Lama-priesters vormen een derde van de bevolking LENTE Leer der wedergeboorte het belangrijkste geloofsfundament DE KOMT! WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 13 MAART - PAGINA 4 Tibet, het dak der aarde Merkwaardige vorm van dodenbezorging In geheel Azië vinden we geen enkel op Tibet gelijkend gebied. De bewoners van dit uitgestrekte land bevolken het plateau van Tibet, dat in het Zuiden door het Himalaya-gebergte en in het Noorden door het Kwen Lungebergte begrensd wordt. Dit hoogland is gemiddeld 4500 m. hoog en wordt „het dak der aarde" genoemd. Landbouw kan men, behalve in de dalen, niet uitoefenen: het plateau is een steppegebied en geelt alleen mogelijkheid tot veeteelt van nomaden en halfnomaden. De Noordelijke plateaux, waar het te koud is voor enige landbouw en waar zelfs elke boomgroei ontbreekt, worden bewoond door de Droepa's, die er een nomadenleven leiden. Ze wonen in vierhoekige tenten, welke met yakhuiden bedekt zijn. In deze streken is de yak, een buitrund, de voornaamste vee soort. Dit rund wordt vooral als rij- en lastdier gebruikt, aange zien op de slechte wegen een kar nauwelijks te gebruiken valt. Van de melk maakt men boter en kaas, het belangrijkste voedsel. De lange, zijdeachtige staarten van de yok vormen één der voornaamste handelsartikelen, welke door de nomaden in de Tibetaanse steden worden aangeboden. Ze worden ter afwisseling van onheil o.a. in de tempels opgehangen. Tegenover deze Noordelijke nomaden stelt zich in het Zuiden een van de landbouw levende bevolking, die uit natuurstenen opgetrokken huizen met platte daken bewoont. Op deze daken droogt men veelal graan en gras en ook worden er veelvuldig de honden gestald. In dit gebied treft men de hoogste bescha ving aan. Het stamverband is hier geheel opgelost; men voelt er zich verbonden door de staat en niet door verwantschap. Ook in Centraal en Oost Tibet, gebieden die belangrijk lager liggen, vinden we een bevolking, die van landbouw, tuinbouw en handel leelt. leed. Dit nu stelt de ziel van het dier tot reïncarnatie In staat. De mensen die aan zgn dood schuldig z'un on dervinden daar nu geen kwade ge- De potale, het paleis van de Dalai-Lama. YRUCHTENPITTEN DIENEN ALS GELAATSVERSIERING. IN DE WINTER beschermt een schapenhuid het lichaam van de Tibetaan tegen de koude, in de ove rige jaargetijden draagt men gewoon lijk een lange wollen jas, de tschak, die door een gordel op haar plaats ge houden wordt. Bovendien kent men lange wollen kousen met leren sandalen en de van schapevel vervaardigde muts. Broek en hemd zjjn onbekend. De vrouwen dragen lange, plooirij- ka gewaden en zijn zeer gesteld op halsketens en diademen van goud of zilver. Dikwijls zijn deze ingelegd met ruw bewerkte edelstenen. Ook tur kooizen zijn zeer geliefd; zo dragen de vrouwen b.v. henr haren over hoge kammen, die bij de welgestelden met turkooizen en andere edelstenen zijn bezet. Rozenkransen worden als sie raad om de pols gewonden. Tevens wrijven de dames haar ge- zich met een soort caoutchouc, rode aarde of ook wel met vruchtensappen in. Bij dit laatste procédé laat men de pitten op het gelaat zitten. De lucht is in Tibet zeer droog, de mensen was sen er zich zelden, en daardoor blijft deze versiering lange tijd op haar plaats. BOTERTHEE: EEN DELICATESSE p 7—n AT SMAAK verschilt, blijkt weer I I eens uit het feit dat de door de I Tibetanen, alsmede door alle Mon golen, hoog gewaardeerde boterthee door de Europeaan met het diepste afgrijzen genuttigd wordt. Boven het vuur. dat bij gebrek aan hout met gedroogde mest wordt ge stookt. hangt steeds de pot met thee. Deze thee wordt uit China in grote, samengeperste tabletten, de zogenaam de tegelthee, ingevoerd. Een stuk van het tablet doet men in kokend water, waaraan gierst en boter of schapen vet (hoe ranziger hoe lekkerder!) wordt toegevoegd. Aldus verkrijgt men een hoofdvoedsel, dat telkens wanneer men er behoefte aan heeft wordt ge nuttigd. Ook elke gast wordt er on middellijk op onthaald. VERBASTERD BOEDDHISME HET BOEDDHISME bereikte Tibet vanuit Voor Indië Naar de pries