DE TUD
DIE WIJ WILLEN
90ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD Maandag 31 December 1951
Derde Blad No. 27495
De laatste kerkgang in dit
jaar
Hei hoge gebouw staat klaar om ons te
ontvangen.
De predikant is bereid met oud en jong
het afgelopen foor fe overzien: het jaar,
Jot goede en kwade dingen bracht.
Wij gaan op deze laatste dag van 19S1
niet alleen ter kerke, omdat het stijl en
traditie is.
Hee: wanneer het góed is, dringt het
hart daartoe.
De wens om in harmonie met het Hogere
te zijn, spreekt te sterker naarmate wij
voelen, dat weer een jaar van ons leven
wordt afgesneden en dat een nieuw jaar
voor ons ligt, dat de uiterste krachts
inspanning vergen zal van een ieder, die
de Vrede behouden wil en samen wenst te
werken met de machten der vooruitgang.
Haar daarvoor is wijsheid, inzicht en
bezonkenheid nodig.
En vooral sterkte en vertrouwen.
Hoge deze laatste kerkgang ons het
bewustzijn schenken, dat de Oneindige wijs
bestierf, ook wanneer wij menen, dat het
anders had moeten zijn.
Wij zullen allen tesaam vanavond
verenigd zijn en het .Dankt nu allen God''
aanheffen tot Zijn eer, Hem danken voor
Zijn zegeningen.
Want zegeningen zijn er weer vele geweest,
ook al hebben wij ze in onze kortzichtig
heid wellicht niet bemerkt.
Hogen wij, met God vereend, het oude
jaar besluiten en het nieuwe tegemoet-
treden met vastberadenheid en geloof in
een betere toekomst!
Een Oudejaarsavond-vertelling,
door Jan Gerhard Toonder
IN deze kleine plaats was ik een vreemdeling. Ik kende er niemand en vanaf j
het ogenblik waarop ik, in die donkere avond, het station uitkwam, over
viel mij een gevoel van alleen-zijn, want de verlatenheid van een vreemd I
provincie-stadje op de laatste avond van het jaar is killer en groter dan elke
andere eenzaamheid. Terwijl ik naar de straat zocht, en in de straat naar het
huis waar ik moest zijn, bedacht ik, dat de meeste mensen zeker binnen zaten,
achter gesloten gordijnen, en oliebollen aten vrienden bijeen, families
verenigd en niemand had er iets te zoeken in de stilte van de nacht;
niemand dan ik, die een adres zocht.
Een andere avond dan die van het oude jaar was misschien geschikter
geweest voor mijn boodschap, maar het kwam nu toevallig zo uit dat ik,
tussen twee reizen in, juist deze avond niets anders te doen had. Ik vond
het huis en belde aan, en na een paar minuten belde ik nog eens, en na een
tijd werd de deur geopend door een jonge vrouw, die me zwijgend aankeek,
wachtend tot ik iets zou zeggen.
„Woont hier Horner?" vroeg ik. i
„Ja."
..Ik heb een boodschap."
„Wat?"
„Dat kan ik moeiiyk hier vertellen:
mag ik misschien even binnen komen?"
Ik was bang. dat zij zou weigeren en
liep dus langs haar het portaal in. Zy
was niet bepaald bits of vijandig of j
zelfs maar wantrouwig; zij maakte de
indruk te moe te zijn om zich te ver
wonderen of om iets te willen
moe. uitgedoofd, bijna levenloos.
In de kamer, onder het lamplicht, was
ze anders. Ze bewoog zich en spraK en
leek bijna menselijk. De tafel was ge
dekt voor drie personen: er stond een
ouderwets fornuis waarop ik een pan
olie zag met er naast een kom deeg.
en daar liep zij heen en ging verder met
het bakken van oliebollen alsof ik een
dagelijkse gast was. Alleen vroeg ze met
haar toonloze stem: „Ga zitten. Wat
is er?" j
Ik antwoordde niet direct. Na de
rauwe, maar zuivere winterlucht bui
ten. leek de vette oliewalm van deze t
kamer me te verstikken. Een oude man
lag m een leunstoel te slapen en ik
keek naar hem en naar de wekker, die
naast hem luidruchtig stond te tikken
en die veel later wees dan ik gedacht
had. en naar haar. mager en verdord
en wezenloos als een droomgestalte, ook
al doopte ze nu een bol met krentjes
in de kokende olie
zeggen niets. We zijn een ogenblik sa
men".
