toK&tst&vmei „Schenk weg wat dierbaar is" 'Sste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 24 December 1949 Tweede Blad No. 26881 „Eén geeft U de kracht" door Amy GroskampTen Have Het was een héél bedroefd klein meisje, dat op die Kerstavond lang geleden in de diepe vensterbank van het grote grachtenhuis zat en door de dichtgetrokken- vitrages naar buiten tuurde, waar af en toe een schaarse voorbijganger in de lichtkring van de lantaarn voor het huis trad om dadelijk daarna door de duisternis te worden opgeslokt. Vanmiddag had het gesneeuwd maar nu was het gaan regenen Vanmiddag leek alweer zo ver weg Toen was alles nog prettig en goed geweest en toen opeens was het allemaal zo raar géworden en zo akelig. Ineens was de dokter er ge weest en allemaal vreemde mensen en ze hadden Mammie meegeno men in een grote auto. Ze had al leen maar even goeden dag mogen zeggen. De gestalte op de draagbaar met de wollen deken om het hoofd had reeds niets meer van het lief ver trouwde moedergezicht. Het kind zat boordevol vragen. Hoe moet het nu vanavond met de Kerstboom en allesWaar brachten ze Mammie heen en wan neer kwam ze weer terugEn moest zij hier nu alleen met oude Anna blijven Tranen kropten in haar keel. Muisstil zat ze in de vensterbank. Bij de tafel zat Anna met haar hoed op. Kordaat en practisch met de eigengereidheid, langjarige, trouwe dienstboden eigen, had Anna dade lijk mevrouw Loes uit Bussum, de jongste zuster van haar mevrouw opgebeld om kleine Mia te halen. Het gepakte koffertje en een mand je met de voor het kind bestemde Kerstgeschenken 6tonden reeds klaar in de gang. Anna hoopte maar dat het niet te lang zou duren eer de auto kwam want het was haar uitgaansavond en zij zou de Kerstavond bij familie gaan vieren. Traag kropen de minuten voorbij. Buiten sloeg een torenklok één maal. Daar hield een auto stil. Een portier klapte. Tante Loesdaar is tante Loesriep Mia en zij wist niet of zij daar blij mee moest zijn of niet. Tante Loes was in alles het te gendeel van haar vroeg oude. tob- berige zuster met haar wankele ge zondheid en haar neerdrukkend verdriet om de te vroeg gestorven echtgenoot. In het grote huis klonk zelden een lach. Even later zat Mia als een klein kindje op schoot bij tante Loes ach ter in de auto, terwijl oom Henk stuurde. Ineens was alle schrik en narig heid weg. „Wij zijn bij Mammie ge weest en het gaat reuze goed hoor en morgen mag je er heen", vertel de tante Loes. Mia drukte haar snoetje diep in de zachte bontkraag. „Wat ruikt u lekker", zuchtte zij. ..Arme kleine muis", prevelde tante Loes in de blonde krullen. Vanaf het ogenblik dat Mia het feestelijk verlichte huis van tante Loes betrad, wandelde zij régelrecht het sprookje binnen. Daar zong een hele kinderschaar Kerstliederen bij de piano, daar werd het oude Kerstverhaal voor gelezen door oom Henk, daar wer den door de kinderen en de kleine gasten allerlei spelletjes gedaan en tot slot hadden ze allen tezamen in de donkere eetkamer achter de gesloten deuren moeten wachten. Als een adembenemend wonder stond daar in stralende luister de prachtige grote Kerstboom met z'n ontelbare kaarsjes. Vergeten was het kleine boompje thuis, dat zij de laatste jaren altijd zelf had moeten optuigen omdat het te vermoeiend was voor mammie, vergeten waren de cadeautjes van thuis, die door Anna waren uitge zocht en gekocht, en die nooit he lemaal precies waren wat je hoopte dat zij zouden zijnAlles ver bleekte naast de glans van dit echte, heuse feest. Zij werd zich pijnlijk bewust van haar lege handen. Nog nooit had zij iets voor iemand gemaakt. De naglans van deze éne lichten de avond bleef Mia nog jarenlang bij. In haar herinnering bleef deze dag voortleven als de Kerstdag- met-een-rood-kruisje. O Wéér is het 24 December, Kerst avond. Met een energiek gebaar schuift het blonde meisjes-studentje de boeken opzij. Voor vandaag is het genoeg! Zij werpt een blik op de klok. Waar of Jaap blijft? Zij zouden toch samen gaan eten. Zij treedt aan het raam en slaat het gordijn weg. Een fijne sneeuwjacht stuift langs de vensters. Dus toch nog een witte Kerstmis enig! Spotachtig haalt zij de mooie schouders op. Waarom enig?, sen timenteel gedoe! 