Zoon trouwde zijn moeder VOGELPOST EENS GEBEURDE HET IN WARMOND: „De witte vrouwe van de Kaag" W EKELIJKS BIJVOEGSEL van het LEIDSCII DAGBLAD - ZATERDAG 16 MEI 1953 Pagina 2 BEWOGEN LEVEN (XX) WAT ZEILERS ZIEN: Hoè fel was de harteklop der mensen eeuwen en eeuwen geleden! In Warmond heeft een Koninaskind zijn tweede moeder getrouwd, doch een beeldschone Angel saksische prinses, de eerst voor hem bestemde bruid, kwam met een vloot naar deze landen, om haar bruidegom te tuchtigen. Zij kwam van verre en zou tot het eind van de wereld willen gaan, indien ze daarmee zichzelf kon genezen van de haar zo wreed toegebrachte wonde. Zij was immers jong en schoon. Een mens had haar trouw gezworen en zou zij zich nu opzij laten schuiven door een véél oudere vrouw? Laat ons deze bewogen geschiedenis van zoveel geleden rustig verhalen In de 6e eeuw na Christus, toen het West-Romeinse Rijk gevallen was en een nieuw volk - de Franken - drei gend kwam opzetten om «Ie bewoners van de Noordzee kust opnieuw hun vrijheid te ontnemen, had de gebeur tenis plaats. Langs de Oude Rijn. vroeger een veel machtiger stroom dan tegenwoordig, woonden in die dagen de Warnen. Zij leefden hoofdzakelijk van veeteelt en trachtten zoveel mogelijk vrede te houden in hun eigen gebied. In het begin van de zesde eeuw na Christus was een zekere Hermegiskel, Koning der Warnen. en hij spande zich zeer in om zijn inmiddels tot aanzien gekomen volk goede betrekkingen te bezorgen met de naburige volke ren. Zo trad hij. op tamelijk hoge leeftijd, voor de tweede maal in het huwelijk, nu met een Frankische prinses. Theudechilde, om zodoende het gevaar van het Zuiden te bezweren. De zonen van de eens zo machtige Clovis zouden hem toch niet aanvallen, nu hij zich met een nicht van hen in de echt had laten verbinden? Hermegiskel had een zoon, die luisterde naar de wat vreemde naam van Radlgis Vóórdat de vader voor de tweede maal huwde, had hij zijn zoon verloofd aan een Angelsaksische prinses, zodat hij zich ook naar het Westen veilig waande. Een eeuw voordien waren de Angelen en Saksen plun derend vanuit Duitsland naar de Westkust getrokken en hadden zich daar ingescheept voor Engeland. Voor Brittannle, dat is beter, want het eilandenrijk in de Noordzee werd toen in hoofdzaak bevolkt door de Keltische Britten. De Angelen en Saksen waren plunde rend naar de kusten getrokken en in de tijd van Herme giskel leefden er nog honderden verhalen, die betrekking hadden op dit toch alleszins grootse gebeuren. Als het winter was, en de mensen, in het duister van de avond, bij het knappende houtvuur zaten, wer den deze verhalen verteld door de oudste inwoners. Hun grootvaders hadden Immers het kamp gekend, eens op gericht door de Saksers, op de plaats waar wij heden nog Saiklsenhclm vinden, dat is dus het heem der Saksers. Hun grootvaders vertelden met vuur en overtuiging, soms ook met angst in hun stem. Er waren zoveel voorbij ge trokken en datzelfde volk moest nu in de eilanden over zee heel machtig zijn. Hermegiskel had zijn zoon de hand bezorgd van een Angelsaksische prinses, en daarmee, naar zijn mening, een goede daad verricht. De prinses was schoon en fier en als zij eenmaal in deze landen zou zijn, zou zij macht Hermegiskel werd oud. De schoonheid van de prinses van overzee Interesseerde hem niet meer. HIJ had haar trouwens nog nooit gezien. Wat hem wèl interesseerde was, dat de macht der Franken voortdurende groeide. En wat hem bepaald beklemde was het weten, dat hij spoedig sterven zou Had hij goed gedaan? Zou er na zijn dood geen vreselijke strijd ontbranden tussen zijn schoon dochter en zijn vrouw? Als Theudechilde geen macht meer hield, zouden de Franken zich gaan mengen in de regering van zijn zoon. Als Theudechilde verdron gen zou worden, zouden