MrtJ." j Zut^en bren^' 111 V,'" Geen bewijzen van beschuldigingen tegen de heer Van 'f Sant BATAVIER LIJN £r;.£s - yenlo-incident motief tot actie in Nederland? Regering wist niets van Engels-Duitse vredesonderhandelingen Hij noemt zichzelf een „brievenbesteller" De Geer's vertrek naar Holland werkte als donderslag Kabinet had er meer tegen moeten doen Ax PER WEEK Ontslag van jhr De Geer was onvermijdelijk ZATERDAG 4 JUNI Velen rullen zich ongetwijfeld herinneren, hoe in de bladen van 10 No vember 1939 een opzienbarend bericht verscheen over een incident, dat zich had afgespeeld bij do Nederlands-Duitse grens. Bu Blerik vielen schoten, zo meldde het ANP. waarbij enkele ln burger geklede personen waren betrok ken. Naar het scheen werd een persoon getroffen, terwijl de anderen over de grens z\jn vervoerd. Enige maanden Weef men onkundig over wat er precies gebeurd was. Dat er een luchtje aan het „geval" zat, begreep een ieder. Uitvoerige Duitse en Nederlandse officiële verklaringen zyn over het Incident indertijd gegeven. WAT VON RIBBENTROP OP l het lijk van Klop Ln beslag genomen. 10 MEI ZEI. Ofschoon de Duitse regering het inci dent als zodanig niet terstond tegen de Nederlandse regering gebruikte als een bewijs van schending der neutraliteit, speelde dit in het memorandum, dat von Rtbbentrop op 10 Mei 1940 aan de Ne derlandse gezant aanbood een welhaast overwegende rol. Hieronder terloops het volgende: Op de ochtend van Vrijdag 10 Mei 1940, om 5.30 uur werd de Nederlandse gezant te Berlijn, jhr mr H. M. van Maersma de Wltt, verzocht terstond bij von Ribbent-rop to komen. Om 6.11 uur werd hij bij hem gelaten. Von Rtbben trop overhandigde een memorandum met- het verzoek dat t-e lezen. Alle daar in 6taande beschuldigingen werden door onze gezant met verontwaardiging van de hand gewezen. Hij herinnerde aan de sroede betrekkingen, die Nederland en Duitsland steeds hadden onderhouden, alsmede aan de correcte wiize, waarop Nederland steeds de neutraliteit had be waard. Von Ribbentrop zeide daarop, dat hij over andere inlichtingen beschikte en dat de Venlo-affalre bewezen had, dat met medeweten van hoge Neder landse autoriteiten de Britse Secret Ser vice een aanslag tegen de Führer en het Duitse RUk had voorbereid. Onze gezant sDrak met beslistheid tegen, dat hoge Nederlandse autoriteiten bij zo iets de hand in het spel zouden hebben gehad en hil weigerde te geloven, dat- zulk een overval, indien van Britse zijde zo Iets ooit zou zijn beraamd, op Nederlands gebied zou zijn voorbereid. In ieder ge val hadden Nederlandse ambtenaren daarvan geen kennis gehad. In rappor ten gewaagden zelfs ook Frick en Himm- ler van verraderlijke bewegingen, die zich op Nederlands grondgebied afspeel den en waar eveneens België van op de hoogte was HET ONDERZOEK DER COMMISSIE. Ten einde een duidelijk beeld van de gehele zaak t-e krijgen, heeft de en quête-commissie getracht de gebeurte nissen rond Venlo te recapituleren. Speciaal de voorbereidingen die er aan vooraf gingen en het aandeel, dat Ne derland hieraan gehad heeft De „dra matis personae" aan deze zijde waren de Britse officieren Stevens en Payne Best, de Nederlandse luitenant Klop en de chauffeur Lemmens. De van Duitse zijde gepleegde mensenroof was de slot- acte van een aantal besprekingen, die sinds October 1039 in Nederland hadden plaatsgevonden. Stevens en Best. moch ten echter, op afwijzende beschikking van de Minister van Buit. Zaken niet gehoord worden. Hij vond het