89ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 2 DecernBer 1950 Tweede Blad No 27168 AMY GROSKAMP TEN HAVE. Toen Bram die middag thuis kwam zag hij dadelijk dat er wat was. Onderzoekend keek hij zijn Lotje aan. Flink zijn niet teveel notitie van remen hield hij zich voor. Had zijn moeder hem niet gewaarschuwd dat aanstaande jonge moedertjes soms grillig kunnen zijn, vol nukken en kuren en aan snel wisselende stemmingen onderhevig? Geanimeerd begon Bram te vertellen van al hetgeen hem die dag was wedervaren, maar hij vond dat het allemaal erg opgeschroefd en onecht klonk. Zijn flinkheid duurde niet lang: binnen een kwartier viel hij uit zijn rol. „Lotteke", fluisterde hij met zijn wang op heur haar, ,,zeg het maar wat is er?" „Ze.ze komt niet.deelde Lot mee met een erg onvaste stem. „Wie komt niet?" „Die.die aardige zuster.haar moeder is opeens ziek en dat gaat natuurlijk voor." „Wat nu?" vroeg Bram geschrokken. ,,Hoe krijgen we zo gauw een andere?" „0 daar zorgt zij voor.ze wist iemand zei ze. „Nou wat wil je dan dan zijn we immers uit de brand?" riep Bram opgelucht. „Deze was juist zo lief.die andere kan wel een mispunt zijn.haperde Lot en dat kwam er zó schoolmeisjesachtig uit, dat zij allebei in een lach schoten. „Als het een mispunt is" beloofde Bram, ,,dan zet ik haar eigenhandig Je deur uit!" De volgende dag kwam zuster Martha kennis maken. „En is de zuster er geweest hoe is ze? Is het nogal wat?" vroeg Bram toen hij thuiskwam. ,,'t Is een bééld" zucbtte Lot. ,,'n Beeld Hoezo een beeld?" „Nou gewóón een beeld ze is knap ze is haast mooi. „Een filmsnuit met bliksemogen en platina krullen?!" „0 nee helemaal niet eerder een madonna gezicht maar erg koel en gereserveerd het lijkt echt iemand die alles wat haar werk betreft reuze J doet, maar zich verder niets aan je gelegen laat liggen." „Yin je het niet het voornaamste dat zij voor haar taak is berekend?" vroeg Bram. „Mmmm-mm ja natuurlijk.gaf Lot schoorvoetend toe. Voor die jonge vrouw hier bestonden zeker geen wensen zo iemand kocht natuurlijk maar raak.... Met een ge voel van wrevel sloeg zuster Martha de bladen steeds sneller om. Opeens moest zij aan haar vorige verpleging denken. Toen ze_.daar aan kwam was e? geep sprake geweest van een welverzorgd theeblad met gebak en tijdschriften Een heilloze rommel was het geweest van verspreid speel goed, een omgegooide kroes melk, was goed om de kachel, drie huilende vech tende kleuters van twee, drie en vijf jaar en een oververmoeid zenuwachtig moedertje, wanhopig omdat diezelfde dag de "hulp was weggelopen. Op een regenachtige dag in Novem- ler kwam zuster Martha in de nieuwe verpleging. Het lage huis in de grote bin leek in de druilerige schemering veel groter dan zij het in gedachten had. De eerste maal was zij ontvangen in een kleine kamer die op de tuin uitzag. Nu bemerkte zij dat er aan weers kanten van de hall déüren waren. Gijs, de onberispelijke huisknecht nam baar het koffertje af en begeleidde haar raar boven om haar haar kamer te sijzen. Mevrouw berichtte hij had buiten lands bezoek en verwachtte de zuster cm zeven uur in de eetkamer. Een spottende trek legde zich om de dunne lippen van de zuster. Bespotte lijk het leek het hof wel! „Als U iets nodig heeft zuster hier b> de bel en daar is de huistelefoon", *'ec-s de onberispelijke. Onhoorbaar werd de dubbele deur gesloten en zuster Martha stond alleen io de mooiste slaapkamer, die zij ooit fcfd gezien. Naast een verrukkelijke diepe fauteuil stond op een laag tafeltje een welvoorzien theeblad. In de open