Bizarre bruiloft in Brugge Een ernstig woord tot aspirant-emigranten naar AUSTRALIË r WEKELIJKS BIJVOEGSEL van hel LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 6 JUNI 1953 - Pagina 1 Bewogen Leven XXIII 15e eeuwse overdaad „De grote bastaard" en zijn complex Welk een heerlijke stoet trekt daar door Brugge! Edele ridders en edelvrouwen, algevaardigden van alle mogelijke corporaties, daarachter duizenden nieuws gierigen. De stoet gaat naar het Hertogelijk paleis. Voor aan de stoet een charmante bruid in een draagkoets, zij is gekleed in een wit gev/aad met gouden garnering; op haar hoofd een gouden kroon, daarbij passende versieringen. Dertien telgangers volgen haar, die bereden worden door Engelse hofdames. Vijf wagens volgen de telgangers en in de eerste wagen zit niemand minder dan de Hertogin van Norfolk, Engelands schoonste vrouw. Daarachter Venetianen, Fforentijnen, Spanjaardendie een mysterie vertonen: een beeldig meisje te paard wordt door Sint Joris beschermd zodat de draak haar geen kwaad kan doenHanze-kooplieden te paard met pages en wat niet al Wat heeft toch deze waarlijk schitterende stoet te betekenen in dit blonde Vlaamse land? En waarom heeft Brugge zich in het kostelijkste feestgewaad gestoken? De straten zijn versierd met de kostbaarste brokaten tapijten en overal ziet men „tonelen" langs de weg, waarop de meest schokkende taferelen worden weergegeven. Men ziet Adam en Eva lustig door het paradijs rondhuppelen in bloed-eigen costuum, men ziet Cleopatra, de nog altijd aantrekkelijke, huwen met Koning AlexanderMen ziet zoveel, zo overstelpend veel! Is het wonder dat elke recht geaarde Bruggenaar intens geniet van een feest zo groot „als tot die tijd toe nog nooit een stad had gezien?" Karei do Stoute, de erfgenaam van de machtige Bourgondiër Philips de Goede, gaat trouwen, en wel voor de derde maal. Eindelijk zou hij de bruid krijgen die hij. Karei de Heetgebakerde, zichzelf had gewenst. Het was Margarctha van York, zuster van de Engelse Koning. Afgezien van het feit dat hij haar be geerde, kwam zij ooit In zijn kraam te pas, want nu zou iuj Engelands steun kunnen verwerven, tegen de sluwe Lodcwijk XI, Koning van Frankrijk, die maar niet ver kroppen kon, dat zijn leenman zo machtig was geworden. Toen de bruid zijn paleis naderde, deed Karei een tukje, op vele dingen voorbereid. Van slapen zou de eerste nachten niet, veel komen. Hij zou een feest geven dat dagen zou duren, daarbij zou hij zoveel schittering, praal en pracht ten toon spreiden dat de grote wereid er nog jaren over zou spreken. Hij een leenman? Was hij niet veel machtiger dan zijn verre verwant, dc karak terloze Franse Koning? Te-dam te-dam te-damrrrram-rrrram-rram. Het middagmaal is geëindigd. In een waarlijk groot scheepse optocht begeven de gasten zich naar de markt, waar reeds op de eerste dag een tournooi zal worden gehouden. Dit zal worden geleid door Antoon, de oudere broer van Karei, die in de Historie bekend staat als de „grote bastaard", doch ondanks zijn „onzuiver bloed" ridder is geworden van het Gulden Vlies. Een edelvrouwe verlangde van hem, die haar eens uit groot gciaar had gered, dat hij, om der wille van zijn liefde voor haar, drie grote werken zou doen: Honderd en één lans zelf breken of tegen zich laten breken, honderd en één zwaardhouwen zelf geven of tegen zich laten uit voeren, een gouden boom planten op de markt die hij zou moeten versieren met schilden van dapperen. De grote bastaard bez.at waarlijk moed. Hjj was bereid om elke dag te bewijzen dat hij in wezengeen bas taard was. Signalen weerklinken, luid worden trommels geroerd. Wapenkoningen rukken aan, en Adolf van Clove, die zich weldra zal moten met de grote bastaard, terwijl honderd en meer schone ogen toezien, laat zich in een draagstoel naar de kampplaats dragen. Paarden met blauwfluwelen dekkleden en zilver- en goudbeslag. Pages in de kleuren van hun heer. Adolf van Cleve stijgt