bezwaar lijk. dat getuigen van andere nationa liteit door de enquête-commissie onder vraagd werden. CHAUFFEUR LEMMENS GEHOORD. Uit het verhoor van de Haagse gara gehouder Jan Frederik Lemmens, die de auto naar Venlo reed op de dag van het incident, blijkt, dat hij drie maal naar Venlo reed en daarvoor ook naar Arn hem, waar luitenant Klop besprekingen voerde. Reeds in 1925 kende Lemmens de heer Best al, die in de Billitonstraat te Den Haag zijn wagen kwam stallen bij de garage van de fa. Stapel, waar Lemmens chef was. Volgens Lemmens had Best. een „zaakje" op de Nieuwe Uitleg te Den Haag. Op de Nieuwe Uit leg was het dat Lemmens ook luitenant Klop leerde kennen. In October 1939 moest Lemmens Klop naar Dlnxperlo rijden en daar zag hij voor het eerst drie Duitsers. Ze waren door de marechaus see gevangen genomen, maar Klop, al dus Lemmens, wist ze los te krijgen. De Duitsers werden meegenomen naar Den Haag naar de zaak van Best, Een nacht vertoefden de Duitsers te Voorburg en de volgende dag werden ze teruggebracht naar Dinxperlo. Vandaar gingen ze naar Duitsland. Op 7 November moest Lemmens met Klop naar hotel „Wilhelmina" te Venlo rijden. Best en Stevens waren er al. Ze hebben de Duitsers, die zo maar over de grens kwamen wandelen, opgehaald en vervolgens 2 uur met elkaar zitten confereren. Later verdwenen de drie Duitsers over de grens en de anderen vertrokken weer naar Den Haag. De vol gende dag ging men weer naar Venlo, nu naar ..Backus" waar de heren weer met de Duitsers zaten te lunchen en te spreken Op de 9de November 1939 her haalde zich de rit naar Venlo. Lemmens kreeg 's morgens om 11 uur opdracht tot de rit-, die fataal zou worden. Herhaal delijk Het Lemmens in zijn verklaringen horen, dat hij voelde dat er wat broei de De omsingeling bfj café „Backus" was gauw gebeurd. Er waren veel Duit sers en een loste schoten. Luitenant Klop trok zjjn pistool en toen werd hy neergeknald. Klop was bewusteloos, nog niet direct dood. Men moest in een over valwagen stappen en zo ging het over de grens. De Duitse overvalauto was een personen-wagen met- een mitrailleur er op. Op het moment van de overval zat Best achter het stuur en Lemmens ach terin, zodat hij alles goed kon overzien. Op Duits -grondgebied moesten de ge vangenen met de handen in de hoogte staan. Lemmens keek om en zag hoe de Duitsers de gewonde Klop op de grond gooiden. Hurry up ging het vervolgens naar Düsseldorf. Vlak voor deze rit had K'od nog getracht gewond en wel in 'n kreupelbosje weg te kruipen, maar de belagers zagen het en sleepten hem bloedend en wel mee naar de auto. Van Düsseldorf werden de gevangenen onder zwaar gewapende escorte naar Berlijn gebracht, aan handen en voeten geboeid. Lemmens werd te Berlijn in een kelder gestopt, doch eep maand later, 10 De cember, naar Oraniënburg gebracht. Op 2 October 1940 werd hij losgelaten en naar huls gebracht. Hij werd vrijgela ten op voorwaarde, dat hij voor de Duit sers ging werken. Nog vaak werd Lem mens door de Gestapo lastig gevallen, omdat hij weigerde voor de Duitsers te werken. Vier maanden voor de capitula tie dook hij onder. Ten slotte vertelde Lemmens hoe dr Behrends luitenant Klop verzorgde. Dezp tekende de doodsacte in Düsseldorf, Waarom, wist Lemmens niet. WIE ER NOG MEER EEN ROL SPEELDEN. Uit de onderzoekingen, die de com missie naar het incident instelde, komen ven. Zo is er een zekere Duitser, dr ■"'"'••"««iteammii.,. twee Duit. Pranz Fischer gewoest, die bemiddelaar De beweging