't Zal er wat op aankomen of het wèl of niet sneeuwt op Kerstmis! De wereld is tóch een gekkenhuis! Beneden stampt iemand de sneeuw van zijn schoenen. Een korte tik op de deur en een lachend gezicht kijkt om de hoek. Ha die Mia! Klaar? Ha die Jaap! Even later lopen ze door de natte sneeuw. Jaap steekt zijn arm door dc hare. ..He-t is glad", zegt hij ver ontschuldigend. ..Wat gaan wij vanavond doen?" vraagt zij. „Komen de anderen ook?" Jaap haalt da schouders op. „De meesten zijn natuurlijk naar huis Kerstavond hè. Chris zei dat hij een moord-tent had ontdekt we kun nen wel even gaan kijken als je wilt" De nieuwe tent is een rokerig smal lokaaltje. De consumptie is duur en slecht. Er zijn er maar een paar van hun clubje Tussen de ta feltjes wordt gedanst Mia slaat achter mekaar een paar glazen om. Maar de drank kan het lege gevoel van binnen niet verdrijven. Ze heeft het land aan zichzelf - ze heeft het land aan Jaap en aan de anderen - ze heeft het land aan die hele onzinnige Kerstavond en aan de malle groene slingers en ae rode lichtjes langs de wanden. Dan komt een geverfde juffrouw en zingt met veel vals pathos de ..Holy City" en „Stille Nacht". Met een ruk schuift Mia haar stoel achteruit en staat op. ,,Ik vind het hier een nare tent!" verklaart ze. „Wat heb je toch?", vraagt Jaap als ze buiten in de frisse klare „Hé broertje - moet jij niet naar huis?" Twee betraande kinderogen blik ken verwijtend op naar de indrin ger. De d- deur is d- dicht „Kun je er niet in?" „Neei „Waar is je moeder?" „Uit mit 'n aume ,.Heb je honger?", vraagt Jaap. Het kind knikt, rillend in de dun ne vodden. Jaap kom je nou haast? Doe toch niet zo vervelend!", klinkt Mia's stem op een afstand. „Ik ga hoor!" Jaap antwoordt niet. Hij buigt zich over het kind. „Zullen wij sa men een lekker broodje gaan kopen, een broodje met worst en een kop chocola?" Drie turven hoog monstert hem achterdochtig. „Hei jaai cinte „Ja hoor! Ga maar mee." Jaap steekt een hand uit. Mia is naderbij gedrenteld. „Wat heb je daar toch?", vraagt ze nieuwsgierig. „Een kind," zegt Jaap ongewoon ernstig, „een kind dat honger heeft. Kom „Wat wou je met hem gaan doen?" ..Eten geven, zegt Jaap practisch en dan zullen we wel verder zien." Het kleine koude pootje ligt vol \ertrouwen in Jaap's grote hand. Als vanzelfsprekend steekt het kind het andere handje naar Mia uit. Jaap vertelt van de dichte deur en van de moeder, die met een „aume" op stap is. - „Arme kleine bliksem!", mompelt hij. Mia zegt vig en met een spottend grote men- sen-elleboogheffen„Zawwel „Geef mij maar. zal ik het voor je dragen." biedt Mia aan. ..Noppes!, klinkt het vijandig, ken- i:k sellef wel. en twee magere klauwtjes grijpen de zak vast, alsof zij die nooit meer willen loslaten. En dan begint het sprookje het sprookje van de wollen sportkousen, van de hele schoenen en het onder goed en het wonder van het. trai ningspak - een beetje verschoten en gestopt aan een elboog, maar heerlijk warm. Winkel in. winkel uit, gaan zij, van de uitdragerij naar het manu facturen winkelt je van Opoe Dazert en van daar naar het bazaartje van Hcin-met-de-sik. Zij staan stil aan de snoeptafel met de kleurige Kerst uitstalling van Gerrig-van-Tante