89ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 2 DecernBer 1950
Tweede Blad No 27168
AMY GROSKAMP TEN HAVE.
Toen Bram die middag thuis kwam zag hij dadelijk dat er wat was.
Onderzoekend keek hij zijn Lotje aan. Flink zijn niet teveel notitie van
remen hield hij zich voor.
Had zijn moeder hem niet gewaarschuwd dat aanstaande jonge moedertjes
soms grillig kunnen zijn, vol nukken en kuren en aan snel wisselende stemmingen
onderhevig?
Geanimeerd begon Bram te vertellen van al hetgeen hem die dag was
wedervaren, maar hij vond dat het allemaal erg opgeschroefd en onecht klonk.
Zijn flinkheid duurde niet lang: binnen een kwartier viel hij uit zijn rol.
„Lotteke", fluisterde hij met zijn wang op heur haar, ,,zeg het maar wat
is er?"
„Ze.ze komt niet.deelde Lot mee met een erg onvaste stem.
„Wie komt niet?"
„Die.die aardige zuster.haar moeder is opeens ziek en dat gaat
natuurlijk voor."
„Wat nu?" vroeg Bram geschrokken. ,,Hoe krijgen we zo gauw een andere?"
„0 daar zorgt zij voor.ze wist iemand zei ze.
„Nou wat wil je dan dan zijn we immers uit de brand?" riep Bram
opgelucht.
„Deze was juist zo lief.die andere kan wel een mispunt zijn.haperde
Lot en dat kwam er zó schoolmeisjesachtig uit, dat zij allebei in een lach
schoten.
„Als het een mispunt is" beloofde Bram, ,,dan zet ik haar eigenhandig
Je deur uit!"
De volgende dag kwam zuster Martha kennis maken.
„En is de zuster er geweest hoe is ze? Is het nogal wat?" vroeg Bram
toen hij thuiskwam.
,,'t Is een bééld" zucbtte Lot.
,,'n Beeld Hoezo een beeld?"
„Nou gewóón een beeld ze is knap ze is haast mooi.
„Een filmsnuit met bliksemogen en platina krullen?!"
„0 nee helemaal niet eerder een madonna gezicht maar erg koel en
gereserveerd het lijkt echt iemand die alles wat haar werk betreft reuze
J doet, maar zich verder niets aan je gelegen laat liggen."
„Yin je het niet het voornaamste dat zij voor haar taak is berekend?" vroeg
Bram. „Mmmm-mm ja natuurlijk.gaf Lot schoorvoetend toe.
Voor die jonge vrouw hier bestonden
zeker geen wensen zo iemand kocht
natuurlijk maar raak.... Met een ge
voel van wrevel sloeg zuster Martha
de bladen steeds sneller om.
Opeens moest zij aan haar vorige
verpleging denken. Toen ze_.daar aan
kwam was e? geep sprake geweest van
een welverzorgd theeblad met gebak
en tijdschriften Een heilloze rommel
was het geweest van verspreid speel
goed, een omgegooide kroes melk, was
goed om de kachel, drie huilende vech
tende kleuters van twee, drie en vijf
jaar en een oververmoeid zenuwachtig
moedertje, wanhopig omdat diezelfde
dag de "hulp was weggelopen.
Op een regenachtige dag in Novem-
ler kwam zuster Martha in de nieuwe
verpleging. Het lage huis in de grote
bin leek in de druilerige schemering
veel groter dan zij het in gedachten had.
De eerste maal was zij ontvangen in
een kleine kamer die op de tuin uitzag.
Nu bemerkte zij dat er aan weers
kanten van de hall déüren waren.
Gijs, de onberispelijke huisknecht nam
baar het koffertje af en begeleidde haar
raar boven om haar haar kamer te
sijzen.
Mevrouw berichtte hij had buiten
lands bezoek en verwachtte de zuster
cm zeven uur in de eetkamer.
Een spottende trek legde zich om de
dunne lippen van de zuster. Bespotte
lijk het leek het hof wel!
„Als U iets nodig heeft zuster hier
b> de bel en daar is de huistelefoon",
*'ec-s de onberispelijke.
Onhoorbaar werd de dubbele deur
gesloten en zuster Martha stond alleen
io de mooiste slaapkamer, die zij ooit
fcfd gezien. Naast een verrukkelijke
diepe fauteuil stond op een laag tafeltje
een welvoorzien theeblad. In de open
liiard brandde een zacht blokkenvuur.