de Franken komen en dan zou het met zijn koninkrijk gedaan zijn! Had hij te hoog gespeeld voor zijn klein koninkrijk? maakt. Hij zond de getrouwen van zijn zuster achter de Koning aan, die hem dood of levend tot hem zouden moeten brengen. Vreselijk was de aanvoerder in zijn toorn. Schrik en ontsteltenis spreidde hij allerwegen. Doch zij, die de koning vervolgden, kenden het verlangen van de ver stoten bruid. Niet dood, doch levend zouden zij haar de koning geven, opdat zij zich wreken kon. In een bijna ondoordringbaar woud. waarin Radigis zich verscholen had, uit angst voor de wraak van de zo grepen zij hem. En ze leidden hem naar i ziende komen, voelde plotseling leven in zo lang bevroren was geweest. Zij zag dat en met angst in het hart naderkwam. Ze liet hem naderen tot aan haar voet. Daarna was haar oog op hem en haar stem zong iets, dat hij niet verstond. Maar het was hem alsof er een lente wind speels om hem stoeide en hem opwekte tot nieuw leven. Toen hij van een harer getrouwen begreep, dat ze hem gevraagd had naar de reden van zijn trouwbreuk, boog hij de knie voor haar en zag haar aan. En toen hij haar aanzag, begreep hij dat het dom is en dwaas met mensen te spelen die men nooit heeft gezien. Nu speelde ze met hem, doch haar spel was anders, dan hij het verwacht had. Was dit de vrouw voor wie elk van zijn onderdanen sidderde? Radlgis knielde voor z^n verstoten bruid en zei haar dat zijn berouw nu groter was dan eens zijn angst. Zijn vader had gemeend, een wijs besluit te nemen, ln het belang van zijn volk. En hij, zo zelde hij, was nu ln staat te begrijpen, hoe onwijs het was geweest. „Zijt gij bereid, Uw woord gestand te doen?" „Spreek niet van bereidheid, vrouwe, doch van een groot verlangen!" Toen hy was opgestaan, zag hij haar aan. Waakte hQ of droomde hy? Was de nachtmerrie weg en was zy daar- voor In de plaats gekomen? In haar ogen las hij dat bjj genade had gevonden. De diepste beleving zou echter nog komen. Weldra zou Radigis, de zoon van Hermegiskel, ervaren wat het zeggen wil te sneuvelen voor zijn geliefde. Want vanzelfsprekend waren de Franken razend toen Theudechilde naar haar vaderland werd teruggezonden Welke, roekeloze had de moed hun stam zo te beledigen' Was zij geen vorstendochter, die haar hand geschonken had aan een koning der Warnen? Aan de vader, en daarna aan haar stiefzoon' Hadden deze Warnen'niet geleefd, niet hun geluk gevonden in de schaduw van de zon hunner macht? Zij rukten aan en zy doodden allen die met Radigis hun tegemoet waren gesneld. Zy doodden ook de koning, die echter, met blinkende ogen, vechtend met al zijn kracht, tot de eindstreep van zyn leven ging. En zelfs boven die eindstreep was nog haar stralende glimlach! Zeilers, die op een bladstille zomeravond zachtkcns dryven op de Kaag, en het verhaal van Radlgis kennen, zien, als de zon juist is ondergegaan en nevels zich gele- gerd hebben over het water, een witte vrouw op de welde staan, die Ugt tegen de zoom van het bos van Warmond, Het ls de Angelsaksische, die, wanneer do duisternis daalt, gaat zoeken naar haar bruidegom. zy schenkt de mensen geluk, die haar kunnen zien <9CSc?<§oSoK®o§cfcge§ Van aangezicht tot aangezicht met de dood gaf hij het antwoord: Ja. Toen werd het hem bang te moede. In de laatste dagen zyns levens wilde hy nog zijn koninkryk redden. De Franken zouden het machtigst worden. Hij zag ze zegevierend oprukken naar alle windstreken. Hij zag zijn schoondochter staan, met fier opgericht hoofd, trots op haar afstamming, vol vertrouwen in de macht van over zee Overzee, het was zo ver. Zij tartte de Franken door elke handeling en Theudechlde kon het kwaad niet keren, zy had immers geen macht meer Toen hy voelde, dat de dood weldra zou komen riep hij de Rijksgroten