Da en overal wordt wat gekocht. Niets is meer onmogelijk, alles ligt plotseling binnen het bereik van twee groezelige kleine jongenshan den. Mia vergeet dat zij het koud heeft en dat zij moe is. Zij vergeet dat haar dure schoentjes doorweekt zijn zij is het die uitzoekt en keurt en kiest. „Dit moet er nog bij en dat en datnatuurlijk ook wat speel goed." Inne póp!, commandeert een parmantig stemmetje ineens. „Een pop?, wou jij met een pop spelen?" „Tuurlijk niet! Ikke bin toch een jónge!" „Wat wou je dan met een pop?" „Foor Rietje fan buurvrouw, die Is overeje en ze ken noit meer op staan De pop wordt gekocht. Aan het einde van het straatje op een oud vervallen pleintje, staat in een kring bij een walmende toorts -het Leger des Heils en zingt „Stille nacht, heilige nacht". Plechtig klinkt het oude lied op tegen de schamele huizen, die ver moeid tegen elkaar leunen. Mia luistert met betraande ogen. Jaap treedt op een der officieren toe. Een kort gesprek volgt. De kapl- teine van 't middernachtszendings werk kent het kind wel. „Een slecht gezin"zegt zij hoofd schuddend. „De vader in de gevan genis en de moeder altijd op stap. We zullen het kind meenemen naar avondlucht lopen. „Ik heb niks, waarom zou ik iets hebben?", bitst zij. - Hoe kan zij Jaap nu vertellen dat zij zo'n ver schrikkelijk verlangen heeft naar de stem van tante Loes. die „Stille Nacht" zingt, en naar die ene en kele volmaakte Kerstavond uit haar kinderjaren Door vunzig, nauwe kronkel straatjes aanvaarden zij de terug tocht naar huis Het bijzondere van de nieuwe „tent" was dc ligging in het havenkwartier. Mia huivert in het korte kostbare bontjasje. Brrr! Wat een buurt! Hier ben ik nog nooit geweest. Achter de bewasemde ramen van een paar armzalige winkeltjes brandt licht. Jaap staat stil. „Is het niet net een toneeldécor?", vraagt hü. „Hè, loop eens door", geeuwt Mia. „Ik begin het koud te krijgen Ga alsjeblieft mee naar huis dan pak ken we een borrel." Tussen twee lantaarns klinkt uit de duisternis een onderdrukt geluid. Jaap blijft staan. „Hoor eens!. wat is dat? Daar huilt iemand Ik weet het niet en het kan me niet schelen! Schiet nou op alsje blieft!". zeg' Mia ongeduldig. Jaap strijkt een lucifer aan. Bij het flakkerend schijnsel zien zij op een houten stoepje een haveloos kereltje van vijf of zes jaar zitten. Een klein hoopje menselijke ellen de, snikkend met zijn hoofd op zijn knietjes. Zacht stoot Jaap hem aan. niets. Zij vertrouwt haar stem niet. Er is iets dat maakt, dat zij voort durend moet slikken. In een klein bedompt broodjes winkeltje met een walmende oliepit boven de geverfde toonbank kopen zij het broodje met worst. De dam pende chocolade wordt gebracht. In een ommezien Is het broodje ver dwenen. Er wordt een tweede broodje be steld, maar voordat dit half op Is, vallen de blauwe kijkers toe en het hoofdje zakt zwaar op het bordje Moe. verzadigd en eindelijk door en door warm heeft de slaap het kind overmand. Mia tilt de slapende hummel op haar schoot. „Kijk eens!" - wijst ze verschrikt. - „Hij heeft blote voetjes en zijn ene schoen i=; helemaal door!" Jaap betaalt en laat een grote zak vullen met eierkoeken, kwatta- repen, appels, zuurtjes en allerlei andere heerlijkheden. „Weet je wat we doen moesten?", bedenkt hij. „we moesten wat kle ren voor dat arme wurm kopen." „Alle winkels zijn nu toch dicht", werpt Mia tegen. „Wel nee - in die volksachter buurten nemen ze hot niet zo nauw met de winkelsluiting hcor! Ga maar mee". De kleine baas - gewend aan on geregelde hazenslaapjes, is intus sen alweer klaar wakker. De felle ogen in het gore snuitje kijken be gerig naar de zak met lekkers, die Jaap voor hem heeft neergezet. „F'r maón-?", vraagt