uit zijn draagstoel, maakt na tuurlijk een galante buiging voor de dames, daarna voor zijn eigen wapenschild dat aan do in het strijdperk op gerichte gulden boom hangt. Adolf van Cleve. die dc rol op zich heeft genomen een oud man te zijn. krijgt van de dames verlof nog eenmaal te jousteren. Men trekt hem zijn harnas aan en dan is het wachten op de grote bastaard. Een vreemd geval komt naar de kampplaats rollen. Het is een soort tent van wit en geel damast. Er boven wappert een banier die gestoken is in een grote gouden appel. Een groene rand is om de tent en het fries is violet damast, met goud bcstikt. Zes ridders WOORD VAN BEZINNING Misschien hebt u op Dins dag 2 Juni geheel of gedeel telijk. de kroningsdienst in de Westminster Abbey gevolgd Vooral achteraf rijzen onwille keurig vragen naar aanleiding van deze grootse, historische gebeur tenis. Waren de vele symbolische han delingen, de vele treffende woor den en gedachten van deze dienst slechts spel, indrukwekkende tra ditie. ceremonie, zonder meer? Als dit niet zo was, meent U dan werkeliik, dat bijvoorbeeld de „zalving" Koningin Elizabeth II een kracht heeft geschonken, die zij tevoren niet had? Heeft die plechtige handeling als zodanig dat bewerkt? Vorm en inhoud, uiterlijk teken en innerlijke betekenis kunnen, theoretisch, inderdaad los van el kaar worden beschouwd In de praktijk zijn beiden ech ter steeds onlosmakelijk verbon den. Zo behóórt het althans Zon der deze organische verbinding is de vorm dood, terwijl omgekeerd de op zichzelf onzichtbare inhoud voor ons slechts in bepaalde woor den of handelingen tot uitdruk king kan worden gebracht Dit geldt reeds in het dagelijks leven. Kleding, tafelgewoonten. manier van spreken scheppen niet alleen een bepaalde sfeer, maar verraden ook de diepere achtergrond waar uit iemand leeft. Daarom is het beslist onjuist historische tradities en karakte ristieke gewoonten van een volk. of in een min of meer besloten gToep. als geheel bijkomstig te be schouwen. Een drinkglas vertoont nu een maal de kleur van de vloeistof waarmee het wordt gevuld Welis waar blijft de kwaliteit van een drank dezelfde, of deze nu in een stenen beker of in een kristallen kelk wordt geschonken Vrijwel niemand zal echter ongevoelig zijn voor de zorg. die mede aan het uiterlijk wordt besteed. Een geheel andere kwestie doet zich daarentegen voor, wanneer van bepaaLde gewoonten de In houd verdwenen is en slechts de ledige vorm overbleef. In zulke gevallen wordt veelal de uiterlijke plichtpleging met overdreven na- ZALF EN GEEST druk gehandhaafd. Daarmee tracht men. onbewust, de afwezigheid van de inhoud te camoufleren. De verschillende godsdiensten en kerken hebben talloze gangbare vormen en „heilige" handelingen. Het is volkomen begrijpelijk, dat een buitenstaander hierbij de schouders ophaalt. Dat behoeft zéker niet uit on verschilligheid te gebeuren. Het is ontegenzeggelijk voor tal lozen een .vreemde" wereld: uit wendig. voorzover een godsdienst of kerk in het openbaar tevoor schijn treedt, maar vooral inwen dig: het :n elkaar sluitend geheel van gedachten en voorstellingen Wie hieraan, als de ongeduldige bezoeker van een muséum, met een vluchtige blik voorbijgaat, zal hoogstens zeggen: „merkwaardig, hoosst interessant!" Wie echter de moeite neemt zich nader rekenschap te geven, komt waarschijnlijk tot de vraag: Wat schuilt achter deze voor mij onbegrijpelijke woorden en plech tigheden? Hebben zij. in deze tild, nog reele betekenis? Woorden ziin vrij goedkoop Wat doen zij eigen lijk? Plechtigheden zijn, op het moment dat zij plaats vinden, in drukwekkend en „onvergetelijk" Wat blijft er van over, wanneer het kleurrijke tafereel voorbij ls?" Persoonlijk móet ik bekennen, dat de kronlngsdienst ln de West minster Abbey voor irtij niet slechts een symbolisch gebeuren is geworden Telkens brak de vorm open De Inhoud werd mij als een niet te ontvreemden bezit meege geven. Hierbij