ters (lama's) noemt men hier deze religie, welke zeer verbasterd werd. Lama isme. Zoals bekend is het Boeddhisme in de gewone zin geen godsdienst, daar het volkomen agnostisch is; voorzo- verre de goden nog erkend worden, zijn ze slechts verdienstelijke mensen. Het Boeddhisme leert een natuurwet, de wet der eeuwige rechtvaardigheid, die onveranderlijk en onverbiddelijk de wereld beheerst. Deze wet heeft vol komen automatisch tot gevolg, dat de mens voor zijn goede en slechte han delingen (Karma) beloning en bestraf fing (soms belde tegelijk) oogst, als hij na zijn dood wedergeboren wordt. Men tracht nu, daar alle leven, welke vorm het organisme ook aan neemt. slechts lijden beduidt, niet wedergeboren te worden. Door over eenkomstig het axioma te leven dat alle lijden uit begeerte voortkomt, kan men dit bereiken. Vandaar dat men deze menselijke eigenschap moet onderdrukken, hetgeen de gelovige kan door ernstige meditatie, welke doet inzien dat alles wat dit leven biedt waardeloos is. Echter kan men dit niet in Cén leven bereiken. Doch ln opvolgende wedergeboorten is het wel mogelijk de volmaking deel achtig te worden, om zo 't Nirwana (de absolute oplossing in het niets) te be reiken Dan bestaat er geen lijden meer Voor de Boeddhist is alle leven heilig en de oorlog veroordeeld. Later werd dit geloof vervormd en groeide In het Mahftyana (Noordelijke kerk om in Nepal en op Japan) oa tot een soort monotheïsme in de ver ering van de hoogste Boeddha of van de hemelheer uit Het Hlnfty&na (Zuidelijke kerk o.m. In Ceylon Birma en Siam) staat nog het dichtst bij de bedoellncen van de stichter doch accepteert tóch bemid delaars tussen de genoemde natuur wet en de mens. de ..Bodhisatwa's". Overal dus werd het Boeddhisme naar nationale Ideeën gewijzigd; ln Tibet werd het een volledige kerke lijke hiërarchie, zoals de R.K. kerk die kent. Deze wijziging geschiedde in aansluiting aan de leer der Noorde lijke Boeddhistische kerk, welke leer vijf verschillende Boeddha's kent die elk behoren bij een andere periode der geschiedenis, alsmede vijf Bodhisat wa's. die de verbindingsschakel vormen tussen de abstracte vijf Djani Boed dha's der vijf wereldstreken en de we reld der werkelijkheid. Van de Djani Boeddha's is de meest bekende Amitaba, de Boeddha van het Westen en diens Bodhisatwa Awalo- kiteschwara Van deze laatste zegt men dat hij niet in het Nirwana wilde over gaan, omdat hij dan de mensen niet meer zou kunnen helpen. Het Lamaismc nu is doortrokken van tovergeloof en wendt de meest formalistische middelen aan. die zich laten denken. Hoewel Boeddha leer de, dat geen dier mag worden ge dood. gebruiken de meest Tibetanen, óók de lama's, schapen- en yakvlecs. De eigenaars van dit vee willen het echter niet in hun dorp of dicht bij hun tenten laten slachten. Ze stellen hun geweten gerust door een pries ter heilige teksten te laten lezen voor de dieren, op wier kop een heilig boek en een rozenkrans worden gc- Een Tibetaan zijn gebedsmolen draaiend. In de linkerhand een rozen krans met honderdacht kralen. Een gebedsmolen is een kleine cylinder, die een buisje bevat waarop het gebed is geschreven. Middendoor loopt een os, waarmede men de cylinder in ronddraaiende beweging kan brengen. BRIESTF.RS MET VÉRGAANDE BOVENNATUURLIJKE MACHT DE TIBETAAN' is zeer bijgelovig en meent zich op de voet ge volgd door legioenen boze gees ten. Hiertegen zoekt hij bij de pries ters bescherming, daar deze beweren bovennatuurlijke macht te bezitten en de zondaar ook na diens dood. wanneer hjj al in de hel vertoeft en aldaar allerlei onmenselijke kwellin gen ondergaat, het lot te kunnen verlichten. Voorwaarde hiertoe is dat zijn nog in leven zijnde familie de priester in voldoende mate van geschenken voorziet, opdat deze ten behoeve van het zieleheil van de dode kostbare ceremoniën kunnen verrichten en de vereiste missen kunnen lezen. Een en ander is mogelijk, doordat ln de hel lama's dienst doen, die o.m. toverspreuken voor de gekwelde zie len uiten, zolang de nog op aarde le vende familie zich het lot van deze zielen aantrekt. Opgemerkt