wilde Hitier er van overtuigen dat oorlog op de arbeiders massa's geen indruk zou maken. Zowel uit de verhoren van Travaglio, als uit een radio-rede, die Payne Best voor de BBC later gaf over het Venlo-in- cident, blijkt dat Fischer een eerste bespreking tussen Best en Solms be middelde, in September 1939 te Venlo. Daar de zaak belangrijk werd, betrok Best later Stevens in de besprekingen. Ten einde een ontmoeting in de grens streek mogelijk te maken, vroegen Stevens en Best samen aan generaal Van Oorschot om medewerking. GENERAAL VAN OORSCHOT. Volgens generaal Van Oorschot be weerden de beide Britten, dat zij met belangrijke Duitsers wilden praten om tot vredesonderhandelingen te komen. Daarby zou de Duitse generaal von Wle- tersheim betrokken zijn. Generaal Van Oorschot weigerde hen een „laissez-pas- ser" te geven, maar verklaarde zich be reid een van zijn officieren mee te ge ven ten einde hen in staat te stellen de Duitsers in de grens-zone te ontmoeten. Als voorwaarde stelde generaal Van Oor schot toen, dat de Nederlandse officier Klop de besprekingen moest bijwonen. De Duitsers zouden te Dinxperlo komen en luitenant Klop zou ze vandaar naar zou zijn gewoest tussen Duitse weer machtskringen en de Britse Intelligence Service. Fischer is volgens zijn zeg gen in 1935 wegens illegale activiteit uit Duitsland gevlucht. Anderen bewe- Garagehouder Lemmens, ren, dat hy wegens fraude van R.M. 350.000 de benen moest nemen. In 1939 woonde deze Fischer in Den Haag. Hy kwam ln contaót met dr Spieoker, voor malig perschef van de Duitse Rijkskan selarij, de man, die in het buitenland het verzet tegen de Nazi's organiseerde. Een zekere Travaglio (schuilnaam voor majoor dr Solms) werkte ook mee aan het buitenlands verzet tegen de Hitier- aanhangers. wachte generaal kwamen daar twee Duit se officieren, kapitein von Seydewltz (Best noemde hem von Seidlitz) en lui tenant Grosch. De Britten ontmoetten de Duitsers in Zutphen en namen hen mee naar Arnhem, waar de bespreking plaats zou hebben. Best verklaarde, dat de Duitsers maar wat kwamen verken nen en dat de generaaj een volgend maal zou komen. THEORIEEN OVER DE BESPREKINGEN. Over het doel van de besprekingen van Best en Stevens met do Duitsers zün vele theorieën opgezet. Hollandse meningen waren, dat er inderdaad vredespogingen ondernomen zUn. Duit sers eeliter zeggen weer, dat in de wens tot het ter zyde stellen van liet Hitler-rcgiem en het bevorderen van een dc Britse regering gunstig gezind nieuw bewind de grondslagen voor de ontmoetingen gezooht moeten worden. Vrywel alle lagere Duitse functiona rissen zeggen evenwel, dat het gehele contact een zuiver technische splonnage- aangelegenheid was en slechts ten doel had gegevens te verkrijgen omtrent de namen van in Duitsland voor de gealli- i rU®lflats gehad 'voor "hét «rd« Inlichtingendiensten werkende gevallene «11 ging ook duideiyk uit het zogenaamde ver hoor, dat de stervende luitenant Klop op 9 November 1939 in Düsseldorf zou zijn afgenomen. In dit verhoor zou luitenant Klcyo ge zegd hebben, dat hij aanwezig was ge weest bij een bespreking tussen de Ebi- gelse en Belgische generale staven in Brussel en voorts dat zyn onmiddeliyke chefs, die wel Is waar, evenals hy, scep tisch omtrent de mogelijkheid van ten uitvoerlegging van de omwentelings plannen van de Duitse officieren, klaar- biykelijk daarmee doorgingen in het be lang van de overeenkomsten-onderhan delingen tusvïn de Nederlandse generale slaf en de Engelse