Dat zal ook wel zijn, omdat de cen
trale verwarming niet aan is dacht
re schamper maar de centrale verwar
ming was wel aan en de geïllustreerde
tijdschriften die op de tafel lagen wa
ren geen oude stukgelezen exemplaren
naar de nieuwste nummers. Zuster
Martha boorde de punt van haar dege
lijke schoen in het zachte tapijt. Wat
ren kleedje zakte er compleet in
tfeg' Zij keek om zich heen. Drie sche
merlampjes met rose kapjes telde zij en
«n staande leeslamp. De een na de an
dere knipte zij ze aan en toen sloot ze
haastig de kamerdeur af en draaide het
bovenlicht uit.
Zuster Martha liet zich in de zachte
armstoel vallen en schonk zich een
kopje thee in. In deze verrukkelijke ka
mer zou zij drie weken wonen Met
tear wijsvinger strijkt zij over de stoel-
tekleding. Zware zuiver linnen cre
tonne..., en wat een beeldig patroon
Als het hier al zo prachtig is hoe zal
can wel de rest van het huis zijn
De vrouw des huizes is nog maar
boel jong een kind nog bijna hoog
stens twee en twintigVerbeeld je
«t je zo jong bent en dan al zo rijk
Zuster Martha komt uit een heel een
voudig hardwerkend gezin ergens in het
Dosten van het land. In de dertig jaren
van haar bestaan heeft zij nimmer enige
bJxe gekend. Nu haar eerste jeugd
voorbij is, staat zij min of meer vijan-
mg tegenover alles wat naar overdaad
mveemt. En zij is er zich volstrekt niet
van bewust dat zij met heel haar wezen
bunkert naar iets van die veelgesmade
geelde, die zij zo veroordeelt bij an
doren.
Lange jaren heeft zij in de wijk ge
vorkt en toen haar dat te zwaar werd
*3. zij gaan „particulieren". Toch heeft
2|J nooit het contact met de moeders uit
b^r wijk verloren.
Zouden ze kijken als ze haar hier
ion zitten
Langzaam knabbelt zuster Martha het
ooo koekje na het andere.
He. er waren kaasvlindertjes ook
?!J en cake Zou dat iedere dag
bier zo zijn?!
Ergens in huis slaat een klok met
dreunende diepe slagen, waarvan de
bsgalm in het trappenhuis schijnt te
bujven hangen. Daarna lijkt de stilte
Eo| veel intenser.
.Dat komt natuurlijk van die dubbele
deuren en die dubbele ramen
Zuster Martha bladert in de kleurige
Amerikaanse tijdschriften eI?rg. al
?'e leuke dingen en die mooie jur-
fboje zou alles wel willen heb-
bflfl.... Wat voor een gewaarwording
Mu dat zijn, als je de dingen die je zag
20 maar kon kopen?
°e meeste wensen in zuster Martha's
'even bleven onvervuld en zo er al
eens een in vervulling ging, dan was
meestal nadat het allang geen wens
meer was.
Binnen een uur tijds was er orde, rust
en vrede gesticht. Onder zulke omstan
digheden was zuster Martha op haar
best.
„Heb je tenminste voldoening van je
werk" placht zij te zeggen.
Hier had ze nu al het gevoel dat zij
eigenlijk overbodig was. Als die baby
nu maar niet op zich liet wachten
dat logée spelen was niets voor haar.
Stil liep daar iemand in de gang.
Luisterend hief zij het hoofd. In de
verte ging een deur open en dicht.
In de grote spiegel van de kast zag
zij zich plots zitten een lange schrale
figuur rond het zachte bleke gezicht
de strak weggetrokken donkere haren.
....Wat zit ik hier gek dacht zij.
Haastig stond zij op. Kom ze zou
haar koffer eens gaan uitpakken. Ze
had al lang genoeg zitten niets doen.
Foei wat was het hier warm Ze
had er een kleur van. Wijd wierp zij
de ramen open en zette de verwar
ming af.
In een ommezien was de kleine hand
koffer uitgepakt.
Een gedachte deed haar plots stok
ken
Zou je hier voor tafel wat anders
moeten aantrekken?
Zuster Martha denkt aan het ene
arm-zalige zwarte japonnetje, dat zij
voor de Zondag heeft meegebracht.