liiard brandde een zacht blokkenvuur. Dat zal ook wel zijn, omdat de cen trale verwarming niet aan is dacht re schamper maar de centrale verwar ming was wel aan en de geïllustreerde tijdschriften die op de tafel lagen wa ren geen oude stukgelezen exemplaren naar de nieuwste nummers. Zuster Martha boorde de punt van haar dege lijke schoen in het zachte tapijt. Wat ren kleedje zakte er compleet in tfeg' Zij keek om zich heen. Drie sche merlampjes met rose kapjes telde zij en «n staande leeslamp. De een na de an dere knipte zij ze aan en toen sloot ze haastig de kamerdeur af en draaide het bovenlicht uit. Zuster Martha liet zich in de zachte armstoel vallen en schonk zich een kopje thee in. In deze verrukkelijke ka mer zou zij drie weken wonen Met tear wijsvinger strijkt zij over de stoel- tekleding. Zware zuiver linnen cre tonne..., en wat een beeldig patroon Als het hier al zo prachtig is hoe zal can wel de rest van het huis zijn De vrouw des huizes is nog maar boel jong een kind nog bijna hoog stens twee en twintigVerbeeld je «t je zo jong bent en dan al zo rijk Zuster Martha komt uit een heel een voudig hardwerkend gezin ergens in het Dosten van het land. In de dertig jaren van haar bestaan heeft zij nimmer enige bJxe gekend. Nu haar eerste jeugd voorbij is, staat zij min of meer vijan- mg tegenover alles wat naar overdaad mveemt. En zij is er zich volstrekt niet van bewust dat zij met heel haar wezen bunkert naar iets van die veelgesmade geelde, die zij zo veroordeelt bij an doren. Lange jaren heeft zij in de wijk ge vorkt en toen haar dat te zwaar werd *3. zij gaan „particulieren". Toch heeft 2|J nooit het contact met de moeders uit b^r wijk verloren. Zouden ze kijken als ze haar hier ion zitten Langzaam knabbelt zuster Martha het ooo koekje na het andere. He. er waren kaasvlindertjes ook ?!J en cake Zou dat iedere dag bier zo zijn?! Ergens in huis slaat een klok met dreunende diepe slagen, waarvan de bsgalm in het trappenhuis schijnt te bujven hangen. Daarna lijkt de stilte Eo| veel intenser. .Dat komt natuurlijk van die dubbele deuren en die dubbele ramen Zuster Martha bladert in de kleurige Amerikaanse tijdschriften eI?rg. al ?'e leuke dingen en die mooie jur- fboje zou alles wel willen heb- bflfl.... Wat voor een gewaarwording Mu dat zijn, als je de dingen die je zag 20 maar kon kopen? °e meeste wensen in zuster Martha's 'even bleven onvervuld en zo er al eens een in vervulling ging, dan was meestal nadat het allang geen wens meer was. Binnen een uur tijds was er orde, rust en vrede gesticht. Onder zulke omstan digheden was zuster Martha op haar best. „Heb je tenminste voldoening van je werk" placht zij te zeggen. Hier had ze nu al het gevoel dat zij eigenlijk overbodig was. Als die baby nu maar niet op zich liet wachten dat logée spelen was niets voor haar. Stil liep daar iemand in de gang. Luisterend hief zij het hoofd. In de verte ging een deur open en dicht. In de grote spiegel van de kast zag zij zich plots zitten een lange schrale figuur rond het zachte bleke gezicht de strak weggetrokken donkere haren. ....Wat zit ik hier gek dacht zij. Haastig stond zij op. Kom ze zou haar koffer eens gaan uitpakken. Ze had al lang genoeg zitten niets doen. Foei wat was het hier warm Ze had er een kleur van. Wijd wierp zij de ramen open en zette de verwar ming af. In een ommezien was de kleine hand koffer uitgepakt. Een gedachte deed haar plots stok ken Zou je hier voor tafel wat anders moeten aantrekken? Zuster Martha denkt aan het ene arm-zalige zwarte japonnetje, dat zij voor