Dat alles raffelde zij toonloos af, als
of ze een les opzei, en ze voegde er aan
toe: „Daarom denken de mensen dat we
gek zijn".
IK VROEG ME AF. wat WTeder was;
twee eenzame mensen in een dwaze
illusie te laten leven of hun deze il
lusie te ontnemen. Ik was gekomen om
hen van de dwaasheid te genezen en
ik zei:
Drie maanden geleden ontmoette ik
Jef in Antofagasta".
„Anto-fa-gasta". herhaalde zij. om de
vreemde naam van buiten te leren
..Het ligt aan de Westkust van Zuid-
Amerika het is heel ver".
„Ja heel ver".
Ik dacht dat ik nu een manier zag
I dan ik gedacht had en daarom voelde
ik me ziek.
Toen ze nu tegenover me aan de tafel
1 zat zei ze heel zacht zo zacht dat ik
ine voorover moest buigen om haar te
verstaan: „Dat heb ik altijd geweten.
1 maar ik heb het nooit bedacht. Zijn
vader en ik. We zijn gek. Anto-fa-gasta. 1
Wanneer het hier twaalf uur is. begint
daar de avond pas, en in die andere
j plaats, in die andere daar is het dan
j al in de volgende ochtend. Ik heb zoiets
wel eens gelezen en ik heb er nooit aan
gedacht, maar dan zijn wy gek. want
v ij weten dat hy er is op zo n moment
en het kan niet Hij slaapt als wij aan
ham denken: als hij aan ons denkt, sla
pen wij. Het kan nooit op hetzelfde mo
ment zijn, want hij is ergensergens
in de wereld
Ik wist niets te zeggen Ze had moe
ten huilen om haar verloren illusie
misschien moeten lachen van verlich
ting; het was onbehaaglijk dat zü geen
van beide deed en alleen maar de ver
schijnselen van hun zinsbegoocheling
opsomde
„Het kan niet", zei ze. even star en
dof. „We spraken het af toen hij weg
ging je weet toch dat hij vluchtte?
Ze hebben gezegd dat hij een misdadiger
was. Niemaad wil met ons omgaan. Wij
houden van hem. Wfjwij houden
van hem".
„Ja".
.Het was goed dat hij vluchtte. Ik
wist dat hij nooit zou kunnen schrijven
er moest geen spoor van hem zijn.
er moest nooit meer iets van hem ko- j
men En toen zei hij: we zullen aan
elkaar denken, zo. dan en dan dan j
verliezen we elkaar niet. Tot ziens J
I „Ja".
„Wij hebben geen vrienden meer. Er j
is niemand, alleen hij. Er is niets
j niets. En we zyn gek. We verbeelden
ons maar iets, dat wist ik altijd al. maar
j ik wilde het me verbeelden om te kun-
nen.. om te kunnenleven".
Leefde zij werkelijk? Haar gelaat was
leeg, moe van alle uitdrukking, die het
1 had kunnen dragen. Het bleef leeg. ook 1
nu, terwijl ze tegenover me zat zonder
me aan te zien. en zweeg.
„Die wekker. zei ik. De wekker
stond op zeven voor twaalf.
„Laat hem. Ergens midden in de
nacht zal hij wel wakker worden. Ik
kan het hem beter uitleggen als alles
achter de rug is.denk ik. Nu niet."
Het zou nu gemakkelijk zijn om alles
te zeggen en dan snel weg te gaan en
nooit meer te weten, wat ik had gedaan
aan haar en aan de slapende oude man.
Vlug. vlug. voordat de wijzer op twaalf I
stond en zij misschien de wezenloze
starheid zou verliezen, die bedekte wat
een smart te groot voor uitdrukking
moest zijn. Maar lk kon het niet. Ik
keek naar de secondenwijzer van de
wekker en zag die rondtikken langs een
minuut, een eindeloos-lange minuut, een
veel te korte minuut uit mijn leven en
het hare en nog eens ging al tikkend
I een deel van de tijd weg. en toen wees
de wekker vijf voor twaalf. Er klonk
geen bel. maar toch opende de oude
I man juist toen zijn ogen en ging recht-
l op zitten en zei met een scherpe, dunne
i stem: „Het is tijd. En er is hier een
1 vreemde".