mopt ik vooral terugden ken aan het moment van de zal- vin. waarbij het langdurige en aanhoudende gebed, om de nc- derdaLne van de Heilige Geest de „technische" symbolische han deling overheerste. Plotsehne werd het mij duide lijk: niet de ceremonie roept de kracht van God waarover geen enkel mens. zelfs geen Koning of aartsbisschop, te beschikken heeft, te voorschijn. Veeleer omgekeerd" De Helllee Geest zoekt in deze wereld, bij Koningin Elizabeth II in haar staatsiegewaad, maar ook bij een onbekende, vergeten bedelaar, bij U en bij mij. d a g e 1 ij k s een vorm om waarneembaar te worden P. L. SCHOONHEIM. Predokant Bijzonder Kerkewerk Hervormde Gemeente te Leiden. Hoge Rijndijk 14a. flankeren de rollende tent en twee pages Paarden met paar6fluwelen dekkleden, wit omzoomd, gouden knop- j<en, waaraan zilveren belletjes hangen. Die belletjes lui den zo fijn, doch worden weldra overschald door herau ten en trompetters. Deze heerlijke poppenkast nadert het kampvcld. Op eenmaal rijdt de grote bastaard eruit, in volle wapen rusting! Zijn ogen blinken en zijn houding is fier! Groen ls zijn schild, de kleur van de nieuwe liefde De zandloper wordt omgedraaid. Tijdens de duur van het gevecht zal een brave poortersvrouw zes eieren kun nen koken, achtereenvolgens. Een trompetsignaal! I'aarden spitsen dc oren, de strijd begint. De grote bastaard valt aan! Hijgende paarden, roekeloze, koene ridders, bewogen harten van edelvrouwen, fonkelende ogen van edellieden, vol ontzag toeziende poorters op een afstand. In ademloze spanning kjjkt men toe. De twee ridders geven elkaar eerst geen kamp, doch eindelijk blijkt hij die strijdt uit zijn complex de sterkste: de „grote bastaard" overwint! SPOEDIG daarna ls de tournooidag geëindigd, doch de tournooinacht komt nog. Weldra komt het feestmaal met zijn vele entremets. Dertig schepen, geschilderd in blauw en goud. doen dienst als vleesschotels, elk schip draagt een naam van een der gebieden van de hertog Scheepskabels verguld met zuiver goud. de bootjes gcpavoiseerd met de kleuren van des hertogs landen, zo „varen" ze de feestzaal in. be geleid door snoezige kruidenscheepjes. Naast ieder schip torent weldra een reusachtige pastei, een der glorierijke steden van de Hoer voorstellend. Terwijl de gasten smullen van de heerlijke gerechten komt een eenhoorn, zo groot als een paard, bij het licht van kaarsen binnenwandelen. Op zijn rug een luipaard, die in de linkerklauw de vlag van Engeland heeft en in de rechter een margriet. Als hij voor de hertog staat neemt een hofmaarschalk de margriet en reikt die in naam van de geduchte luipaard aan hem over. Na de luipaard met de margriet (margareta is: zuivere parelt komt een vrouwelijke dwerg de zaal in rijden, gezeten op een enorme leeuw, die een lied zingt, daarbij zijn kaken heel natuurlijk bewegend. Na dit dwergje een Saraceen. gezeten op een dromeda ris. De zonderling uitgedoste man werpt vogels van de zeldzaamste kleuren uit twee manden die hij bij zich draagt, door de zaal. En na deze vogelvlucht is het drie uur in de morgen geworden. Men gaat eindelijk naar bed. in het heerlijke besef dat dit nog maar het begin is. en dat de grootste schittering, hej meeste pleizier nog zal komen Elke dag zal haar nieuw gewaad dragen. Niet alleen de hertogelijke familie, maar ook de gewone ridder die zich het enigszins kan permitteren, zal elke dag een nieuw feestkleed dragen. En met hen hun dienaren" Hoe zal daarenboven nog de liefde de kleuren mengen! Is het niet schoon zich te bewegen in de kleur die bij „Haar" past? Men voelt dan toch haar sfeer, en zó, wandelende in haar, wordt het strijden vóór haar toch een lust" Ja, de Bruggenaren zouden iets beleven, dat de wereld tot die tijd nog niet had gezien. In de roes van de feest vreugde vergat men zelfs voor een ogenblik wie het betalen zou! Er was ook zóveel te beleven en te zien! Op een der avonden zit de grote bastaard alleen. Hij