Met een extra resoluut gebaar sluit zij
de kast. alsof zij iets tastbaar van zich
af wil duwen.
Het is geen partij het is een ver
pleging houdt zij zich spottend voor.
Als het tijd is om naar beneden te
gaan weet zij eigenlijk niet goed of zij
het theeblad naar de keuken behoort
te brengen of het moet laten staan.
Eindelijk zet zij het maar op een tafel
in de gang.
Beneden komt de jonge vrouw haar
hartelijk spontaan tegemoet.
„Och zuster, wat speet het me dat ik
U niet kon verwelkomen! maar ik had
een paar oude Engelse dames op
bezoek, clie zo on vei staan baar praten,
dat je er haast niets van verstaat! Dat
leek me niets leuk voor U. Heeft U de
tijdschriften gevonden en hebben ze
goed voor Uw thee gezorgd?"
„Ja zeker mevrouw, dank U wel."
mompelt zuster Martha, die niet ge
wend is dat er zoveel notitie* van haar
wordt genomen.
„De maaltijd in de hoge indrukwek
kende eetkamer is overheerlijk en de
jonge vrouw houdt een levendige con
versatie gaande.
„Straks ga ik even naar Schiphol,"
verkondigt zij. „Mijn man komt met het
avondvliegtuig uit Londen."
„Dat zou ik maar niet doen," zegt
zuster Martha droogjes.
De jonge vrouw schatert. „Doet U
alsjeblieft niet zo streng tegen me! Na
tuurlijk ga ik wat décht U? Ik zal
braaf in de auto blijven. Weet U wat?
U gaat mee om op mij te letten reuze
idee
„Ik neem geen enkele verantwoording
op mij." verklaart de zuster effen.
Zwijgend speelt Lot met de appelschil
len op haar bordje.
Meteen heeft ze er wat op gevonden.
„Belt U even de dokter op en als hij
zegt. dat ik mag. dan gaan we. hè? Ja?
toe belt U dan nu meteen even!"
De dokter heeft, geen bezwaar en een
halfuur later glijden zij in de grote
Daimler over de donkere weg naar
Schiphol.
„Vader en moeder maken een reis
naar Afrika, naar mijn getrouwde zus
ter en zolang mogen wij de auto ge
bruiken," babbelt Lot.
Zuster Martha vindt alles even on
waarschijnlijk en eigenlijk vindt zü alles
verkeerd maar als zij die avond voor
het slapen gaan nog even in de grote
stoel gaat zitten, moet zij zich beken
nen. dat zij een heerlijke dag heeft
gehad.
Volle acht dagen laat de baby op zich
wachten en deze acht dagen behoren
tot de merkwaardigste van zuster
Martha's leven. Zij eet spijzen, die zij
nimmer heeft geproefd zij doet din
gen, die zij nimmer heeft gedaan en
zij werpt een blik in toestanden, die zij
nimmer heeft vermoed.
Op de middag van de tweede dag
komt er bezoek, eerst een oude dame
en dan twee jonge vrouwen. Zuster
Martha schenkt thee. presenteert koek
jes, neemt mantels en sjaals in ont
vangst en ergert zich in stilte aan de
oppervlakkige gesprekken.
Als je ook niets anders te doen hebt.
dan je maar te laten bedienen," denkt
zij bitter.
Als zij even naar de keuken gaat om
vers warm water, merkt de oude dame
op: „Met dat zustertje heb je het geloof
ik wel getroffen, ze lijkt een beschaafd
meisje en een behoorlijk gezicht
een zeer behoorlijk gezicht."
Lot knikt: „Dat welmaar ze voelt
zich hier niet erg op haar plaats, geloof
Ik...."
Zuster Martha die juist binnen komt,
hoort nog net die laatste woorden.
Een pijnlijke donkere blos stijgt haar
naar het hoofd.
Zo ze hebben dus over haar zitten
roddelen, terwijl ze even de kamer uit
wasEcht iets voor zulke leeghoof
den!
Ze zag niet dat Lot een snelle, ver
schrikte blik op haar wierp en zich op
de lippen beet. Toen het bezoek ver
trokken was, zeide ze hartelijk:
..Kom zuster, nu gaan wij nog gezellig
een laatste kopje samen drinken. Wilt
U mij eerst even mijn huissohoenen ge
ven? Ze staan boven onder het bed.
Vindt U het erg om ze even te halen?
Zal ik Gijs bellen?"