Zij schrok niet. zoals ik; zij antwoord
de. zonder zich om te wenden, snel
sprekend: „Ja. HU heeft Jef gesproken
en Jef is ergens in Zuid-Amerika. En
deze man zegt. dat het daar veel vroe
ger is dan hier, of veel later. Het is er
een andere tUd".
De oude man stond langzaam op met
schokkende bewegingen ZUn gezicht be
woog in woedende grimassen en zijn
scherpe bnna witte ogen waren recht od
me gericht toen hij riep: .Het is on-I
zin! Je wilt kwaad- je wilt kwaad, ik!
voel het! Tijd is tijd. hU is er of hij is j
er niet! Het is tijd hier en het Is tijd
daar. het is overal tijd. Het is onze tijd.
Hij is van Jef en mii en haar! Dat wil
len wij! Ga weg- Je wilt kwaad! Ga weg
we moeten alleen zyn Het is tUd!"
Hij was gek. Ik keek naar haar: maar
zij staarde omhoog naar die razende
oude man en glimlachte en zei
helder en zeker: .Van Jef en hem
en mUdat willen we. Ga weg". Ze
schoof het derde bord weer buen in die
dieoe stilte, onder de kracht van zitn
waanzinnige ogen en herwonnen zeker-
OUDJAAR 1951
STRAKS dreunt de klok haar twaalf zware slagen: inluiding tot
het nieuwe jaar!
Een fictieve tijdsindeling, maar één. die toch nodig is. om even
op adem. tot bezinning te komen.
Een berg van zorgen ligt achter, een nieuwe berg ligt vermoedelük
voor ons.
„Niet zo somber, niet zo somber." zegt de klok.
Er waren toch ook goede, mooie, zelfs vrolijke ogenblikken en ze
zullen er het volgend jaar wéér zijn.
Ja: het is nu eenmaal een fout van de Hollanders, dat ze in het
algemeen te zwaar leven.
Gebrek aan moed?
Gebrek aan kracht, aan fut. aan durf?
Of wellicht een gevolg van te groot verantwoordelijkheidsbesef?
Of van het grauw-grijze. kille winterklimaat?
Wie zal 't zeggen?
Zeker is. dat we wat meer optimisme en lichtvoetigheid héél goed
kunnen gebruiken, wy, met onze zwaartillendheid, dat eeuwige „Zorgen
voor de dag van morgen", terwyi we er ons maar &1 te dikwijls de put
mee injagen.
Wat méér vertrouwen en opgewektheid: het zou de Hollander
niet misstaan.
NIETS verspilt de energie zó zeer. als het gebukt gaan onder allerlei
geweeklaag over de kleine miserie van alle dag.
Er is dan geen reserve meer over, wanneer de werkelyk grote
benauwenissen komen.
Niets verteert de menselyke kracht zo sluipend als de tobberij over
wat het leven tóch weer iedere dag aan tegenslagen onherroepelyk te
verduren geeft.
Ge moet dat maar beschouwen als iets, waar niet aan te ontkomen
is en biyven uitkijken naar de prettige momenten: een gezellig samen
zijn onder goede vrienden, een ontspannend vacantiereisje. een heerluk
uitgangetje, een bridgepartytje. een voetbalwedstrijd in het Stadion.
Wonderlijke opsomming van pleziertjes, die nog gemakkelijk verlengd
kan worden
Ziet gedaar zyn ook de „feestjes" in ons leven.
En zo'n feest wordt het vanavond, wanneer de chocolademelk
dampt en de oliebollen geuren.
Zeker, zeker, er zyn de anderen, die het met oesters, kaviaar en
champagne doen.
Maar zoudt ge denken, dat ze dkarom nu gelukkiger waren?
Élk gerecht, élke snoepery, élke drank zal goed zijn en bést smaken,
wanneer de sfeer van de échte Oudejaarsavond er maar is: die sfeer
van vertrouwdheid, van vertrouwen en vooral van geloof, die de harten
nader tot elkaar brengt en de geesten met uitstekende voornemens
bezielt.