de Zondag heeft meegebracht. Met een extra resoluut gebaar sluit zij de kast. alsof zij iets tastbaar van zich af wil duwen. Het is geen partij het is een ver pleging houdt zij zich spottend voor. Als het tijd is om naar beneden te gaan weet zij eigenlijk niet goed of zij het theeblad naar de keuken behoort te brengen of het moet laten staan. Eindelijk zet zij het maar op een tafel in de gang. Beneden komt de jonge vrouw haar hartelijk spontaan tegemoet. „Och zuster, wat speet het me dat ik U niet kon verwelkomen! maar ik had een paar oude Engelse dames op bezoek, clie zo on vei staan baar praten, dat je er haast niets van verstaat! Dat leek me niets leuk voor U. Heeft U de tijdschriften gevonden en hebben ze goed voor Uw thee gezorgd?" „Ja zeker mevrouw, dank U wel." mompelt zuster Martha, die niet ge wend is dat er zoveel notitie* van haar wordt genomen. „De maaltijd in de hoge indrukwek kende eetkamer is overheerlijk en de jonge vrouw houdt een levendige con versatie gaande. „Straks ga ik even naar Schiphol," verkondigt zij. „Mijn man komt met het avondvliegtuig uit Londen." „Dat zou ik maar niet doen," zegt zuster Martha droogjes. De jonge vrouw schatert. „Doet U alsjeblieft niet zo streng tegen me! Na tuurlijk ga ik wat décht U? Ik zal braaf in de auto blijven. Weet U wat? U gaat mee om op mij te letten reuze idee „Ik neem geen enkele verantwoording op mij." verklaart de zuster effen. Zwijgend speelt Lot met de appelschil len op haar bordje. Meteen heeft ze er wat op gevonden. „Belt U even de dokter op en als hij zegt. dat ik mag. dan gaan we. hè? Ja? toe belt U dan nu meteen even!" De dokter heeft, geen bezwaar en een halfuur later glijden zij in de grote Daimler over de donkere weg naar Schiphol. „Vader en moeder maken een reis naar Afrika, naar mijn getrouwde zus ter en zolang mogen wij de auto ge bruiken," babbelt Lot. Zuster Martha vindt alles even on waarschijnlijk en eigenlijk vindt zü alles verkeerd maar als zij die avond voor het slapen gaan nog even in de grote stoel gaat zitten, moet zij zich beken nen. dat zij een heerlijke dag heeft gehad. Volle acht dagen laat de baby op zich wachten en deze acht dagen behoren tot de merkwaardigste van zuster Martha's leven. Zij eet spijzen, die zij nimmer heeft geproefd zij doet din gen, die zij nimmer heeft gedaan en zij werpt een blik in toestanden, die zij nimmer heeft vermoed. Op de middag van de tweede dag komt er bezoek, eerst een oude dame en dan twee jonge vrouwen. Zuster Martha schenkt thee. presenteert koek jes, neemt mantels en sjaals in ont vangst en ergert zich in stilte aan de oppervlakkige gesprekken. Als je ook niets anders te doen hebt. dan je maar te laten bedienen," denkt zij bitter. Als zij even naar de keuken gaat om vers warm water, merkt de oude dame op: „Met dat zustertje heb je het geloof ik wel getroffen, ze lijkt een beschaafd meisje en een behoorlijk gezicht een zeer behoorlijk gezicht." Lot knikt: „Dat welmaar ze voelt zich hier niet erg op haar plaats, geloof Ik...." Zuster Martha die juist binnen komt, hoort nog net die laatste woorden. Een pijnlijke donkere blos stijgt haar naar het hoofd. Zo ze hebben dus over haar zitten roddelen, terwijl ze even de kamer uit wasEcht iets voor zulke leeghoof den! Ze zag niet dat Lot een snelle, ver schrikte blik op haar wierp en zich op de lippen beet. Toen het bezoek ver trokken was, zeide ze hartelijk: ..Kom zuster, nu gaan wij nog gezellig een laatste kopje samen drinken. Wilt U mij eerst even mijn huissohoenen ge ven? Ze staan boven onder het bed. Vindt