zij nog, dat er een merk waardige overeenomst bestaat tussen de Lamaïstische eredienst en die der Rooms Katholieken. Dit blijkt oa. uit coelibaat, tonsuur, speciale gewader voor de clerus, het zingend voordra gen van litanieën gewijd water, gerin kei met bellen, biecht, aflaat, rozen krans etc. DE REÏNCARNATIE VAN Dt DAILA-LAMA DE REGERING berust in Tibet bij de Daila-lama, de hoge priester van het land, die in Lhasa zijn palels, het Potala, bewoont. Dit paleis is één van de meest majestueuze scheppingen ter wereld. In 1439 werd het dogma aangeno men van de voortdurende incarnatie d.w.z. vleeswording, van de godheid in de persoon van de regerende Daila- lama. De Boeddhistische goden kunnen dus op aarde in menselijke gestalte ver toeven en weer tot vlees worden. Merkwaardig is de keuze van een nieuwe Daila-lama. zodra de oude gestorven is. Men neemt aan dat de overleden vorst na enige tijd als knaapje herboren wordt. Onder de kinderen, die na zijn dood geboren worden en welke tot het mannelijke geslacht behoren, zoekt men nu naar een reïncarnatie. Een zeer groot aan tal lama's gaat daartoe in het ganse land op zoek. De .iongen moet op een bepaalde dag zijn geboren, geheel normaal gevormd, gezond en mooi zijn. Bovendien let men nog op be paalde indicaties die op een godde lijke afkomst moeten wijzen. Deze meent men te vinden, wanneer b.v. bomen, die dichtbij de geboorte plaats van het kind staan, maanden eerder tot bloei komen, dan de natuur lijke bloeitijd dit toelaat. Ook wanneer de huisdieren aldaar een ongewoon aantal jongen werpen en ongeneeslijke zieken, nadat ze met de vermoedelijke reïncarnatie in aanraking zijn geko men. herstellen, meent men aanwijzin gen in de gewenste richting te vinden. Gemakkelijk is de keus geenszins; men moet uit een aantal kinderen kie zen: hiervan worden er twaalf die het meest aan de eisen voldoen afgezon derd en voor verder onderzoek naar een klooster overgebracht. Tenslotte selecteert men een drietal jongens en wanneer de godheid niet uiteindelijk ondubbelzinnig de juiste aanwijst, be slist het lot-. De uitverkorene wordt voortaan in een klooster aan strenge tucht onderworpen en op zijn hoge functie, welke hij op acht tien-jarige leeftijd zal aanvaarden, voorbereid. Allerlei intrigues en omkopingen om de keuze op een bepaalde candidaat te bevorderen doen zich voor. Want voor de familie, waaruit de Daila-lama voortkomt, is het een zeer voordelige zaak. De omgeving van de vorst blijkt niet weinig corrupt te zijn. Dit bewijst het feit, dat slechts weinig Daila-lama's ouder, dan twintig jaar worden. Want aangezien de ministers en andere hooggeplaatsten de macht uitoefenen gedurende zijn minderjarigheid, vin den deze personen het nuttig, dat de priester-vorst tegen de tijd dat hij zelfstandig zal gaan optreden, een nieuwe incarnatie ondergaat. Vergif is veelal het middel daartoe De Tescho-lama. de eigenlijke kerk vorst, is in Tibet de tweede man. Hij geldt voor de reïncarnatie van de Djani Boeddha Amitaba. de Djani Boeddha van het Westen. ONTAARD KLOOSTERWEZEN EHEEL TIBET is met kloosters be- zaaid, hetgeen een unicum in de A wereld is. De lama's vormen on geveer één derde van de bevolking, hetgeen niet bevorderlijk is voor de welvaart en vooruitgang van het land. De kloostergebouwen zijn dikwijls een verzameling van gewone woonhuizen. Doordat deze kloosters de gehele bui tenlandse handel beheersen, zijn ze vaak zeer rijk. Ook hebben ze de boek drukkunst en de literatuur geheel in handen. Het doen en laten van de lama's in de kloosters lijkt echter heel weinig op een ln afzondering doorgebracht leven, de weinige uitzonderingen voor behouden. Er zijn twee soorten lama's: degenen die vele jaren ln het klooster door brengen om de Boeddhistische cate chismus en filosofie te leren en de krijgslieden-priesters. Deze laatsten, de armere groep, oefent zich voor de strijd, b v. door het werpen van zware stenen of door elkaar met knotsen te bevechten. De opzet Is. dat ze aldus reizigers zullen kunnen beschermen tegen de vele Tibetaanse rovers. Inder daad vormt een lijfwacht van