Zuster Martha is al bij de deui;,
„Is er nog iets anders, dat ik voor U
mee kan brengen?"
Lot schudt het hoofd. „Komt U nu
gauw gezellig zitten?" vleit zij.
Langzaam loopt zuster Martha naar
boven. Iets in haar verzet zich. Zij wil
zioh niet laten vangen door die opper
vlakkige vriendelijkheid. Ze wou maar
dat ze deze verpleging niet had aange
nomen. Bij de eenvoudige moedertjes
uit haar wijk had zij zich veel prettiger
gevoeld. Daar was je 's avonds dood-op,
maar het gaf veel meer voldoening.
Nadat zij Lot de met bont gevoerde
schoentjes had aangetrokken zette zij
zich op een der rechte stoelen in de
erker.
..Nee, komt U nu hier voor de haard
zitten," drong Lot aan. „En vertelt U
eens een beetje uit Uw praktijk? U be
leeft zeker reuze veel interessante din
gen?"
Zuster Martha haalt nauw merkbaar
de schouders op. „Ik vermoed, dat U
het niet erg interessant zoudt vinden,"
zegt ze stug.
Dan begint zuster Martha te vertel
len, onwillig eerst met korte afgebeten
zinnen, maar weldra wordt zü meege
sleept door de herinnering aan de
mensen en de kinderen, die een rol
hebben gespeeld in haar leven.
Zij vertelt van klein Jantje, die nog
nooit een stukje speelgoed had bezeten
en die door een vriendelijke dame op
straat was meegenomen naar een speel
goedwinkel, waar hij een blokkendoos
had gekregen en hoe hij toen 's avonds
door zijn dronken vader half dood was
geranseld, omdat niemand thuis wilde
geloven, dat hij dat doosje niet had ge
stolen. Zij vertelde van manke Joost,
die tranen met tuiten had gehuild toen
hij in het ziekenhuis hoorde, dat hy
naar huis mocht, want thuis betekende
een muffe, donkere zolder met een lege
legerstede, die bestond uit een hoop
vodden en het ziekenhuis met de hoge
lichte ramen, het fijne éten iedere dag,
maar weer tot je echt genoeg had en
het onbegrijpelijk heerlijke, een heus
bed voor hem alleen dat was voor
hem het paradijsZij vertelde van
die moeder, die in haar werkhuis had
gestolen om haar driejarig Marletje een
pop te kunnen gevenVan ouwe Ber-
tus, die met postpapier langs de huizen
leurde om geld bijeen te krijgen voor
zijn oogappel, het kleine, bleke Pietje
van zijn dochter, dat niet met de va-
aiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiiiiiii|iiiii|||i||,||,|i|i||,,|||||,,,|||||ij£
Sinterklaas voelt zich moe, rillerig, duizelig.
1 De Hollandse kou, regen, mist en soms maar hoe langer hoe
1 minder de miezerige watersneeuw, kent hij sinds eeuw en dag.
Maar ondanks het extra dikke ondergoed, de warme bouffante en
1 z'n dikke muts, liep hij een lelijke kou op en kameraad Piet ziet hem
daar zielig, hoestend en proestend, voor het haardvuur zitten.
Goedheilig man", zegt Piet en zijn ogen rollen angstig rond en
1 zijn tanden klapperen ervan, ,,wees toch als-je-blieft voorzichtig! Ik
sméék 't U. Nog een paar dagen en we moeten weer over alle daken
1 van dit miserabele kikkerland, een vermoeiende geschiedenis. Zeker:
U bént een jaartje ouder, maar wat moeten de mensen er nu van den-
E ken, als U wegens ziekte verhinderd" bent Uw 5 December-avond-
1 tocht te maken? Als U niet oppast, komt er niks meer van de pret. U
1 wilt de arme Hollanders, die er zonder Indonesië en mét Lieftinck
1 toch al zo berooid aan toe zijn, niet nóg ongelukkiger maken? Kom,
laat ik U eens mogen inschenken: een hete Bisschopgroc doet op Uw
leeftijd wonderen!"
I
En Sint laat zich inschenken en het klokt allemaal zó opwindend naar
H binnen, dat-ie er haast guitig van wordt.
Maar 't volgend moment is hij weer somber en zegt: „Heus, beste
E Piet, ik voel me inderdaad belabberd. Ik weet werkelijk niet, of ik 5
E December nog op stap kan gaan. Soms heb ik 't gevoel, dat 't met me
H afloopt.