heeft een trap van een paard gehad en kan daardoor moeilijk lopen. Zittend alleen, met het feestgedruis op de achtergrond komt er een eigenaardige weemoed in hem en ongerustheid. Wat moet hij als hij aan dit alles niet meer mee kan doen? Wat moet hij als hij niet meer in staat is te bewijzen dat er werkelijk „blauw bloed" ln zijn aderen stroomt? Wat nu. begint hij. ouder geworden, opeens te verlangen naar zijn moeder? Hij is de zoon van Philips van Bourgrondie! Wie hem durft te kwetsen kan hem krijgen! Elke dag, ieder uur, gezond of ziek! Hij wil wel vechtend ten onder gaan! Hoor het feestgedruis eens! Op de laatste dag zal hij zich in zijn draagstoel voor de dames laten dragen. Dan zullen al deze schone edel vrouwen hèm bejubelen! BRUILOFT in Brugge in den jare 1468. Het duurde negen dagen. En op de negende dag werden er dingen in Brugge vertoond die aan het wonderbaarlijke grensden! Zo werd er een reusachtige walvis binnengebracht door reuzen, die zijn staart, zijn vinnen, zelfs zijn ogen !:on bewegen! En toen het dier voor de hertog kwam, opende het zijn muil. Uit die muil sprongen heel luchtig twee wonderschone sirenen, die een lied zongen. En daarna dansten zij met zeeridders die ook uit de muil van het grote monster waren gewipt. Eindelijk dreven de reuzen de sirenen èn de ridders weer de muil van het monster in. En Karei de Stoute, die zich met geweldige pracht cn praal de laatste dag in het strijdperk had vertoond, zijn schild behangen met Rijnlandse guldens, zat nu met een kinderlijk tevreden glimlach op het gelaat naast zijn bekoorlijke Margriet, die gesmeekt had. dat hij zich toch niet in gevaar zou begeven. De stemming was zó uitbundig dat niemand voor een ogenblik aan de sluwe Lodewijk XI dacht, die zijn gewetenloze plannen smeedde achter de horizon en munt zou slaan uit dit absurde feest. Als de poorters eindelijk ontwaakt waren uit hnn roes, zou hij hun aanzeggen wie het gelag had betaald REIN BROUWER. Ds Geursen schrijft: Er verschij'nen gedurende het laatste halijaar in een aantal Nederlandse bladen berichten over het lot van Nederlandseemigranten in Australië die beslist aanvulling en correctie behoeven. Voor mij ligt een artikel uit „De Jonge Kerk" en een aantal interviews, afgenomen door een aan „De Spiegel" verbonden journalist. Het lijkt mij toe, dat bij deze berichten de accenten niet geheel juist zijn geplaatst. Ik herinner mij nog heel goed hoe vijf, zes jaar geleden Nederlandse bladen brieven publiceerden van onze mannen, militairen zowel als burgers, in Indo nesië. De lezers van zo'n blad konden zich dan „een oordeel vormen" over de situatie door berichten van mensen die een en ander nu eens met eigen ogen hadden gezien. Het kon toen alreeds duidelijk worden hoe gevaarlijk zo'n subjectief oordeel voor de vorming van de openbare mening kon zijn. Enigermate hetzelfde gebeurt nu t.a.v. Australië. Weliswaar vermeldt „De Spiegel" een en andermaal, dat ze ook beschikt over een aantal gunstiger berichten van emigranten, maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken, dat deze berichtgeving haar evenwicht, haar objectiviteit heeft verloren. Het lijkt mij toe dat het hier nog al eens halve waarheden betreft en U weet, een halve waarheid is erger dan een hele leugen. Niet zo heel lang geleden verschenen er. naar mijn per soonlijke overtuiging, teveel rooskleurige berichten over Australië ln de Nederlandse pers. Wij herinneren ons idyllische plaatjes met bloemrijke onderschriften als: „Hier zit Jan Emigrant voor de bun galow, die hij met eigen handen bouwde. Een resultaat bereikt na één jaar hard werken". Meermalen heb ik toen gemeend tegen dit te grote optimisme en tegen een hou ding van „Dóar gaan we nu samen eens verrukkelijk pio nieren" te waarschuwen. Dat b.v. „de Spiegel" zich nu ook hier tegen keert is zeker te waarderen. Wel is waar dat meer dan één emlgfantengezin diep teleurgesteld naar het vaderland moet terugkeren