NU niet overdrijven, beste vrienden en. als we straks elkaar het „Veel
heil en zegen" toeroepen, denken dat het alles in het volgend jaar
„botertje tot de boom" zal worden.
Géén sprake van: er komt véél. dat U beslist niet mee zal vallen.
Maar met een open oog voor de zonzyde van het leven, zal het ook
in 1952 waarachtig wel gaan!
Al komen er kleerscheuren, al zullen we wel eens in het hoekje zitten
waar de slagen vallen, met een beetje opgewektheid, halen we met z'n
allen ook 1953 weer.
En daar is het ons toch om te doen. nietwaar?
Afgesproken dus: na het vallen en opstaan in 1952. spreken we daar
nog wel eens over
Geluk mensen!
Bezie de wereld door een vrolijke bril en het is Oudjaar 1952, vóór
ge 't weet.
U die perfecte bril toewensend. Proficiat
FANTASIO.
Panda en Joris Goedbloed
wensen al hun lezers en
lezeressen een
GELUKKIG NIEUWJAAR
WAT IS I
„Ik he
„Jef". 5
7-AT IS ER?" herhaalde zij.
heb Jef gesproken".
f", zei ze toonloos. Ze liet
de vorm zinken, legde hem bedachtzaam
neer en keerde zich .naar mij om en ik
zag. dat haar osen de dofheid verloren
tadden. .Komt "hij?" vroeg ze strak.
„Neen dat niet." zei ik.
Ze vroeg niets meer. ze ging weer
verder met het bakken. Het was alsof
ik gewoon maar even de groeten was
komen brengen, maar dat was niet zo;
ik moest veel praten, veel zeggen, bc-
laneryke dingen.
„Hij zag er best Uit", begon ik ver-
legen.
„Ik ben biy om dat te weten Dat
meende ze. geloof ik. Ze zei: „Ik moet
intussen doorgaan met bakken, want om
vijf voor twaalf loopt de wekker af en
dan wordt de oude man wakker en dan
moet ik klaar zUn."
.U verwacht nog gasten, zie ik
ik keek naar het derde bord op tafel.
Wanneer er vreemden kwamen, zou ik
niet kunnen praten.
„Nee dat derde bord hp
we zo". Er gin? een nieuwe bol m de
pan. en door het sissen heen zei ze
toonloos: „U denkt zeker dat we g«
zijn Iedereen denkt dat we gek
U denkt het ook - maar wij zyn het
niet
„Nee nee", gaf ik haastig toe.
maar natuurlijk dacht lk het wel.
Dat derde bord is voor Jef. Ik weet
dat hy er niet is en toch zetten we het
riek en zonderling om de klok gelijk
te zetten. Hun tijd was de tijd. die zij
zelf wilden, een eigen tijd waar zij in
leefden en die tijd was hun werkelijk
heid. En wie weet misschien had
die oude man gelijk.
Dan was het goed. dat ik Jefs bood
schap niet had overgebracht en niet
had gezegd dat zij hem moesten ver
geten omdat hij nooit weer terug zou
komen en een nieuw leven wilde lei
den zonder hen. Wie weet wat hij
dacht en wie weet waar hii was. in
welk land met welke tijd? Ook een
verschil van veertig minuten is moge
lijk. Wie weet wat de liefde is van vér-
verwijderde mensen, en wat de tijd-
zelve kan zyn, terwijl er geen tijd Is
in de eeuwigheid?
Om twaalf uur sloegen de klokken, ook
in die stille kleine stad. cn klonken
over de straat de vrolijke stemmen var
buren, die elkaar goede wensen toe
riepen.
klaar zijn vader en ik; dat doen we
al vyf jaren op zyn verjaardag en
met Kerstmis en met oud jaar. De men
sen denken, dat we gek zyn. Jef i,-, er
niet zeggen ze; en dat weten we wel.
maar toch staat er nu een bord voor
Jef. er zyn oliebollen voor hem er is
een glas wijn voor hem; en cm vyf voor
twaalf loopt de wekker af en dan zitten
we aan tafel tot in het nieuwe jaar en
dan is hij bij ons Om m:ddernacht is
hy er. Begrijpt U het?"