1 Het zou de éérste keer zijn dat de mensen me niet „boe-hoe" door
E de schoorsteen horen roepen. Ze zullen er gék van opkijken.
s Maar als ik dan de Hollandse kindertjes zie, die ondanks alle zwa-
1 righeid van deze tijd, tóch zo verwachtingsvol naar hun schoentjes bij
i de kachel blijven kijken, jadan zeg ik: „Ouwe jongen, kijk uit, zorg
1 dat je weer de vrolijke kraan van vroeger wordt. Maar 't valt me
moeilijk Piet, beslist héél moeilijk. Als ik jóu niet had om me op te
1 monteren, dan zag 't er kwaad uit voor de duizenden, die op een
H grapje van me wachten".
I
1 Zo zitten Sint en Piet bedrukt tegenover elkaar en ze weten maar
H niet, wat er dit jaar van hun feest terecht moet komen.
1 De schimmel hebben ze in de warme stal gezet, want 't arme dier
kan z'n meester niet ziek zien en 't werd er ook al mistroostig Épn.
1 „Kunnen we niet een dubbelganger opsnorren, Piet, die 't werkje
E dit jaar voor me opknapt?"vraagt Sint zuchteed.
E Maar op 't zelfde ogenblik schrikt hij van z'n eigen vermetele
vraag.
I Piet kijkt, of hij 't in Keulen hoort donderen.
E „Pen dubbelganger?" vraagt Piet. „Ja, er lopen hopen van die
II znertkerels rond en de mensen vergapen er zich aan".
1 Maar pr is toch één Sint, denkt Piet en niemand kan zó behendig
E langs de schoorstenen rijden als zijn Sint. Hoe kan z'n baas nu zó iets
krankzinnigs voorstellen? Het moet wel vér met hem gekomen zijn.
„Goedheilig man, geen sprake van. Dubbelgangers zijn waardeloos.
Dat is een duivelse uitvinding van de moderne tijd, waarin alles en
EË iedereen afzakt.
Kom Sint, pak er nog eentje en ik stop U in bed. U heeft nog drie
dagen en ik maak U beslist beterl Géén zure grapjes meer, zoals van
die gedevalueerde dubbelgangers. De mensen willen hun échte, on-
verwoestbareSinterklaas, ook dit jaar. Ze staan al op de uitkijk en
E U mag ze niet teleurstellen. De kruik ligt er al in".
En Sint, een beetje beneveld door de heerlijk-hete Bisschopwijn en |j
een beetje opgekikkerd door Piets kernachtig woord, kruipt onder de E
wol en zegt: „Heerlijk, jongen, ik voel me nu al beter worden".
Piet begint er opeens weer plezier in te krijgen en de schimmel
heeft z'n lach in de stal gehoord en gaat van pret hihneken! j|
„Het zal bést meevallen, Sint", zegt Piet. j
E „De mensen hóren ons al aankomen. Samen wédden, Sint, dat we
Dinsdag weer langs de daken razen en de fikse grapjassen van E
altijd zijn?
O: wat een feest wordt dat!.
FANTASIO.
illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
cantie-kolonle meek on, omdat er geen
geld wasZij vertelde van 'het kerst
feest-der armen, aangericht voor drie
honderd kinderen, die nimmer aan een
cadeautje toekomen en ook Dij deze ge
legenheid niets zouden krijgen, behalve
een kop chocolade, een ulevel en een
heel klein taai-taai popje om mee naar
huis te nemen
Lot luisterde met vochtige ogen. „Wat
is er veel ellendemompelde "zij.
Toen kwam de heer des huizes thuis
en over arme kinderen wordt niet meer
gesproken.
Als Bram die avond vraagt: „Valt ae
zuster nogal mee?" antwoordt Lot: „Je
moest haar eens horen vertellen over
haar arme kinderen dan is het een
totaal ander mens!"
Twee dagen later vraagt Lot of de
zuster een paar boodschappen voor haar
wil doen. „Ik heb een massa neefjes en
nichtjes," vertelt zij, „wel achttien en
met de familie van mijn man erbij zijn
het er nog véél meer. Zoudt U voor die
kinderen wat speelgoed willen inslaan?"