U het erg om ze even te halen? Zal ik Gijs bellen?" Zuster Martha is al bij de deui;, „Is er nog iets anders, dat ik voor U mee kan brengen?" Lot schudt het hoofd. „Komt U nu gauw gezellig zitten?" vleit zij. Langzaam loopt zuster Martha naar boven. Iets in haar verzet zich. Zij wil zioh niet laten vangen door die opper vlakkige vriendelijkheid. Ze wou maar dat ze deze verpleging niet had aange nomen. Bij de eenvoudige moedertjes uit haar wijk had zij zich veel prettiger gevoeld. Daar was je 's avonds dood-op, maar het gaf veel meer voldoening. Nadat zij Lot de met bont gevoerde schoentjes had aangetrokken zette zij zich op een der rechte stoelen in de erker. ..Nee, komt U nu hier voor de haard zitten," drong Lot aan. „En vertelt U eens een beetje uit Uw praktijk? U be leeft zeker reuze veel interessante din gen?" Zuster Martha haalt nauw merkbaar de schouders op. „Ik vermoed, dat U het niet erg interessant zoudt vinden," zegt ze stug. Dan begint zuster Martha te vertel len, onwillig eerst met korte afgebeten zinnen, maar weldra wordt zü meege sleept door de herinnering aan de mensen en de kinderen, die een rol hebben gespeeld in haar leven. Zij vertelt van klein Jantje, die nog nooit een stukje speelgoed had bezeten en die door een vriendelijke dame op straat was meegenomen naar een speel goedwinkel, waar hij een blokkendoos had gekregen en hoe hij toen 's avonds door zijn dronken vader half dood was geranseld, omdat niemand thuis wilde geloven, dat hij dat doosje niet had ge stolen. Zij vertelde van manke Joost, die tranen met tuiten had gehuild toen hij in het ziekenhuis hoorde, dat hy naar huis mocht, want thuis betekende een muffe, donkere zolder met een lege legerstede, die bestond uit een hoop vodden en het ziekenhuis met de hoge lichte ramen, het fijne éten iedere dag, maar weer tot je echt genoeg had en het onbegrijpelijk heerlijke, een heus bed voor hem alleen dat was voor hem het paradijsZij vertelde van die moeder, die in haar werkhuis had gestolen om haar driejarig Marletje een pop te kunnen gevenVan ouwe Ber- tus, die met postpapier langs de huizen leurde om geld bijeen te krijgen voor zijn oogappel, het kleine, bleke Pietje van zijn dochter, dat niet met de va- aiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiiiiiii|iiiii|||i||,||,|i|i||,,|||||,,,|||||ij£ Sinterklaas voelt zich moe, rillerig, duizelig. 1 De Hollandse kou, regen, mist en soms maar hoe langer hoe 1 minder de miezerige watersneeuw, kent hij sinds eeuw en dag. Maar ondanks het extra dikke ondergoed, de warme bouffante en 1 z'n dikke muts, liep hij een lelijke kou op en kameraad Piet ziet hem daar zielig, hoestend en proestend, voor het haardvuur zitten. Goedheilig man", zegt Piet en zijn ogen rollen angstig rond en 1 zijn tanden klapperen ervan, ,,wees toch als-je-blieft voorzichtig! Ik sméék 't U. Nog een paar dagen en we moeten weer over alle daken 1 van dit miserabele kikkerland, een vermoeiende geschiedenis. Zeker: U bént een jaartje ouder, maar wat moeten de mensen er nu van den- E ken, als U wegens ziekte verhinderd" bent Uw 5 December-avond- 1 tocht te maken? Als U niet oppast, komt er niks meer van de pret. U 1 wilt de arme Hollanders, die er zonder Indonesië en mét Lieftinck 1 toch al zo berooid aan toe zijn, niet nóg ongelukkiger maken? Kom, laat ik U eens mogen inschenken: een hete Bisschopgroc doet op Uw leeftijd wonderen!" I En Sint laat zich inschenken en het klokt allemaal zó opwindend naar H binnen, dat-ie er haast guitig van wordt. Maar 't volgend moment is hij weer somber en zegt: „Heus, beste E Piet, ik voel me inderdaad belabberd. Ik weet werkelijk niet, of ik 5 E December nog op stap kan gaan. Soms heb ik 't gevoel, dat 't met me H afloopt. 