„Ja ja. natuurlyk".
„U meent dat we gek zyn maar
tóch is hij er. want dan denken we aan
hem. We denken heel sterk aan hem
en aan niets anders precies om twaalf
uur; en waar hy ook in de wereld is,
denkt hij dan aan ons We zyn niet eek
We wéten, dat we hem niet zien en niet
horen maar hy is er, hy is er. We
om mijn boodschap voor te bereiden,
een zachte en toch afdoende manier om
oe dwaasheid van deze geestesbezw :x,ng
aan te tonen. „In Antofagasta is het on
geveer vyf uur vroeger dan hier", zei
ik. „Ei- zijn tyd-verschillen in de wereld,
ziet U9" Hy dacht cr over om naar
Auckland op Nieuw-Zeelanj te reizen
misschien heeft hy dat wel gedaan
Maar op" N euw-Zeeland is het zeven of
acht uur later dan hier"
Eerst dacht ik dat zy me niet ver
staan had. er veranderde niets aan
haar. ze antwoordde niet. Maar toen
zette ze langzaam de pan vet van het
fornuis toen schoof ze het derde bord
opzij en ten slotte, weifelend, li p ze
naar de oude man en nam de wekker en
haalde het hefboompje over. zodat hij
n et af zcu lopen om vyf voor twaalf.
Mijn boodschap was veel gemakkelyker
heid in haar glimlach, ging ik zonder i
groeten weg. vlug. voordat de wijzer de;
twaalf zou raken.
DAAR buiten in die stille straten,
kwam niet zoals ik verwachtte
dat rumoer van beierende klok
ken en schreeuwende stoomfluiten
van trommen cn vuurwerk, waarmee
de mensen een nieuw jaar van hun ka
lender begroeten; het bleef stil en op
een kerkklok zag ik, dat het tjen mi
nuten voor halftwaalf was.
Zo zaten nu dus. in het huis dat ik
ontvluchtte, die twee dwazen bijeen in
hun dubbele dwaasheid; vierend een
nieuwiaar dat nog niet gekomen was,
met als derde aan tafel een niets, een
schim, hun liefde.
De wekker liep veertig minuten voor
en zjj wisten het niet, zij waren te j Vijf VOOr twaalf..
INCIDENT IN AMBONEZENKAMP.
Een tiental arrestaties.
Zaterdagmorgen hebben zich in hei
Ambonezenkamp te Gnjpskerke op
Walcheren ongeiegeldheden voorgedaan.
Een wraakzuchtige kok probeerde een
bepaald deel van de kampbevolking te
gen de assistent-kampleider op te zet
ten. Tijdens een onderzoek wilde een
aantal Ambonezen de assistent-leider te
lyf gaan. Deze trok zich op verzoek van
cie leider van het kamp. kolonel Brend-
gen in het kantoor van het kamp te. ug.
De onruststokers probeerden het kan
toor te betreden, doch slaagden daar
niet in. waarna zij met stenen en an
dere voorwerpen begonnen te gooien.
Inmiddels was echter de rykspolitie ge
waarschuwd en deze kwam onmiddellijk
met tien man ter assistentie. De politie,
die verder het onderzoek leidde, steide
10 raddraaiers in arrest, waarna de rast
in het kamp terugkeerde.
DE UITGEESTER HEMONYKLOK
TOCH NAAR AMERIKA?
Gisteren werd in de morgendienst in
de Ned. Herv. Kerk te Uitgeest het vol
gende van de kansel af medegedeeld:
le. de verkoop en uitvoer van de Homo-
nvklok is niet vei boden: 2e. ia het col
lege van Kerkvoogden is een meerder
heid voor de verkoop van de klok, tenzy
de restauratie van de voormalige pasto
rie tot jeugdhuis op andere wyze ge
financierd kan worden; 3e. de poging
om door een geldinzameling de nodige
gelden voor de restauratie te vinden en
daardoor de verkoop van de klok te
voorkomen heeft tot nu toe slechts f. 3000
opgeleverd (Het gironummer van het
comité „behoud klok" is 10964 ten name
van ds Boerlage Uitgeest Wordt de
klok verkocht, dan worden de gestorte
bedragen terugbetaald.