„Dan dient U me toch te zeggen hoe
oud die kinderen zijn en hoeveel cadeau
tjes ieder moet hebben," vindt zuster
Martha, „en of het jongens of meis
jes zijn
De jonge vrouw bekluift naarstiglijk
een potlood, Een diepe denkrimpel staat
boven het grappige kleine neusje.
„Och," zegt ze dan, „als U nu iets leuks
ziet dan koopt U dat vijfmaal of zes
maal of achtmaal Speelgoed is nooit
weg. Er komen nog zoveel verjaardagen
van kinderen uit de familie en van
kennissen."
Zuster Martha neemt papier en pot
lood.
„Hoeveel kinderen zijn het by elkaar
en hoeveel moet ieder hebben?" vraagt
zy zakelijk.
„La's kijkenZeker wel dertig
kinderen en ze krijgen gewoonlyk vyf of
zes pakjes ieder. Ik koop ook altyd van
die leuke kleine dingen als fluitjes en
tollen en stuiters en zoen natuur
lijk wat snoepgoed
Zuster Martha npteert: dertig maal
vyf pakjes, plus snoep,
„Hoeveel had U gedacht te besteden
per kind?"
„Ongeveer een gulden of vier."
„Is het snoepgoed daarby inbegre
pen?"
„Nee daarvoor kunt U drie kwar
tjes per kind besteden."
Drie dagen lang draaft zuster Martha
gedurende de twee uren, dat haar pa
tiënte rust, door de speelgoedafdelin
gen van gTote warenhuizen. Zy keurt
en kiest en koopt met grimmige verbe
tenheid. zy vindt de hele expeditie
idioot. Waarom moeten al die rijke
kinderen, die natuurlyk van thuis ook
het nodige krijgen, daarenboven nog zo
veel van een tante hebben?
Onbewust hindert haar al het zo vu
rig begeerde speelgoed, dat zy in haar
schamele jeugd nimmer heeft bezeten.
Nooit was er geld voor een pretje of
een kleine verrassingNooit had zy
iets gekregen, noch met Sinterklaas noch
met een verjaardagMet een boze
rimpel boven de ogen tuurt zy op de
lange boodschappenlyst. Zo gaat het
nu altyd: waar veel is komt veel by en
voor degenen, die niets hebben heeft
niemand ooit wat over
Als zij bepakt en beladen thuis komt,
ls de jonge vrouw verrukt over alles wat
zy heeft ingeslagen. Prachtig vindt zy
alles. Zy windt de blikken autootjes op.
zij laat de bromtollen draaien en zy
probeert wat men allemaal van zo'n
blokkendoosje kan bouwen. De rubber
figuren moeten' allemaal worden opge
blazen en dan worden zij op een rytje
gezet om aan de heer des huizes te
worden voorgesteld.
Gys wordt uitgestuurd om pakpapier
en touw en dan begint het inpakken.
Op ieder pakje wordt de inhoud ver
meld en dan heeft Lot er opeens genoeg
van. Alles wordt tot nader order op
het logeerbed neergelegd.
„Ik hoef alleen nog maar de namen
er op te sohryven en dan kan Gijs het
wegbrengen." zegt ze en dan voegt zij
er lief aan toe: „Heerlyk, dat U me zo
fijn heeft geholpen, zuster!"
Maar voordat de namen op de pakjes
staan, kondigt baby zyn komst aan en
niemand denkt meer aan de Sinter
klaaspakjes.
Het is veertien dagen later.
De kalender wijst 5 December aan,
In de zitkamer, waar in een wolk van
kant en tule de pasgeborene slaapt in
zyn prachtige wieg, zitten de jonge
moeder en zuster Martha voor de haard.
„Niks leuk," pruilt de jonge vrouw,
„dat myn man nu juist .vanavond een
vergadering heeft. Wie vergadert er nu
op Sinterklaasavond!"
„Meneer heeft toch beloofd om half-
acht thuis te zyn; dan begint de avond
toch pas," troost de zuster.
„Verleden jaar waren we met z'n
elven," vertelt Lot.
„Komen er vanavond ook veel men
sen?" vraagt zuster Martha verschrikt.
„Neen, neen vanavond .blyven
we gezellig onder mekaar. U gaat toch
niet uit?" vraagt Lot,
Zuster Martha, die van plan is om
vroeg naar boven te gaan, schudt het
hoofd. Neen, ze gaat niet uit,
„Hè gelukkig!" zucht Lot en de zuster
heeft het land, omdat zij daar opeens
om moet blozen. Ze hoopt maar, dat ze
haar geen cadeautjes zullen geven.