hij ongelo het Zonnestraal-huis, daar is het al eens eerder geweest." Mia hurkt bij het kind. „Ben Je blij met alles. Jö?" Als enig antwoord slaat de kleine man beide armpjes om haar hals en geeft haar een stevige pakkerd. Die avond voor het slapen gaan, staat Mia aan het venster en .kijkt naar de maan. die uit een schoon- geregende lucht haar blanke stralen giet. Alle onvrede, alle ongedurigheid Is uit haar weggeëbd. Zou het dan toch waar zijn, dat „geven geluk" betekent? Een glimlach speelt om haar mond. Een Kerstavondje met een kruisje - denkt ze tevreden. Glimlachend en dankend neemt de jonge advocate de gelukwensen van haar collega's in ontvangst. Mia weet het: haar pleidooi is een meesterstuk geweest en de zege is verdiend. Blijdschap en trots vervullen haar bij de lovende woorden van de grijze president, maar als zij enkele uren later ln haar weelde rige vertrekken alleen aan de maaltijd zit. vraagt zij zich voor de zoveelste keer af of zij toch niet het beste van haar leven heeft ge mist. Een eigen gezin Getrappel van kindervoetjes... een huissleutel, ale ln de voordeur wordt gestoken Zij strijkt met de hand over het hoge blanke voorhoofd als wilde zij die gedachte verjagen. Zes en dertig jaar is zij nu en er was in haar leven nog nimmer een man, die haar bloed sneller deed jagen, iie haar adem deed verstokken en lie haar dat gevoel van zalige machteloosheid vermocht te schen ken. dat een liefhebbende vrouw willoos maakt tegenover de ene man, die haar boven alle anderen dierbaar is. Stijf kn\jpt zU de lippen opeen. Zo iemand is er nooit geweest... Neennooit. Zij wil niet aan Hans denken. Hans met zijn diepe overredende stem en zijn trouwe ogen, die haar zo hunkerend kun nen aanzien. Hans is getrouwd... hij heeft vier kinderen. Het was liefde op het eerste gezicht. Tot dusver, is zU de sterkste geweest, maar zij weet, dat de dag niet ver meer is, dat haar krachten haar zullen begeven. Driftig veegt -zij over de ogen. En dan vindt zij bij de nog ongeopende middagpost zijn brief. Als door een floers ziet zij de woorden staan in dat zo dier bare schrift. Morgenavond Kerstavond... met ons te eten. En heel klein in de benedenhoek: „Onthoud mé deze aalmoes niet". Mia bijt zich de lippen bijkans le bloede. Ik ga-niet.... ik ga na tuurlijk niet.... hamert het in haar hoofd. Zij weet het héél ze kerzij zal niet gaan. De volgende dag gaat zij reeds vroeg in haar kleine twoseater op weg: eerst naar de speelgoedwin kel, dan de kapper, dan de bloe menwinkel. Een kostbaar groot opgemaakt stuk met veel hoge kaarsen en sa tijnen lint, zo iets echt onpersoon lijks.... Een ogenblik aarzelt zij. Dan schrijft zij met haar forse hand op het kaartje: „De heer en mevrouw Ogenschijnlijk is het een zeer geslaagde avond. De uitgezochte spijzen zijn verrukkelijk toebereid, de Kerstboom straalt In een zee van licht en voor iedereen zijn er fraaie geschenken. Als het blonde moedertje voor de vleugel plaats neemt en met haar kleine zuivere sopraan het „Stille Nacht" inzet, staat Hans achter haar en zingt met zijn krachtige bariton de bekende stro fen mee Ook de kinderen zineen dapper mee en in de opgeheven gezichtjes stralen de blijde ogen als sterren. Later weet Mia niet meer, hoe zij het heeft bestaan om de ganse avond de vrolijke beminnelijke gast te zijn. die zij was. Om elf uur staat zij weer in haar zitkamer voor de brandende haard. Zij huivert in de kostbare bont mantel. „Een Kerstavond met een kruis jemompelt zij bitter. Het is zaliger te geven dan te ontvangen Zovéélzoveelheb ik nog nooit gegeven.denkt zij vertwij- Een half jaar later nam zij het huwelijksaanzoek aan van een zeer hoogstaand veel ouder man, voor wie zij grote