generale staf. Het is dc commissie gebleken, dat deze verklaring een zuivere vervalsing is. Van de aanvang af heeft de Com missie daarvan een vermoeden gehad, een vermoeden dat later bevestigd is. Luitenant Klop kan nooit verhoord zijn, want hy zou direct na het schie ten al dood moeten zijn geweest. Er zijn medische rapporten vervalst, op last van de Gestapo. Hoewel niet met zekerheid gezegd kan worden of Klop op enig tüdstip toch nog in staat is. geweest een verklaring af te leggen, zijn de mogelijkheden daartoe uitge sloten. DE NEDERLANDSE VERANT WOORDELIJKHEID. Aan het eind van dit alles moet de commissie, wat de Nederlandse verant- woordeiykhetd betreft, deze uitdrukke- ïyk ln vier instanties onderscheiden. In de eerste plaats luitenant Klop, die na de eerste en tweede door hem bijgewoonde bespreking, toen generaal Van Oorschot hem verboden had zich verder met dc zaak in te laten, voor eigen risico doorwerkte. Luitenant Klop heeft hierbij stellig niet de no dige terughoudendheid betoond en met de nodljre voorzichtigheid gehan deld. Klop is door generaal-majoor Koot nadrukkelijk gewaarschuM'd voor een Duitse hinderlaag of provocatie. Klop zei toen, dat hij op een eventu ele hinderlaag had gerekend en zyn revolver meenam. Gezien dat alles was het onbcgrijpeiyk dat luitenant Klop te Venlo de patrouille marechaussee niet heeft afgewacht, alvorens naar café „Backus" te gaan. In de tweede plaats draagt als hogere instantie generaal Van Oorschot de ver antwoordelijkheid, voor zover het voor- Over de oud-hoofdcommissaris van p olltie te 's-Gravenhage, die tijdens het uitbreken van de oorlog in Engeland vertoefde en particulier secretaris van H.M. de Koningin was, deden hier te lande tijdens de bezettingstijd de wild. ste geruchten de ronde. Men noemde z Un naam in verband met het opsporen van een zender aan de van Boetzelaer laan te Den Haag. In het rapport van de Parlementaire Enquête-Commissie is een hoofdstuk gewjjd aan de bezwaren tegen de heer Van 't Sant geuit. agenten en bovendien het in handen krygen van de belangrijke agenten Ste vens en Best. Dit met hot doel te' weten t-e komen, welke organisatie van de Secret. Intelligence Service in het overige Euro pa werkte. Dat er echter enig verband zou heb ben bestaan tussen het Venlo-Incident en de tegen 12 November 1939 voorge nomen aanval op Nederland staat bij de commissie wel vast, In geen der stuk ken echter, staat hieromtrent iets defi nitiefs. Op een intieme conferentie heeft Hitier op 23 November 1939 gezegd over het Venlo-incident: „Op een gegeven ogenblik zal Ik het gebruiken om mijn actio te motiveren". GEFINGEERD VERHOOR VAN LUITENANT KLOP. Van bovengenoemde motieven experimenteren, dus voorzover het de eerste en tweede door Klop bygewoonde bespreking betreft. Dc commissie neemt aan, dat generaal Van Oorschot nlot an ders geweten heeft, dan dat het bij deze besprekingen ging om vredespogingen. Een instantie hoger is de opporbevel- hebber. generaal Reynder.s die zegt: „Ik heb er wel eens wat van gehoord, maar ik heb er my niet uitdrukkelijk mee bemoeid", een mededeling, die steun vindt in de verklaringen der hierom trent. gehoorde andere getuigen. In de vierde plaats komt de regering. Uiteraard heeft de Commissie aan alle leden van het toenmalige kabinet uit- d nikkel ijk de vraag gesteld of zij op de hoogte waren van de besprekingen tus sen Engelsen en Duitsers ln Nederland. Alle ministers verklaren, dat zy van de zaak eerst iets vemomeh hadden, na