Zelf koopt zij nimmer iets voor
iemand. Allemaal maar geldverspillerij,
Het is allang halfacht, meesmuilt de
jonge vrouw en nauwelijks heeft zij dat
gezegd of er wordt in de gang gefluis
terd en gegiecheld en dan bonst er
Iemand luide op de deur.
Nog voor zuster Martha de deur kan
open doen, staat er al een pracht van
een Sinterklaas midden in de kamer,
compleet met myter en staf en lange,
rood fluwelen mantel
„Piet." roept Sint met een stentor
stem, „breng de kruiwagen!"
En dan komt uit de verlichte gang op
een sukkeldrafje een roetzwarte Pieter
man in een klostelyk fluwelen wambuis
met een zwierige baret op zijn kroes
kop. De wagen, die hy voortduwt, is een
donkerblauw gelakte kinderwagen,
waarin drie grote en een kleine gonje-
zak liggen opgestapeld. Zó prachtig is
de vermomming, zó tot onherkenbaar
wordens toe is de stem veranderd, dat
Lot het eerste ogenblik versuft met
open mond zit te kijken. Maar al heel
gauw heeft zij het door. Zy' laat echter
niets blyken en yverig speelt zij het
spel mee.
Zuster Martha kykt min of meer ont
hutst. „Zal me ook effe wat kosten om
zo'n piekfyn stel te huren!" is haar
eerste gedachte. Hoe halen ze het In hun
hoofdEr zijn niet eens kinderen.
en meneer er niet eens by!
Lot is opgesprongen "Sinterklaas mag
ik U deze stoel aanbieden?"
„Dank je wel, m'n kind," antwoordt
de Sint met een basstem. Dan gaat het
grote boek, dat hij onder de arm draagt
open en worden al Lots zonden van het
afgelopen Jaar voorgelezen.
Nederig belooft Lot beterschap.
Sint vraagt waai de heer des huizes
is. Ook over hem worden enige harde
noten gekraakt.
Dan wendt de goed-heilig-man zich
tot zuster Martha. Zy krijgt te horen,
dat zy vol vooroordelen zit en te veel
kritiek op anderen neeft, maar zy
krygt cok te horen, dat zy een zegen is
voor armen en behoeftigen en een sie
raad van haar beroep,
Zuster Martha, die niets ln de gaten
■heeft, begrijpt er geen steek van, zy
weet niet of zij moet lachen of boos
worden. Maar als de Sint zyn gehand-
schoende hand. waarover een ring met
enorme karbonkel is geschoven, op haar
hoofd legt en vraagt: „Zult gy Uw best
doen. myn dochter? dan doet zy tóch
mee en belooft plechtig beterschap.
Dan legt na een gebiedend gebaar
van de Sint Pieterman een zwaar
gevulde gonjezak by haar steel en een
bij de vrouw des huizes. De derde zak
wordt voor de haard gezet. Er hangt
een grote kaart aan: voer de heer des
huizes. Ten slotte haalt Piet een klein
meelzakje uit de wagen, dat met een
blauw zyden lint is toegestribt.
„Wacht eens even, Piet," bast Sinter
klaas „Is Uw zoon braaf?" vraagt hy;
„verdient hy een geschenk? Doet hij
zyn kleine plicht?"
Lot heeft de grootste moeite om ern
stig te blyven. „Sint," zegt zy, „het ts
een engel van een jog!"
Sint knikt voldaan. „Zo zo zo
geeft hem dan dit," zegt hy en het
kleine zakje wordt naast de grote voor.
de haard gezet.
Nadat Sint Nicolaas Gys en de beide
meisjes, die vanaf de drempel het hele
toneeltje hebben gevolgd, vaderlijk heeft
toegesproken en hun elk een banket
letter en een envelop heeft overhandigd,
stapt hij, gevolgd door Piet, in een
wachtende auto.
Nauwelijks is het gebrom van de motor
verklonken of de heer des huizes komt
handen wry vend de kamer binnen. (Lot
verklaart later, dat er tcvenary iii het
spel moet zyn geweest!)
„Heeft U my nog nodig, mevrouw?"
vraagt zuster Martha effen. Maai- voor
dat Lot kan antwoorden, komt Gys bin
nen met dampende glazen bisschop en
een gebakschaal. gevuld met banket en
speculaas. Weldra zit ook zuster Mar
tha met een glas en een schoteltje in.
de hand.