wel stonden gedurende de laatste maanden van 1952 vele emi granten ln de rij voor het arbeidsbureau, en kregen ze minder dan een kwart van het minimum weekloon van de arbeider als steun, maar toch hebben honderden land genoten hun werkkring behouden of kans gezien op een redelijke wijze aan de kost te komen. Het is ook stellig waar dat mensen die met ziekte te kampen hebben, prac- tisch geen kans zien het hoofd boven water te houden. Vele malen kom ik thuis, diep onder de indruk van alle zorgen cn leed die ik in emigrantengezinnen heb gezien. Maar heel dikwijls is de mislukking van een emigrant te wijten aan eigen schuld, of aan het gemis van die spe cifieke instelling, die een emigrant nu eenmaal behoeft. TWEE VOORBEELDEN Laat Ik U de omstandigheden mogen vertellen van twee gezinnen die Ik de laatste tyd heb zien thuisvaren. Gezin A. De vader voorzag in het onderhoud van zijn gezin door te timmeren. Ik formuleer het met opzet zo, want ln Nederland was hij ambtenaar geweest. Hij had evenwel een paar flinke handen aan zijn lijf. verdiende een beste boterham en had kans gezien, voor zijn gezin in twee Jaar tijd een keurig huis te bouwen. Bijna alle arbeid door hemzelf, de financiën waren ter beschikking gesteld door een z.g. building sociëty. Psychisch miste hü echter alle eigenschappen, die een emigrant nodig heeft om te kunnen slagen. Zijn kennis van de Engelse taai was beneden dc meest minimale eisen. Als een Australische werkgever of zelfs een Neder landse aannemer hem opmerkzaam maakte op aperte komen te verdienen. Hij was een goed vakman, had de durf om iets aan te pakken en zou zeker, materieel ge sproken een uitstekende toekomst tegemoet zijn gegaan. Ziin kennis van de Engelse taal was evenwel nihil. Zelfs opschriften op verkeersborden kon hij niet vertalen Hij vermocht niet de Australiër waarmee hij in aanraking ku am. te verstaan. Hij verstond diens taal niet en kon en wilde die ander niet accepteren in zijn anders-zijn. De conflicten bleven dan ook niet uit. Moeilijkheden met de mensen ln wier huis hij woonde waren mede oorzaak van zijn terugkeer naar het vaderland. Het komt natuurlijk voor dat mensen te worstelen heb- bpn met tegenslag buiten hun schuld. En ik heb diep re spect voor diegenen die dan tóch vol weten te houden. In zeer veel gevallen echter hadden die mensen, die naar Nederland teruggekeerd zijn, nimmer aan hun emigratie moeten beginnen. Van regeringszijde en van andere zijde is er tot uit den treure op gewezen, dat elke emigratie grote moeilijk heden met zich meebrengt. Ik word voortdurend op de hoogte gehouden over wat de regering hierover publi ceert en dit is uitstekend. Het is beslist niet waar dat ambtenaren van de Ncd. regering thuis cn hier in dit land op onverantwoordelijke wijze zouden omgaan met 't geluk van de aan hun zorgen toevertrouwde landgenoten. Het is mij van zeer nabij bekend dat er door hen veel en goca werk in het belang van onze mensen wordt verzet. Waardoor mislukt een aantal emigranten? In de eerste plaats door gemis aan kennis van de Engelse taal. Wie de taal spreekt, wordt in zeer veel gevallen ge waardeerd cn maakt zich gemakkelijk vrienden. Verder Halve waarheid erger dan hele leugen fouten, nam hü rin de tijd van ruime werkgelegenheid i zün gereedschapskist op cn verliet het karwei. Z n bu ien ja de hele straat, hebbben zich ingespannen het gezin te helpen, toen de tijden moeilijker werden. Je werd er klein van als je het meemaakte Hij was zelf. cn later ook zyn vrouw toen zc geen weerstand meer kon bieden, in voortdurend verzet tegen zün Australische om geving. Uiteindelük is het nog een Australische bank- manager geweest, die de thuisreis van het gezin heeft ge financierd cn zeer onzelfzuchtig de zaak heeft afgewik keld. Ik houd mün hart vast over wat deze man. thuis, over Australië zal vertellen! Gezin B. De man is fotograaf cn zag kans na het eerste voor hem zeer moeilükc jaar, een meer