het blykt incident te Venlo. Na het ontslag van de heer De Geer als minister stelden alle ministers hun portefeuille ter beschikking en werd de formatie van een nieuw kabinet door H.M. de Koningin aan de heer Ger- brandy opgedragen. Volgens het verslag van de Pari. Enquête-commissie kwam deze benoeming voor vele oud-ministers blykens hun getuigenverklaringen als een verrassing en ook de heer Ger- brandy heeft zelf verklaard, dat h!1 er niet over gemUmerd had om minister president te worden. Pas na overleg met collega's, die pressie op hem uit oefenden, heeft hy gezegd: „het moet". De heer De Geer kreeg, toen gslijk bekend de opdracht zich naar Ned.-In- dië te begeven voor de bestudering van de ontwikkeling van de financiële toe stand aldaar ln samenhang met die van Nederland. De Kon. machtiging hiertoe was gegeven op 16 November 1940. „TEGEN DE WENS DER REGERING". De voorzitter van de Ministerraad zond op 30 November een telegram naar Lissabon als antwoord op de door de heer De Geer op 26 November gezonden brief, waarin duidelijk de bezwaren van de regering tegen zyn plannen om naar Nederland te gaan worden uiteengezet, Nadat contact opgenomen was met de gezant in Lissabon, werd aan jhr De Geer eën brief verzonden, werd o.a. ge zegd, dat een teruggaan naar Neder land zou geschieden tegen de wens der regering. De heer De Geer weerlegde de argumenten uit deze brief op 7 Januari 1941, waarop 31 Januari het antwoord van de ministerraad werd verzonden, waarin de heer De Geer nogmaals drin gend werd gewaarschuwd zijn plan niet uit te voeren, daar 's lands belang daar door zeer ernstig zou kunnen worden geschaad. Deze brief heeft de heer De Geer echter nooit bereikt, daar hy in de morgen van 4 Februari met een (Duits) vliegtuig was vertrokken. „JULLIE BENT DOM GEWEEST. MAAR. De heer Gerbrandy vertelde, dat het bericht van het vertrek van jhr De Geer naar Nederland als een donderslag kwam. „Nu kan men misschien zeggen: „Jullie bent dom geweest, dat je nog niet meer hebt gedaan, maar men kan toch verwachten, dat, als men een opdracht heeft voor dc Gou verneur-Generaal, als men gaat met geld van de regering, als men een "vi sum heeft, dat eerst na ernstige voor bereiding is verkregen, dat men dan ook werkelijk gaat, zo verklaarde dc heer Gerbrandy nog. JHR DE GEER NAM OPDRACHT NIET SERIEUS De heer De Geer verklaarde dat hy nog steeds op hetzelfde standpunt stond, nl. dat hij als ieder ander ambteloos burger uit Lissabon kon trachten naar Nederland terug te keren. Nadat de eerste opdracht, na een ant woord van de Gouverneur-Generaal op 20 October vervallen was verklaard, nam hii de tweede niet serieus. Dezs op dracht moest natuurlijk formeel worden vastgelegd, maar zil was slechts ge creëerd. om voor hem een faciliteit te zijn. De heer De Geer wilde oog hebben voor het argument, dat de „exit permit" vuwi ucv ainuuicuip, utii uc „CAII, nadat het ïyk gebalsemd was. Later is I uit Engeland stellig niet zou zijn ge kregen, als hy gezegd had naar Hol land te willen gaan, doch dat is vol gens hem iets anders dan een „taak in de steek laten" CHURCHILL ZEI: „EEN RARE VENT". De reactie ln Londen op „het bedrog" zoals de heer Van Kleffens het noemde, viel erg mee. De radiospeech van de heer Gerbrandy heeft hiertoe zeer veel by gedragen. Langzamerhand werd on ze positie in Engeland duidelijker en bleek dat wij betrouwbare bondgenoten waren. Veel moelhjkheden heeft de heer Van Kleffens nooit ondervonden, vooral doordat men zei: „Uw positie is niet duidelijk, want uw minister-presi dent. is een man, die niet past ln dezs omstandigheden. Het was Churchill die zei: „Wat is dat voor een rare vent, daar kun je alles van verwachten" ALLE MOGELIJKHEDEN NIET UITGEPUT. Uiteindeiyk is de Commissie van me ning. dat is komen vast te staan, dat het kabinet na de ontvangst van het schrijven van de heer De Geer dd 26 Nov. 1940 kon weten, dat hij voorne mens was naar Nederland terug te ke ren. Getuige de ernst van het antwoord- telegram heeft het kabinet genoemd schryven ook ln die zin opgevat. Ook la ter rijn de waarschuwingen niet opge houden, doch de reacties van de re gering werden trager. Zo werd b.v op cie veelbetekenende brief van ds heer De Geer van 7 Januari eerst op 31 Jan. ge antwoord. De commissie is van mening, dat niet alle mogeUjkheden waren uit geput. Het heeft haar getroffen, dat er geen lid van het kabinet met een speciale missie naar Portugal is af gevaardigd om de heer De Geer als nog te bewerken. De commissie is dan ook van oordeel, dat het kabinet in deze niet alles heeft gedaan wat mo gelijk was. Gelukkig zijn echter de gevolgen voor ons land minder ern stig gebleken dan aanvankelijk werd gevreesd. Deze betrekkelijk gunstige afloop is echter niet te Voorzien ge weest en daarom spreekt de Commis sie als haar oordeel uit, dat de rege ring dit als een vraagstuk van de al lerhoogste importantie had behoren te behandelen. VAN DER WAALS BIJ JHR DE GEER. De Commissie gaat uitvoerig in op de totstandkoming van de vele brochures, welke door de heer De Geer na zijn te rugkomst in Nederland zyn geschreven. In de eerste helft van 1942 heeft de heer De Geer driemaal bezoek gehad van een zekere Van Lyndcn, die na de bevrijding bleek v. d. Waals te zijn. Hij bracht een zg. verzoek van H.M. de Koningin over om zitting te ne men in een uit vijf man bestaand „Nationaal Comité" voor de over- j gangstyd. De heer De Geer nam dit aan en vertelde o.a. aan v. d. Waals, dat hij een brochure had geschreven, j waarvan hij niet wist hoe men er te Londen over dacht. Het manuscript van de brochure gaf hü mee. De heer Posthuma heeft ver klaard, dat het manuscript wel ln En geland is geweest, doch v, d. Waals nooit, zodat hy handlangers moet heb ben gehad, die voor het transport heb ben zorg gedragen. De brochure verscheen kort daarna. Ook de heer Gerbrandy weet niet te vertellen .hoe de brochure in Engeland ls gekomen. Tot slot merkt de Commissie op dat op 21 April door de Ned. Voorlichtings dienst over Radio-Oranje een scherpe verklaring werd uitgezondenwaarbij het verschUnen der brochure, ln verband met de uitspraak van de heer De Geer by zyn terugkeer, dat hy als vergeten burger wilde leven, als een tweede woordbreuk werd gekwalificeerd. Zijn positie als particulier secretaris van de Koningin niet misbruikt Generaal-majoor jhr W C. M. de Jonge van Ellemeet, adjudant van HM. de Koningin, gelooft dat de invloed van de heer Van 't Sant niet ten goede is geweest, doch kon dit eigenlijk niet be- wyzen; het zijn slechts persooniyke in drukken. Dikwijls heeft hy gezien, dat de heer Van 't Sant stukken van het Kabinet van de Koningin aandachtig zat te studeren, ze lat de-ze dit is echter een persoonlijke overtuiging van de heer de Jonge van Ellemeet de gelegenheid had om die dingen door te geven aan het Engelse gouvernement. Mensen van de Engelse inlichtingen dienst waren er elke dag over de vloer en vertelden hem dat zU ales, wat er by de Nederlanders