Lot peutent aan de grote zak. „Ik ben
toch zó nieuwsgierig! Ik kan gewoon
niet wachten!" roept zy opgewonden,
„Hier zuster neem myn schaartje,
dan kimt U het touw van Uw zak door
knippen anders duurt het zo lang..
„Ja maar dat is niet voor my,
datdat is..'..," sputtert zuster
Martha.
„Geen tegenwerpingen, open maken
niet zoveel vooroordelen!" bast op
eens de stem van Sinterklaas naast
haar.
Zuster Martha wordt vuurrood. On
handig frutselt zij aan het stugge touw.
En dan begint het uitpakken.
„Beurt om beurt dan duurt het
fijn lang!" roept Lot.
Het wordt een opwindende avond.
Zuster Martha ziet zich verrijkt met
een heerlijke warme peignoir en een paar
met bont gevoerde slofjes. Twee harte-
wensen zyn tegelijk in vervulling ge
gaan.
Zij is er stil van. zy ziet niet hoe
Bram en Lot elkaar een knipoogje ge
ven.
Als eindelijk alles is uitgepakt vraagt
Lot: „Zuster, wat zit er toch nóg meer
in die zak van U?"
„Niets, mevrouw krantenpapier als
vulling en een paar turven voor de
zwaarte denk ik."
„Weet U dat héél zeker?" vraagt Lot
schelms.
Aarzelend trekt zuster Martha de zak,
die zij ter zyde had geschoven naar
zich toe. Hier kan je van alles ver
wachten. Wat zouden ze nü weer heb
benZij verwydert de krantenprop-
pen en dan ziet zij opeens al de pakjes,
die zy zelf heeft ingepakt. Er steken
papiertjes tussen. „Voor Pietje van oude
Bertus" staat op het ene en „Voor
Ma-rietje, die geen pop had" op een
andere „Voor manke Jantje"
„Voor Harm" „Voor Tonnie" op
weer anderen. Ze zyn er allemaal en
voor ieder is er wat.
....Dus dé&rom moest a! dat speel
goed worden gekocht en déérom waren
die namen niet op de pakjes gezet
Zij voelt een brok in de keel. Tranen
dringen haar naar de ogen.
....Dat ze dat gedaan hebben
Voor hdér voor de kinderen het
ishet is te èrg.en zyrij
heeft hen in gedachten voortdurend
beschuldigd van oppervlakkigheid en
zelfzuchtzij heeft een hekel aan
hen gehad omdat zij meer bezaten, dan
zy ooit het hare zal kunnen noemen.
Zij gaven hun geld en hun hart en
zygaf niets.
Opeens valt haar de spreuk in, die
zij die morgen op haar scheurkalender
heeft gelezen: „De grootste weldaad die
men een arme kan bewyzen, is hem in
staat te stellen anderen wél te doen".
Met een spontaan gebaar steekt zij
elk een hand toe: „Hoe moet ik U
daarvoor danken?" stamelt zy.
Hartelijk vat de jonge vrouw de toe
gestoken hand.
„Zuster", zegt zy, „wij zijn zo ge
lukkig en zo bly met ons jongske,
wy willen zo graag anderen ook een
beetje gelukkig maken maar wij
weten die anderen niet altyd te vin
den. Als U nu straks in een andere
verpleging bent zult U ons dan niefc
vergeten? Komt U dan nog eens ver
tellen over al die Jantjes en Marictjes,
die geen speelgoed hebben?"
Zuster Martha belooft het grif.
Als zij eindelijk met al haar schat
ten op haar kamer is aangeland, is zjj
veel te opgewonden om meteen to
gaan slapen. Zy zet zich in de grote
stoel om in gedachten, die hele heer-
lyke arond nog eens te herleven van
begin tot einde. Zo'n échte Sinter
klaas-avond heeft zij in heel haar
leven nog nimmer meegemaakt.
Dan valt haar oog op haar hoofd*
kussen.
Er ligt iets op.
Twee harten van borstplaat een
rose en een zwart met een lint saam
gebonden.
Getroffen staat zU er mede in de
hand.
„Twee hartendenkt zy ont
roerd, ik heb vanavond twee harten
gekregen
Dat is het mooiste Sinterklaasca-
deau dat ik ooit heb gehad.