1 Het zou de éérste keer zijn dat de mensen me niet „boe-hoe" door E de schoorsteen horen roepen. Ze zullen er gék van opkijken. s Maar als ik dan de Hollandse kindertjes zie, die ondanks alle zwa- 1 righeid van deze tijd, tóch zo verwachtingsvol naar hun schoentjes bij i de kachel blijven kijken, jadan zeg ik: „Ouwe jongen, kijk uit, zorg 1 dat je weer de vrolijke kraan van vroeger wordt. Maar 't valt me moeilijk Piet, beslist héél moeilijk. Als ik jóu niet had om me op te 1 monteren, dan zag 't er kwaad uit voor de duizenden, die op een H grapje van me wachten". I 1 Zo zitten Sint en Piet bedrukt tegenover elkaar en ze weten maar H niet, wat er dit jaar van hun feest terecht moet komen. 1 De schimmel hebben ze in de warme stal gezet, want 't arme dier kan z'n meester niet ziek zien en 't werd er ook al mistroostig Épn. 1 „Kunnen we niet een dubbelganger opsnorren, Piet, die 't werkje E dit jaar voor me opknapt?"vraagt Sint zuchteed. E Maar op 't zelfde ogenblik schrikt hij van z'n eigen vermetele vraag. I Piet kijkt, of hij 't in Keulen hoort donderen. E „Pen dubbelganger?" vraagt Piet. „Ja, er lopen hopen van die II znertkerels rond en de mensen vergapen er zich aan". 1 Maar pr is toch één Sint, denkt Piet en niemand kan zó behendig E langs de schoorstenen rijden als zijn Sint. Hoe kan z'n baas nu zó iets krankzinnigs voorstellen? Het moet wel vér met hem gekomen zijn. „Goedheilig man, geen sprake van. Dubbelgangers zijn waardeloos. Dat is een duivelse uitvinding van de moderne tijd, waarin alles en EË iedereen afzakt. Kom Sint, pak er nog eentje en ik stop U in bed. U heeft nog drie dagen en ik maak U beslist beterl Géén zure grapjes meer, zoals van die gedevalueerde dubbelgangers. De mensen willen hun échte, on- verwoestbareSinterklaas, ook dit jaar. Ze staan al op de uitkijk en E U mag ze niet teleurstellen. De kruik ligt er al in". En Sint, een beetje beneveld door de heerlijk-hete Bisschopwijn en |j een beetje opgekikkerd door Piets kernachtig woord, kruipt onder de E wol en zegt: „Heerlijk, jongen, ik voel me nu al beter worden". Piet begint er opeens weer plezier in te krijgen en de schimmel heeft z'n lach in de stal gehoord en gaat van pret hihneken! j| „Het zal bést meevallen, Sint", zegt Piet. j E „De mensen hóren ons al aankomen. Samen wédden, Sint, dat we Dinsdag weer langs de daken razen en de fikse grapjassen van E altijd zijn? O: wat een feest wordt dat!. FANTASIO. illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll cantie-kolonle meek on, omdat er geen geld wasZij vertelde van 'het kerst feest-der armen, aangericht voor drie honderd kinderen, die nimmer aan een cadeautje toekomen en ook Dij deze ge legenheid niets zouden krijgen, behalve een kop chocolade, een ulevel en een heel klein taai-taai popje om mee naar huis te nemen Lot luisterde met vochtige ogen. „Wat is er veel ellendemompelde "zij. Toen kwam de heer des huizes thuis en over arme kinderen wordt niet meer gesproken. Als Bram die avond vraagt: „Valt ae zuster nogal mee?" antwoordt Lot: „Je moest haar eens horen vertellen over haar arme kinderen dan is het een totaal ander mens!" Twee dagen later vraagt Lot of de zuster een paar boodschappen voor haar wil doen. „Ik heb een massa neefjes en nichtjes," vertelt zij, „wel achttien en met de familie van mijn man erbij zijn het er nog véél meer. Zoudt U voor die kinderen