achting koesterde. In het hoge kostbaar gemeubel de vertrek zit de oude vrouw voor 't venster. Buiten giert de stormwind met rukkende vlagen. De oude ogen schouwen naar binnen en verwijlen bij het verleden. ZU ziet haar triomfen als gevierde advo cate.... De zetel ln de Kamer! De prachtige succesvolle loopbaan. ZU ziet haar kleine jongen, die ze niet heeft mogen behouden en haar man, die haar is voorgegaan.... Het is een goed huwelijk geweest, een harmonisch huwelUkAl heeft haar hart nooit meer de ver voering gekend der liefde. Een vage glimlach trekt over het oude gezicht.Het is goed zo het heeft alles zo moeten zUn De regen klettert tegen het raam. Een eenzame taxi. Weg door de gudsende stralen. Leeg en verla ten zUn de straten. De gezelschaps juffrouw komt binnen met het theeblad. Zal ik inschenken, mevrouw? „Als ik thee wil, zal ik het wel seggen" klinkt het terechtwij zend. Juffrouw Mies onderdrukt een zucht. Hoe is het mogelUk dat Iemand altUd zo onvricndelUk is. En vanavond is het nogal Kerst avond. Als zU de kamer wil ver laten. wordt zU teruggeroepen. Zijn de pakken voor de armen allemaal al weggebracht? ZUn die wollen wanten er nog ingegaan? Ligt al les voor het personeel klaar ln de zU kamer? En de mand voor het Diaconessenhuis staat die ook klaar? En zUn alle bloemstukjes en fruitmanden besteld? Heeft zU er aan gedacht er nog eens over op te bellen? Ijverig beaamt juffrouw Mies. Alles ls gebeurd, zoals mevrouw het heeft besteld. Als Mia weer alleen is. strUkt zU met de hand over het voorhoofd. „Het is zaliger te geven dan te ontvangen mompelt zU spot achtig. Dat zegt haar buurman de dominee ook altUd. Ieder jaar heeft zU gegeven met volle han den van haar overvloed aan ar men en behoeftigen aan zieken en gezonden, maar nimmer heeft zij meer een Kerstms met een kruisje beleefdDie échte Kerststem ming is nooit meer voor haar weg gelegd geweest. Maar als je zo oud bent. dan tellen die dingen niet meer meeof misschien toch, als jeAls gefascineerd staren de oude ogen naar het karpet, als zag zU in het kleurig patroon iets opbloeien Met bevende vingers schrijft zij een briefje. Als dit brief je even later bU de buren wordt afgegeven, is op slag het dominees huishouden in rep en roer. „Ja, dat kan je denken"! roept Netta. de oudste dochter, „Dat doen we niet hoor moeder. Dat malle oude mens. Wat verbeeldt zU zich wel. Die denkt zeker, dat ze iedereen kan commanderen". Holderdebolder stormt de vUf- tienjarige tweeling de trappen af. „Wat is er, is er een cadeau ge komen? Komt er visite?" Petertje, het zesjarig nakomertje klimt op de tafel. „Ikke ook mee" kraait hU- Dominee komt uit zijn studeer kamer. „Mabegint mevrouw. „We gaan niet naar hiernaast. Nog lang niet. nog lang niet", brult de tweeling. Petertje danst op de tafel, dat de kopjes rinkelen. Do minee houdt de handen voor de oren. En wat stond er in dat briefje, dat deze opschudding veroorzaakte? Niets meer of minder dan dat de buurvrouw de hele familie incluis hun versierde Kerstboom over een uur verwachtte. Binnen een half uur zou het personeel komen om de boom en de geschenken over te dragen. „Er wordt niet eens gevraagd, of wU daar zin in hebben", mopperde Netta. „Ik dacht dat we ruzie met hiernaast hadden", roept een van de tweeling". We zUn op Kerstavond nog nooit 'van huis geweest", schuchtert de dominese. „Ik vind", zegt eindelijk dominee, „dat we dit maar moesten doen. Het is een eenzame oude vrouw en als wU haar daar nu een plezier mee kunnen doen, dan mogen wU dat niet laten. Wij houden immers nog twee Kerstdagen voor onszelf over en - wij kunnen onze Kerstlie deren hiernaast ook zingen. Vooruit jongens. Help eens het allerbreek- baarste van de boom op