lama's de beste bescherming ln Tibet. Dat er zoveel monniken zijn is geen gevolg van godsdienstige roeping, doch van de zeer moeilijke economische omstan digheden, waarin vele Tibetanen ver keren door de hoge belastingen en zware lasten die de grondeigenaars vergen. En aangezien het lama-bestaan geen werkelijke offers vergt, wordt veelvul dig de weg van de minste weerstand gekozen. MECHANISATIE VAN HET GEBED ESN TYPISCHE uiting van de ver bastering der religie is het gebruik van het bidwiel. Heilige teksten en gebeden, gedrukt op rollen papier, worden in een cylinder gesloten en elke wenteling hiervan betekent het opzeggen van de hele inhoud. Men heeft ook kleine instrumenten, gestoken op een pen en voorzien van een ket tinkje met gewichtje, waardoor het draalen met de hand vergemakkelijkt wordt Tevens bestaan er o.a. nabij tempels, zeer grote installaties, die door de wind of stromend water worden be wogen. Bij meerderen hiervan betekent een enkele wenteling het opstijgen van tienduizenden heilige formules. Ook ziet men zeer veel hoge masten die voorzien zijn van .gebedswimpels", als mede daaruit samengestelde guirlan des. welke van dak tot dak zijn aange bracht op plaatsen, die men veelvuldig door geesten bezocht waant. Het magische karakter van dit alles springt direct in het oog. Hoe sneller de gebedsmolens draaien en hoe ster ker de gebedswimpels waaien in de wind. des te groter is het effect. Bij dorpen en kloosters vindt men wel ge hele mastbossen, die gebedswimpels dragen. STUITENDE DODENBEZORGING WANNEER de Tibetaan ziek wordt, moet hij door een kwade geest bezeten zijn en komt de lama er aan te pas om deze uit te bannen. Heeft dit geen resultaat, dan legt men zich bij de gedachte neer, dat de zieke moet sterven en laat men hem in de steek. Is de dood ingetreden dan mag nie mand het lichaam aanraken, voordat de priester met de ziel van de dode In het reine is gekomen. Men meent n.l. dat de ziel minstens nog vier dagen lang in het dode I lichaam vertoeft en alleen door een ervaren priester kan worden „uitgela ten". Deze priester nu, wekt de ziel op het lichaam thans maar te verlaten en baant de weg daartoe door de dode enige haren op het middengedeelte van het hoofd uit te trekken. Daarop zingt hij liederen, die de ziel de weg wijzen naar het pad, dat tot wedergeboorte leidt en wenst hij haar een goede reis Voor deze bemiddeling ontvangt de geestelijke een hoge beloning, die bij welgestelden soms de helft van de na latenschap uitmaakt. Het lichaam van de gestorvene wordt nu nog verscheidene dagen in zittende houding in het vertrek gelaten en men biedt het voedsel, thee en tabak aan Familie en vrienden lopen rond met bidwielen. De geschikste dag voor de bezorging van het lijk en voor de ge beden wordt door de horoscoop be- paald. Zowel verbranding als begrafenis le veren in Tibet, dat grotendeels uit steppe en woestijn bestaat en waar de brandstof schaars is en in de winter de grond hard bevroren raakt, moei lijkheden op. Mogelijk ligt hierin de oorzaak dat men de doden veelal voor de honden of gieren werpt, terwijl de lijken van arme lieden wel in een rivier worden gedeponeerd. De lichamen, die men voor de roof vogels werpt, worden op de daarvoor bestemde plaats vooraf in stukken ge hakt, terwijl de benderen met zware stenen worden verbrijzeld. Onderwijl worden de hongerige dieren door een monnik met een stok op een afstand gehouden. Eerst geeft men het vlees aan de gieren, daarna, met gebakken meel vermengd, de verbrijzelde been deren. Uit deze stuitende wijze van doden bezorging moet men niet concluderen, dat deze zonder ceremoniën verloopt. In de lijkstoet gaat del ama voor aan, blazend op een trompet, welke uit een menselijk dijbeen is vervaardigd. Telkens kijkt hij om. teneinde te zien of de ziel wel volgt. Na afloop van de dodenbezorging maakt men in het sterfhuis groot spek takel. Men rent er doorheen zwaaiend met messen cn zwaarden, terwijl lama's op cymbalen cn trommen slaan en oa trompetten blazen. Dit alles teneinde de demon te verdrijven, die de dood veroorzaakte. Waarschijnlijker