bijeen en overtuigde hen. zo zwak als hij was, dat Ragidis zijn tweede moeder zou moeten huwen, kort na zyn dood. Dezen nu gaven hem hun woord, en Hermegiskel stierf. En er ging een gerucht door de lage landen dat Radigis, de zoon van Hermegiskel zijn tweede moeder tot gemalin genomen had. Het gerucht kreeg vleugels en het verhief zich tot boven de bossen en neder zettingen. Daar werd het op eenmaal een macht die vloeide naar alle kanten, weer gestalte kreeg, daar waar het een mens bereikte. In Brlttannië liep een jonge vrouw In de zon voor haar vaders huis. Haar lange blonde haren dansten op haar schouders, terwijl ze liep en haar gezicht straalde door jeugd en levenslust In haar blauwe ogen weerspiegelde de hemel, haar golvende haren deden aan wolken den ken, zuivere wolken op een klaarlichte dag. En zouden de heidense godinnen schoner geweest zijn van leest dan zy? Plotseling blijft ze staan, zoals een nerveus jong paard, dat schrikt van een warrelend blad. Het gerucht is bij haar gekomen. Het spreekt tot haar uit de mond van een man. Zy wordt tot in het diepst van haar ziel aan geraakt door dit gerucht. Schaduwen vallen plotseling om haar. doodsbleek wordt ze, en haar mond, die zoéven nog argeloos glimlachte, is plotseling hard. Uit haar ge zicht verdwijnt de zon en een verlatenheid trilt erom, die zichtbaar is voor ieder. Nu had zy gedacht weldra de zyne te zyn, de schoonste dromen had ze gedroomd, en daar viel opeens alles ln duigen. Hy was gehuwd met de vrouw van zyn vader! Hy had h*Ar weggeworpen, die jong was en mooi, en dc vrouw genomen, die eens van zyn vader was geweest. Maar schreeuwde dat niet om wraak? Was dit geen zaak die het ganse volk aanging? Een volk kon toch niet met ere leven als men zyn koningshuis, haar, zo grof had beledigd! Zy zou de mannen weten te vinden die bereid waren liun leven op het spel te zetten om haar te wreken. En de genoegdoening hierover zou ze alleen maar smaken als zc hem, Radigis, levend In handen zou hebben. Als hy voor haar stond, of lag, terwijl zyn leven van haar afhing! Op een dag kwam er een vloot in zicht. Die koerste regelrecht naar de mond van de Rijn. Met schrik in het hart zagen de bewoners van de kuststreek de schepen komen. Bol waren de zeilen en bars. Daar naderde het gevaar'. De Angelsaksische vloot kwam. De tyding vloog langs do boorden van de Oude Ryn! De Angelsakscn landden. Aan het hoofd van de landingsmacht stond haar broer. Snel rukte hij land-inwaarts en hij versloeg de Warnen nog vóór zij zich geheel tot de strijd gereed hadden ge Reizen DE VACANTIES dagen, de op roepen tot goedkope reizen zyn niet van de lucht Niet te tellen prospecti fladderen op onze schrijftafel, plaatjes van bergen, bossen en meren verwarren geest en zinnen. Goedkoop, goedkoper, nóg goed koper! Groepsreizen, individuele reizen, reizen voor de voetganger, voor de bergbeklimmer, voor de energie- keling en de luiaard. De opstand der horden: iedereen, die maar een beetje méns wil heten, móet reizen, zil reizen. De liefiykste dorpen worden over stroomd, bergtreintjes vervoeren Jan en alleman naar de hoogste toppen en de zaligste uitzichten: overal gejuich en plezier, overal stomverbaasde berggeiten, geplukte gentianen en leeggedronken glazen Apfelsaft. TELKENS worden nieuwe para- dys-dorpjes ontdekt, vruchten van de intensieve speurtochten der onvermoeide reisleiders. Overvolle treinen en bussen razen erheen. Plaatsen, waar je vroeger slechts moeizaam, met kramp ln de spieren, met longen vol berglucht en een overgezonde dosis slaap, arriveerde, worden nu in bliksemtempo be reikt. zonder dat je er een spat voor hoeft te doen. Alles is volgens program keurig uitgestippeld, de reisleiders staan voor iedereen joviaal en glunderend klaar. Je stapt maar in, je