wat speelgoed willen inslaan?" „Dan dient U me toch te zeggen hoe oud die kinderen zijn en hoeveel cadeau tjes ieder moet hebben," vindt zuster Martha, „en of het jongens of meis jes zijn De jonge vrouw bekluift naarstiglijk een potlood, Een diepe denkrimpel staat boven het grappige kleine neusje. „Och," zegt ze dan, „als U nu iets leuks ziet dan koopt U dat vijfmaal of zes maal of achtmaal Speelgoed is nooit weg. Er komen nog zoveel verjaardagen van kinderen uit de familie en van kennissen." Zuster Martha neemt papier en pot lood. „Hoeveel kinderen zijn het by elkaar en hoeveel moet ieder hebben?" vraagt zy zakelijk. „La's kijkenZeker wel dertig kinderen en ze krijgen gewoonlyk vyf of zes pakjes ieder. Ik koop ook altyd van die leuke kleine dingen als fluitjes en tollen en stuiters en zoen natuur lijk wat snoepgoed Zuster Martha npteert: dertig maal vyf pakjes, plus snoep, „Hoeveel had U gedacht te besteden per kind?" „Ongeveer een gulden of vier." „Is het snoepgoed daarby inbegre pen?" „Nee daarvoor kunt U drie kwar tjes per kind besteden." Drie dagen lang draaft zuster Martha gedurende de twee uren, dat haar pa tiënte rust, door de speelgoedafdelin gen van gTote warenhuizen. Zy keurt en kiest en koopt met grimmige verbe tenheid. zy vindt de hele expeditie idioot. Waarom moeten al die rijke kinderen, die natuurlyk van thuis ook het nodige krijgen, daarenboven nog zo veel van een tante hebben? Onbewust hindert haar al het zo vu rig begeerde speelgoed, dat zy in haar schamele jeugd nimmer heeft bezeten. Nooit was er geld voor een pretje of een kleine verrassingNooit had zy iets gekregen, noch met Sinterklaas noch met een verjaardagMet een boze rimpel boven de ogen tuurt zy op de lange boodschappenlyst. Zo gaat het nu altyd: waar veel is komt veel by en voor degenen, die niets hebben heeft niemand ooit wat over Als zij bepakt en beladen thuis komt, ls de jonge vrouw verrukt over alles wat zy heeft ingeslagen. Prachtig vindt zy alles. Zy windt de blikken autootjes op. zij laat de bromtollen draaien en zy probeert wat men allemaal van zo'n blokkendoosje kan bouwen. De rubber figuren moeten' allemaal worden opge blazen en dan worden zij op een rytje gezet om aan de heer des huizes te worden voorgesteld. Gys wordt uitgestuurd om pakpapier en touw en dan begint het inpakken. Op ieder pakje wordt de inhoud ver meld en dan heeft Lot er opeens genoeg van. Alles wordt tot nader order op het logeerbed neergelegd. „Ik hoef alleen nog maar de namen er op te sohryven en dan kan Gijs het wegbrengen." zegt ze en dan voegt zij er lief aan toe: „Heerlyk, dat U me zo fijn heeft geholpen, zuster!" Maar voordat de namen op de pakjes staan, kondigt baby zyn komst aan en niemand denkt meer aan de Sinter klaaspakjes. Het is veertien dagen later. De kalender wijst 5 December aan, In de zitkamer, waar in een wolk van kant en tule de pasgeborene slaapt in zyn prachtige wieg, zitten de jonge moeder en zuster Martha voor de haard. „Niks leuk," pruilt de jonge vrouw, „dat myn man nu juist .vanavond een vergadering heeft. Wie vergadert er nu op Sinterklaasavond!" „Meneer heeft toch beloofd om half- acht thuis te zyn; dan begint de avond toch pas," troost de zuster. „Verleden jaar waren we met z'n elven," vertelt Lot. „Komen er vanavond ook veel men sen?" vraagt zuster Martha verschrikt. „Neen, neen vanavond .blyven we gezellig onder mekaar. U gaat toch niet uit?" vraagt Lot, Zuster Martha, die van plan is om vroeg naar boven te gaan, schudt het hoofd. Neen, ze gaat niet uit, „Hè gelukkig!" zucht Lot en