 5