dan redelijk in is er alles aan gelegen hoe men zijn Australische omge ving te gemoet treedt. Zeker, de Australische zakenman kan hard zijn en pro beert vaak voordcel te trekken van de economisch zwakke positie van de emigrant. Maar ik heb in de twee jaren van mün ambtswerk hier een groot aantal Hollandse ge zinnen ontmoet dat op do been was geholpen door een Austialiër. die begrip had voor de moeilijkheden van zo'n gezin. Verder houdt de Australiër van zijn „pub" (kroeg» hij is verzot op wedden bü de honden en paardenrennen. Maar aan de andere kant zijn er heel wat weldenkende mensen die de enorme gevaren hiervan inzien. Die Ne derlander. die rustig en beslist zijn eigen weg gaat, zal hierom zeker niet minder waardering oogsten. GRONDIGE VAKKENNIS DE TWEEDE EIS Is de emigrant welkom in Australië? De Italianen en de Hongaren die de taal niet willen spreken, zich vei eni gen in vrij streng gesloten gemeenschappen, zijn niet populair En de Engelsen, die hier nogal eens met een tikje meerderwaardigheidsgevoel rondwandel*^ evenmin. Maar w anneer Nederlanders zich weten te geven wan neer ze hun vak grondig verstaan, hebben ze stellig een zeer goede kans. Niemand mag ook vergeten, dal hij hier in een zeer jong land komt, dat in veel opzichten nog volkomen aan het begin van zijn ontwikkeling staat. Duizenden Australiërs pionieren zelf in omstandigheden die wij in Nederland „niet menswaardig" zouden noemen. De wildernis wordt op vele plaatsen opengelegd en daar werken mensen met onvoldoende sociale en medische zorg. Er zijn gezinnen die inderdaad in met plaatijzer toegedekte schuren wonen. Zo is ook het lot van mensen die lange tijd in een emigranten kamp moeten wonen, ongelofelijk zwaar. Australië heeft twee dingen brood nodig: Een veel betere sociale verzorging en een groots nationaal plan voor woningbouw. Ik ben er echter zeker van. dat deze dingen er zullen komen, mede door de werkkracht, de ondernemingszin cn het aanpassings vermogen van de emigranten. Ik geloof in de lockomst van Australië. En de emigranten kunnen tot die toekomst een grote bijdrage leveren. Dit wordt door zeer veel mensen hier begrepen Dat er op het gebied van de politieke strijd en in tijden van depressie door de vak verenigingen wel eens allerlei onverantwoorde kreten worden geslaakt en de schuld wordt geschoven op de emierant is waar. Maar hoort men in ons eigen lieve landje ook niet tal van onverantwoorde klanken? VIER ERNSTIGE RAADGEVINGEN Het wordt tüd dat ik tot mijn conclusies kom. 1. Elke jonge kerel die Engels kent en zün vak grondig verstaat, kan hier een goed bestaan opbouwen. Boven dien moet hjj tegen de eenzaamheid kunnen of in staat zijn zich te geven in een andersoortige omgeving. Als een jong getrouwd stel naar Australië komt, zullen ze beiden bereid moeten zjjn om te werken. De om standigheden zullen hen dwingen tot sparen en ze zullen zelf zich door verzekeringen moeten dekken tegen veel risico's. 2. Een gezin met kinderen, die allen nog afhankelijk 7|j" alleen van de arbeid van vader, heeft hier practisch geen kans van slagen. Geen huisvesting, geen mogelijkheid tot sparen of zich verzekeren. De lonen en prijzen liggen in ongelijke verhouding. 3. Een gezin waarvan meerdere leden aan het werk kunnen heeft weer betere kansen, mits dit gezin in ge- geestelijk en moreel opzicht een eenheid is. 4. Mensen zonder de vaste wil tot dienen, tot het luiste ren naar anders-geaarde medemensen, zullen nergens ter wereld slagen. Ook in Australië niet. Waar mensen zichzelf losmaken van de troost van Gods Woord en zich menen te moeten „bevrijden" van het gebod Gods. dat hccnwjjst naar Hem en de naaste, daar worden de onvrede en de zelfzucht geboren, die elke menselijke verhouding verstoren. Dit laatste (e er staan Is van doorslaggevend belang voor elke emigratie. M. W. J. GEURSEN. Emlgratieprcdikant, Melbourne.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1953 | | pagina 5