de zuster heeft het land, omdat zij daar opeens om moet blozen. Ze hoopt maar, dat ze haar geen cadeautjes zullen geven. Zelf koopt zij nimmer iets voor iemand. Allemaal maar geldverspillerij, Het is allang halfacht, meesmuilt de jonge vrouw en nauwelijks heeft zij dat gezegd of er wordt in de gang gefluis terd en gegiecheld en dan bonst er Iemand luide op de deur. Nog voor zuster Martha de deur kan open doen, staat er al een pracht van een Sinterklaas midden in de kamer, compleet met myter en staf en lange, rood fluwelen mantel „Piet." roept Sint met een stentor stem, „breng de kruiwagen!" En dan komt uit de verlichte gang op een sukkeldrafje een roetzwarte Pieter man in een klostelyk fluwelen wambuis met een zwierige baret op zijn kroes kop. De wagen, die hy voortduwt, is een donkerblauw gelakte kinderwagen, waarin drie grote en een kleine gonje- zak liggen opgestapeld. Zó prachtig is de vermomming, zó tot onherkenbaar wordens toe is de stem veranderd, dat Lot het eerste ogenblik versuft met open mond zit te kijken. Maar al heel gauw heeft zij het door. Zy' laat echter niets blyken en yverig speelt zij het spel mee. Zuster Martha kykt min of meer ont hutst. „Zal me ook effe wat kosten om zo'n piekfyn stel te huren!" is haar eerste gedachte. Hoe halen ze het In hun hoofdEr zijn niet eens kinderen. en meneer er niet eens by! Lot is opgesprongen "Sinterklaas mag ik U deze stoel aanbieden?" „Dank je wel, m'n kind," antwoordt de Sint met een basstem. Dan gaat het grote boek, dat hij onder de arm draagt open en worden al Lots zonden van het afgelopen Jaar voorgelezen. Nederig belooft Lot beterschap. Sint vraagt waai de heer des huizes is. Ook over hem worden enige harde noten gekraakt. Dan wendt de goed-heilig-man zich tot zuster Martha. Zy krijgt te horen, dat zy vol vooroordelen zit en te veel kritiek op anderen neeft, maar zy krygt cok te horen, dat zy een zegen is voor armen en behoeftigen en een sie raad van haar beroep, Zuster Martha, die niets ln de gaten ■heeft, begrijpt er geen steek van, zy weet niet of zij moet lachen of boos worden. Maar als de Sint zyn gehand- schoende hand. waarover een ring met enorme karbonkel is geschoven, op haar hoofd legt en vraagt: „Zult gy Uw best doen. myn dochter? dan doet zy tóch mee en belooft plechtig beterschap. Dan legt na een gebiedend gebaar van de Sint Pieterman een zwaar gevulde gonjezak by haar steel en een bij de vrouw des huizes. De derde zak wordt voor de haard gezet. Er hangt een grote kaart aan: voer de heer des huizes. Ten slotte haalt Piet een klein meelzakje uit de wagen, dat met een blauw zyden lint is toegestribt. „Wacht eens even, Piet," bast Sinter klaas „Is Uw zoon braaf?" vraagt hy; „verdient hy een geschenk? Doet hij zyn kleine plicht?" Lot heeft de grootste moeite om ern stig te blyven. „Sint," zegt zy, „het ts een engel van een jog!" Sint knikt voldaan. „Zo zo zo geeft hem dan dit," zegt hy en het kleine zakje wordt naast de grote voor. de haard gezet. Nadat Sint Nicolaas Gys en de beide meisjes, die vanaf de drempel het hele toneeltje hebben gevolgd, vaderlijk heeft toegesproken en hun elk een banket letter en een envelop heeft overhandigd, stapt hij, gevolgd door Piet, in een wachtende auto. Nauwelijks is het gebrom van de motor verklonken of de heer des huizes komt handen wry vend de kamer binnen. (Lot verklaart later, dat er tcvenary iii het spel moet zyn geweest!) „Heeft U my nog nodig, mevrouw?" vraagt zuster Martha effen. Maai- voor dat Lot kan antwoorden, komt Gys bin nen met dampende glazen bisschop en een gebakschaal. gevuld met banket en speculaas. Weldra zit ook zuster Mar tha met een glas en een schoteltje in. de hand. Lot peutent aan de grote zak. „Ik ben toch zó nieuwsgierig! Ik kan gewoon niet wachten!" roept zy opgewonden, „Hier zuster neem myn schaartje, dan kimt U het touw van Uw zak door knippen anders duurt het zo lang.. „Ja maar dat is niet voor my, datdat is..'