lijkt bel. dat men de ziel van de overledene wil wegjagen, voor het geval dat deze mocht zijn achtergebleven. Hieruit blijkt, dat er nog altijd do- denvrees heerst, ondanks dat men aan de wedergeboorte gelooft. J. H. VAN DEN BRINK. ZET U SCHRAP: DE LEINTE is op til! De eerste bosjes sneeuwklokjes en crocussen heb ik al in de tuin gezien, de vogels gaan trekken en zui gen, er zit iets onweerstaanbaars in de lucht, nu ja. iets, dat altijd in de lucht zit, wanneer de winter op zn eind loopt en de wind niet meer uit de Oostelijke hoek komt snijden. Het is niet altijd even gemakkelijk om aan het kerende getij te wennen: je leeft in deze dagen met het ene been nog midden in de winter en met het andere been tast je voor zichtig naar voren, om te merken, dat het de ene dag nog lelijk koud is en de andere dag al prettig zoel be gint te worden. 'tKomt er nu maar op aan, niet te hard van stapel te lopen met dat éne been, dat het andere altijd vóór wil zijn. Want vóór hij 't weet, heeft een mens een kou te pakken, omdat hij in z'n overmoed zijn winterjas al naar zolder bracht en z'n hoed op de kapstok liet hangen. ER IS voor mij iets weemoedigs in de wisseling der seizoenen: de lente brengt het successievelijk afstand doen van de heerlijke kachel- warmte, waardoor je eigenlijk pas goed gaat merken, hoe kil en vochtig de meeste huizen zijn, dié op onze dras sige bodem in de loop der eeuwen werden neergeplant. Het vergaan van de winter brengt ook het afscheid nemen van de be haaglijke avonden, doorgebracht ach ter gesloten gordijnen, wanneer de regen klettert, de wind loeit, de sneeuw dwarrelt. Want er Is nog iets in me over van de burgerlijke beslotenheid van vorige generaties, die. voor zover mij bekend, niet behoorden tot moe dige zee- of Kruisvaarders, waarom ik er dan ook tegenop zie me onder het emlgrantendom met een onzekere toekomst te scharen Hoewel de toekomst in het oeroude Europa misschien nog véél onzekerder is MAAR de komende lente brengt ook zóveel dingen, waaraan de echte voortrekker, de vriibuiter, de pionier van materiële zowel als gees telijke zaken zijn hart kan ophalen! Die voortrekker, die pionier en eigenlijk moesten we éllen voortrekker zijn om niet achter te blijven! raakt tegen het voorjaar haast zijn bezin ning kwijt! Hij gaat héél vroeg opstaan, laadt zun longen vol met verruimende, frisse lucht,, maakt lange tochten door de wijde „beemden" van zijn vader land en koestert zich met diep welbe hagen in de eerste warme zonnestra len, die van héél ver gekomen zijn, om de aarde opnieuw te bevruchten! Er zijn lieden, die als de kippen zo vroeg opstaan om de lente in te drin ken. Ze voelen er zich inééns heel ge lukkig en blij onder! Ze tuimelen als in een roes het leven door, ze juichen en snuiven, ze zijn niet te houden van verrukking en weten nauwelijks van ophouden, wanneer 't er om gaat. de zaligheden van de lentemaand te bezingen! TOT DIE mensen behoor lk niet, of misschien niet meer.... Het duurt altijd even, vóórdat de „voorjaarstennnen" grondig tot me doordringen. Ik ben er niet zo fluks bij, om iedereen en de gehele wereld te omhelzen, gelijk deze olifanten dat al doen, nu de sneeuw nog niet eens helemaal weggesmolten is Dat is misschien een kwestie van temperament en olifanten hebben waarschijnlijk méér temperament dan ik, maar ik kijk nog liever even de kat uit de boom. de kat, die overigens ook op miauwen staat, om de lente met zijn soortgenoten te vieren. Nog even, lieve mensen, en de tijd is gekomen, waarop we elkaar gaan omhelzen: de achterblijvers zowel als de voortrekkers! Dan wordt het één gemeenschappe lijk, groots bruidsfestijn, dat fraaie perspectieven opent. Een feest, waarin alle schepselen op zullen gaan olifant of niet en waaraan men zijn vreugde zal beleven. Omdat de aarde en al wie daar op leeft, in de lente nieuwe groei en nieuwe wasdom tegemoet gaat. nieuwe kracht verzamelt om alle zorgen te bestrijden en misschiente over zet U maar schrap: de lente komt! U weet nu, wat dit betekent! FANTASIO.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1954 | | pagina 10