stapt maar uit en het wildste berglandschap ontsluit zich, nadat Je van de ene stoel in de andere bent overgestapt. WAAROM inspanning, als Mies op een presenteerblad wordt geboden? Waarom nog kaarten naplussen, alle duizend-en-een besognes doen, voordat er een behoorlijk plan-de- campagne is uitgeknobeld, om een stimulerende bergvacantie te orga- nisen, als anderen dat precies voor je klaarstomen? Ach arme: ge weet niet wót een heeriykheid het was uren te wan delen en van de ene verrassing in de andere te vallen, omdat het alles onbekend en dikwyls nog onbetre den terrein was: de eenzame pas.de onbekende bprg, het onberoerde bos, het gevaarlijke pad langs de on- meteiyke afgrond en de wondere blik op de gletcher, waar ge alléén NU ZIET het er overal van de poppetjes, gehuld in de nieuwste bergkledy. Die zijn daar neergedwarreld zon der een been te verzetten, zonder dat ze weten, hoe na een urenlange beklimming 't eenvoudigste lunch pakket heerlijker kan smaken dan de schitterendste feestmaaltyd, maar die alleen smadelijk zeg gen „Hé, die lui van het andere hotel kregen er nog een gekookt eitje by en wy niet. Das toch érg". De bergen lachen er een beetje om! Ze weten, dat het straks gelukkig weer stil zal zyn, dat ze elkaar dan als vanouds rustig kunnen toespre ken, als al die lawaaiige, zwarte poppetjes weer in de eigen haard steden zitten en dat de wind dan allang de weggeworpen schillen en dozen heeft weggeblazen. Dan zyn ze opnieuw onder elkaar en vinden dat "t beste. MAAR! tóch, maar tóchI Steelsgewys blader ik telkens weer in die verleideiyke pros pecti. 't Is zo" gemakkeiyk en comfor tabel in deze tyd van tijdnood Het hele reisplan klaargestoomd, en alle verantwoording voor een ander; „er zit wat ln". nu er tóch al zoveel door anderen voor ande ren geregeld wordt. En dan die minimale pryzen, waar tóch nog een klein winstje aan vast zit. Ik kan 't er zélf niet voor doen: waarom dat de ander niet ge gund? Het zal een héle toer zyn voor de verleiding niet te beawyken Misschien spring ik op 't laatste ogenblik tóch in de bus: je kunt 't van jezelf nooit weten. Al ls 't ook lang niet zo avontuurlijk meer als vroeger, toen een bergvacantie bloed, zweet en somstranen kostte, vóór dat zy goed beëindigd was IK ZAL nog éven kyken op pagina „honderd en zoveel" van die laatst binnengekomen vacantie- reisgids: een zo-geheten „naast de deur"-reis naar Noord-Afrika. Wit een stunt en ook al voor een prik FANTASIO. 4öe>jOSOg>ioSoe>JDSOg>££oe>-fc'9Pê>joiög>lc<g©S>^ REIN BROUWER MALLE GEVALLEN In India ging een trouwpartij niet door niet door. Maar daér was het huwe lijksfeest al in volle gang. Er werd Er werd feest gevierd en iedereen was in de beste stemming Blijkbaar had het paar ook niet zo erg best over het huwelijk nagedacht, want op een bepaald ogenblik kwam de politie en deze maakte een abrupt einde aan alle feestgedoe. De reden van het op- treden van de politie was, dat bruid en bruidegom de minimum leeftijd waarop men in India huwen mag, nog niet hadden bereikt! De vrouw moet minstens veertien en de man ten minste achttien jaar zijn. Dót waren ze nog niet. Nog lang niet, mogen wij wel zeggen, Zy was namelyk negen maanden en hy twaalf maanden En ze waren verschnkkeiyk kwaad op de politie, de oudersI Die hadden kort na de geboorte van de kinderen al besloten, dat ze met elkaar zouden trouwen. En waarom zouden ze dan zo lang wachten? vroegen ze Wy spraken over trouwen en wat daar zo aan vast zit. Een van de dingen, die meestal by een huweiyk worden gebruikt, is de trouwring. Ook déir kan wat aan vast zitten. Dat heeft mevrouw Calvin Yost in de Ameri kaanse stad Tulsa in Oklahama on langs ondervonden. Zy stond in een goederenlift., die m een gebouw naar beneden zakte. Doze lift had geen bo venkant: mevrouw Yost was wat voor zichtig. Ze maakte wat bewegingen met haar hand en opeens raakte haar trouwring vast in een veilig- heldsgrendel ln de muur van de lift- koker. En de nng zat zo stevig be kneld in de grendel, dat die mevrouw heel rustig eraan bleef hangen, ter wijl de lift haar weg naar beneden vervolgde! Mevrouw Yost begon na- tuurlyk luidkeels te schreeuwen en weldra kwam de lift weer naar boven. En toen ze de veilige bodem van de lift weer onder haar voeten voelde viel mevrouw Yost flauw1 Het volgende gaat over vroeg opstaan, iets dat in vele huwelijken nogal eens van die kleine wry vingen veroorzaakt. Of dat by de meneer van het hierna volgende ook zo ls weten we niet, maar wèl weten we, dat hy laatst om zeven uur in de ochtend op een Zon dag werd ojjgemerkt door een ij verigo politieagent, die voorby het kantoor van het hoofdbureau van de Britse kolenraad liep. De agent vroeg de man wat hy daar deed. „Ik ben aan het werk", was het antwoord, ,jk ben voorzitter van de kolenraad". De agent zei daarop: „Voorzitters van Kolenraden werken niet om zeven uur 's ochtends. Gaat u maar eens even met mü mee meneer!" In het. poli tiebureau ontdekte de agent, dat het inderdaad de voorzitter was van de Engelse Kolenraad Deze zei nog: „Ik houd er van, vroeg in de ochtend te werken".... Kijkjes in de Natuur MrjN VERZOEK aan de lezers kring om bericht over ruitenplk- kende vogels ls niet vergeefs ge weest. Verscheidene natuurvrienden hebben zich tot schryven gezet en my hun bevindingen gemeld, waarmee zy mij een dienst hebben bewezen, waarvoor ik op deze plaats vriendelijk dank zeg. Het lykt me nu zeer geschikt, uit de ontvangen correspondentie enkele bUzonderheden te nemen en even in het licht te plaatsen. Op deze wyze hebben, naar ik hoop, ook andere be langstellenden er iets aan. Mag ik dan voorrang verlenen aan een lezeres, die ondanks haar respec tabele leeftijd en een langdurig ziekbed, een onverminderde belangstelling heeft behouden voor wat er om haar heen in de natuur gebeurt en die boven dien haar waarnemingen in een uit stekende vorm weet mede te delen? Hulde! Niet alleen voor dat waarne men, maar vooral voor die belangstel ling en dat plezier ln de dingen om haar heen. Ik ben er van overtuigd (en nu spreek ik in het algemeen, dat de mens, die er in slaagt deze aandacht voor zyn omgeving in zichzelf wakker te houden, voor een oudpr worden van zyn geest niet behoeft te vrezen. De schrijfster vertelt, behalve over een ruitentikkende merel, ook van de zelfde vogel, die met haar hond speeit, d.w.z. kwetterend over de hond heen- vliegt. Mevrouw, ik geloof onvoorwaarde- ïyk, dat uw waarneming juist ls ge weest, maar zou dat zg. spelen niet eerder afweer zyn geweest en het geluid als alarm zyn bedoeld? En heeft de vogel dan ten slotte uw hond als ongevaariyk leren kennen voor hem zelf en voor het nest, waarin nu druk wordt gebroed? Het zijn maar een paar vragen van myn kant. Laat er eens een kat ln de buurt van de broedplaats komen, dan zult u zien, hoe die merel onmiddel- ïyk met z'n afweer en z'n alarm iplnk- pink-pink-pink!begint. Dat werd my althans meegedeeld door een tweede briefschryver. Alleen verbond hy er een eigen conclusie aan, die ik toch werkeiyk. met de beste wil van de wereld niet kan steunen. Want hij vertelt in zyn brief van een merel ieen gieteling zeggen we hieri. die, by het verschynen van een kat, moeder de vrouw gaat halen, of ook wel de hond des huizes. Ik hoop, dat de berichtgever het my niet kwalijk neemt, maar ik ben het, wat dat „hulp halen" betreft, niet met hem eens. Als een vogel zo'n combinatievermogen had, dat hy ver band kon leggen tussen de gevaarlijke kat enerzijds en de reddende hond of de mens (hm, vooral de lelieblanke mensi anderzyds, wat een