..," sputtert zuster Martha. „Geen tegenwerpingen, open maken niet zoveel vooroordelen!" bast op eens de stem van Sinterklaas naast haar. Zuster Martha wordt vuurrood. On handig frutselt zij aan het stugge touw. En dan begint het uitpakken. „Beurt om beurt dan duurt het fijn lang!" roept Lot. Het wordt een opwindende avond. Zuster Martha ziet zich verrijkt met een heerlijke warme peignoir en een paar met bont gevoerde slofjes. Twee harte- wensen zyn tegelijk in vervulling ge gaan. Zij is er stil van. zy ziet niet hoe Bram en Lot elkaar een knipoogje ge ven. Als eindelijk alles is uitgepakt vraagt Lot: „Zuster, wat zit er toch nóg meer in die zak van U?" „Niets, mevrouw krantenpapier als vulling en een paar turven voor de zwaarte denk ik." „Weet U dat héél zeker?" vraagt Lot schelms. Aarzelend trekt zuster Martha de zak, die zij ter zyde had geschoven naar zich toe. Hier kan je van alles ver wachten. Wat zouden ze nü weer heb benZij verwydert de krantenprop- pen en dan ziet zij opeens al de pakjes, die zy zelf heeft ingepakt. Er steken papiertjes tussen. „Voor Pietje van oude Bertus" staat op het ene en „Voor Ma-rietje, die geen pop had" op een andere „Voor manke Jantje" „Voor Harm" „Voor Tonnie" op weer anderen. Ze zyn er allemaal en voor ieder is er wat. ....Dus dé&rom moest a! dat speel goed worden gekocht en déérom waren die namen niet op de pakjes gezet Zij voelt een brok in de keel. Tranen dringen haar naar de ogen. ....Dat ze dat gedaan hebben Voor hdér voor de kinderen het ishet is te èrg.en zyrij heeft hen in gedachten voortdurend beschuldigd van oppervlakkigheid en zelfzuchtzij heeft een hekel aan hen gehad omdat zij meer bezaten, dan zy ooit het hare zal kunnen noemen. Zij gaven hun geld en hun hart en zygaf niets. Opeens valt haar de spreuk in, die zij die morgen op haar scheurkalender heeft gelezen: „De grootste weldaad die men een arme kan bewyzen, is hem in staat te stellen anderen wél te doen". Met een spontaan gebaar steekt zij elk een hand toe: „Hoe moet ik U daarvoor danken?" stamelt zy. Hartelijk vat de jonge vrouw de toe gestoken hand. „Zuster", zegt zy, „wij zijn zo ge lukkig en zo bly met ons jongske, wy willen zo graag anderen ook een beetje gelukkig maken maar wij weten die anderen niet altyd te vin den. Als U nu straks in een andere verpleging bent zult U ons dan niefc vergeten? Komt U dan nog eens ver tellen over al die Jantjes en Marictjes, die geen speelgoed hebben?" Zuster Martha belooft het grif. Als zij eindelijk met al haar schat ten op haar kamer is aangeland, is zjj veel te opgewonden om meteen to gaan slapen. Zy zet zich in de grote stoel om in gedachten, die hele heer- lyke arond nog eens te herleven van begin tot einde. Zo'n échte Sinter klaas-avond heeft zij in heel haar leven nog nimmer meegemaakt. Dan valt haar oog op haar hoofd* kussen. Er ligt iets op. Twee harten van borstplaat een rose en een zwart met een lint saam gebonden. Getroffen staat zU er mede in de hand. „Twee hartendenkt zy ont roerd, ik heb vanavond twee harten gekregen Dat is het mooiste Sinterklaasca- deau dat ik ooit heb gehad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1950 | | pagina 5