een blad te leggen. De knecht en de tuinman van hiernaast kunnen zo meteen hier zUn." „Vadertje, JU bent veel beter dan wU allemaal, roept Netta en zU geeft hem een zoen op zUn kale kruintje. Mia heeft zich intussen in haar rolstoel naar de serre laten rUden en daar moet de tuinman haar gras zode brengen en takjes en lege lu cifersdoosjes en een stevige karton nen doos. Juffrouw Mies begrijpt er niets van, maar zU heeft het opeens zo druk met ruimte te maken voor de boom en voorbereidingen te tref fen voor het onverwachte feest, dat zU haar verbazing vergeet. Het tafeltje uit de serre moet bij de boom worden gezet, ordonneert Mia. en de tussendeuren moeten dicht. De gasten zU'n er reeds als juf frouw Mies het tafeltje haalt. Daar zou zij het nog bijna vergeten heb ben. Nieuwsgierig bekijkt zij de ver schillende enveloppen met opschrif ten. „Voor een boekwerk", dat is natuurlUk voor de dominee. „Voor een lievelingswens", dat zal wel voor mevrouw' zUn. „Voor een paar schaatsen", dat ls natuurlUk voor een van de Jongens, maar wat zou er in dat doosje zitten. Het voelt zwaar en koud aan. In een wip heeft juffrouw Mies het koordje losgepeuterd. ZU licht het deksel op Een miniatuurtuintje! Een grint paadjeeen schutting dorretwrUgjes als struiken. Waarom zou mevrouwopeens begrUpt zU- „Het is toch eigenlUk een ouwe schat!", denkt zU. Vorige bewoners hebben drie kwart van de grote achtertuin in- dertUd verkocht aan mevrouw Mia, zodat de domineesfamilie maar over een heel klein tuintje beschikt. Al le pogingen om de grond terug te kopen, waren tot dusver gestrand op de koppige vasthoudendheid van de oude dame. Dat zU nimmer een voet in de tuin zette, dat dominé er een studeerkamer voor zich en een atelier voor Netta, die schilderes was, wilde laten bouwen; dat het huls met de opgroeiende kinder schaar te klein werd, voor geen en kel argument zwichtte zU. Halsstarrig bleef zU weigeren en niemand wist dat het de herinne ring aan de man, die nimmer haar^ hart had bezeten, was. die haar zo krampachtig deed vasthouden aan hetgeen hem eens zo héél dierbaar was geweest: het stille, zonnige stukje grond, temidden van de woelige stad. de tuin, waar hij leef de voor zUn bloemen en planten- kinderen. De avond werd een groot succes. Toen de domineesfamilie dc om vang van het geschenk begreep, kende haar dankbaarheid geen grenzen De verrassing maakte al len sprakeloos. Het was Netta. die het juiste gebaar vond, dat aller gevoelens vertolkte. Spontaan sloeg zü beide armen öm Mia's hals en kuste haar dat het klapte. „Tante Mia! Je bent een reuze wief!" riep ze en ditmaal dacht dominee er niet aan zijn dochter terecht te wUzen. Als eindelijk de gasten weg zijn en het personeel alles weer aan kant heeft gemaakt, zit boven in het grote gebeeldhouwde bed een oude vrouw, gesteund door kussens, overeind. Zij kan nog niet slapen. Zij ls zo opgewonden, zo bliiKerst mis met een kruisje.... denkt zij en een vertederde glimlach geeft even iets heel liefs aan het scher pe oude gezicht. Buiten beginnen de Kerkklokken te luiden. Op de stoel aan het voeteneinde staat de tekst, die zij als geschenk onder de Kerstboom heeft ge vonden ..Gij hield mijneoosen wakende.. Niet ikmaar GU Ootmoedig buigt zij het hoofd. Een zoete ontroering bloeit open in het opstandige oude hart Buiten klimmen de over elkaar buitelende klokketonen regelrecht de hemel in. Opeens weet Mia dat zU haar Kerstmis-met-een-kruis je" heeft verdiend omdat zU in zelfverloochenende bereidwilligheid datgene schonk, wat haar dierbaar was. En voor het eerst beseft zij dat er Een is. die de kracht schenkt om dit te kunnen volbrengen. J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1949 | | pagina 3