denkend wezen zou hy dan wel zijn. Den zouden er nog meer merels in de wereld komen, dan er nu al zyn. veel te veelwant dan zouden ze heel wat slimmer door de moeilijkhe den komen, dan in werkelykheld het geval ls. NEE, IK GELOOF niet aan dat slimme overleg by zo'n vogel. Daar voor vertonen ze te veel staaltjes van hopeloze domheid ivan ons stand punt bezien!) of onnozelheid, waar door ze maar al te vaak hun nest of hun broed verspelen, of ook wel zelf verloren gaan. Laten we ln het dier een dier zien, een wezen met zeer beperkte moee- lykheden. Geen mens ln ieder geval! Wat die merel dan wél doet, als hy zo tekeer gaat bjj de nadering van een kat? Afweer! Alarm! Niet mét een bewuste bedoeling, maar als ge volg van een drang, van binnen uit. Hy moet tekeer gaan, hy kan het niet laten. Een derde schryver heeft het me wat moeliyk gemaakt. Hy heeft enige tyd geleden (er lag nog sneeuw) ge- zien. hoe een mees een andere soort genoot voerde. Die soortgenoot had bovendien maar één pootje. Er wordt me gevraagd, of dit een voorbeeld is van huwelykstrouw. Tja zullen we nu eens een boom opzetten over het huwelijksleven van het echtpaar koolmees? Het zou een dierbare roman kunnen worden. Nee, laten we liever op de begane grond blyven en erkennen, dat de mens nog maar weinig raadselen van de natuur heeft opgelost. Waren het nu mussen geweest, inplaats van mezen, danja, dan waren we op bekend terrein, want onder mussen komt het nogal eens voor, dat het vrouwtje zich laat voe ren door de man-mus en zich daarby met trillende vleugels „aanstelt", alsof ze een onbeholpen jong diertje was. Over de reden van dit merk waardig gedoe kan men natuurlyk naar verkiezing gaan fantaseren, maar we moeten niet meer baker praatjes over de dieren ln de wereld brengen dan er al zyn. Beter ls het, dat we opmerken, dat mezen elkaar op het voer altyd wegjagen, want het zyn helemaal niet zulke lieverd jes, als de meeste mensen denken. Zien we echter twee mezen op het wintervoer en laten ze elkaar met rust, dan mogen we aannemen, dat ze een paar vormen. Ik kom nu nog even op de merel terug. Vanmiddag zag ik nog een merkwaardige broedplaats van deze vogel. In een schuurtje was het nest gebouwd boven op een bundel grove metalen veren uit een divanbekleding of zoiets. De springveren hingen als een knoedel aan een spyker en daar bovenop troonde mama-merel op het zwarte nest, gemaakt van takjes, wor- telrommel en bladmateriaal. De men sen daar hadden erg veel schik in het geval en vertelden, dat zy het dier konden voeren, terwyi het op het nest zat. TENSLOTTE nog een verzoek van iemand, die me vraagt, hem de zwaluw te beschryven. Eeriyk ge zegd verbaasde me die vraag van een bewoner van een streek, waar zoveel zwaluwen te zien zyn. Maar goed dan: op de weg naar Uw werk kunt U 2 zwaluwsoorten aantreffen, meestal snel vliegend laag over de grond en dan ziet. U een donkerblauwe vogel met witte onderzyde en lange spitse vleu gels. Zitten ze op een telefoonlyn, dan vallen U onmiddeliyk de lange staart punten op en een donkerrode vlek onder de snavel. Dat is dan de boeren zwaluw. Ziet U veel wit aan de staart- basis, dan hebt U de huiszwaluw of het melkstaartje voor U. De gierzwaluwen zyn sinds een paar dagen ook al weer gearriveerd. Don- kergryze en zeer langvleugelige vlie gers. die ln een ontzagiykc vaart over de daken heenjagen, krijsend van ge weld. Maar ze komen alle drie deze zomer nog wel aan de orde. Vandaag zet Ik ter vergeiyklng, de zwarte merel en de gevlekte zanglyster nog maar eens naast elkaar. Hier staan ze. De kleur kan ik er helaas niet byieveren en de zan? evenmin. Maar er moet voor de liefheb ber ook nog wat te ontdekken over- biyvenl S. VAN DER ZEE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1953 | | pagina 6