gebeurde, wisten. De weduwe van de vroegere Engelse militaire attaché ln Den Haag, mevr. TemperleyVan Oss, heeft aan de he ren de Jonge van Ellemeet en Phaff mededelingen gedaan, die inhielden, dat de heer Van 't Sant Iemand was, die voor iedereen werkte, die hem maar betaalde, dat de Engelsen het prachtig vonden en dat de 'neer Van 't Sant op zo'n prachtige post zat. Dat de heer Van 't Sant b.v. ook aan de Duitsers Inlichtingen zou heb ben gegeven, kon de heer do Jonge van Ellemeet niet zeggen. Hij heeft er geen aanwijzingen voor en kon geen concrete feiten opgeven. Aan de heer Beelaerts van Blokland, vice-president van de Raad van State, werd gevraagd of hem feiten bekend waren welke aan bovengenoemde sup posities steun verlenen. HU achtte dat volmaakt uitgeslo ten, zijnde dit niet dc bemoeiingen van de heer Van 't Sant. Deze had uitsluitend betrekkingen met Scot land Yard en niet met de Engelse in lichtingendienst. De heer Beelaerts van Blokland heeft nooit de minste aanleiding gehad om te geloven, dat de heer Van 't Sant nog andere rela ties had, of zich met dingen bemoeide van Staatszaken. HU is er van over tuigd, dat de Staatsstukken niet wer den behandeld door de heer Van 't Sant, doch op het Kabinet van de Koningin bleven. Een beschuldiging dat er op dit gebied voor de heer Van 't Sant grote mogelijkheden zouden hebben bestaan heeft volgens hem geen grond. Er waren bezwaren tegen de heer Van 't Sant, zjj waren van persooniyke aard en lagen niet op dit terrein. Generaal-majoor b.ö. oud-adjudant van H.M. -de Koningin, H. J. Phaff daarentegen, door de commissie ge hoord, achtte, gezien de persoon van de heer Van 't Sant, de mogeiykheid aanwezig, dat deze van zyn vertrou wenspositie' misbruik zou hebben ge maakt om die kennis, die hy uit hoof de van zyn functie verwierf, mede te delen aan andere mogendheden. Hij weet er natuurlijk niets van en heelt geen aanwyzing voor deze vermoedem I Hy bevestigde de besprekingen omtrent de verklaringen van mevr. Temperley- Van Oss. De heer Phaff verklaarde, dat de heer Van 't Sant de staatsstukken open kreeg en waarom. De heer Phaff verklaarde, dat de heer Van 't Sant alle mensen tegen elkaar trachtte op te zet- 'en. Hy vreesde dan ook, dat de heer I Van 't 6ant van de mogelykheden in de omgeving van de Koningin gebruik 1 maakte, om de positie van ons land tegenover andere mogendheden te be- I nadelen. PASSAGIERSDIENST ROTTERDAM.LONDEN v.v. VIA TILBURY ZOMERDIENST 31 MEI TOT 30 SEPT. M. -BATAVIER II" .ORANJE NASSAU" VAN (OTTERDAM Dl»id*g Zitordo o I lONOtH fMfcii* Mml Stilte* 9.36 o. VAN LONDEN '•Mkvrahlir. M inde g I Wo*nid*g 18.40 H. V f IJ d g Z(l«rd*g 17.44 m. Ainkomit Rotterdam Jobiked» 8.00 W« H. HOLLER Cr. N.V., ROTTERDAM Zaamtmilrtal 13. TaL 23200 Talegram „B*l«»lar" (Adv.) Samenwerking met hem was onmogelijk Na het intrekken van het compro mis-voorstel (om tot een vergelijk met Duitsland te komen), dat de minister president in de Ministerraad ter tafel had gebracht, met de mededeling dat hy zyn ontslag zou vragen als het niet werd aangenomen, bleef ondanks het feit dat de heer De Geer zich ten slotte had neergelegd by de afwU- zende houding van zijn ambtgenoten, een tegenstelling bestaan tussen zijn opvattingen en die van de overgrote meerderheid van zyn kabinet. Achtte de heer De Geer het zyn plicht alles te doen om te komen tot overleg tussen de partyen, waardoor de ramp tot da kleinst mogeiyke omvang zou worden beperkt, door het karakter van de Duitse agressor aohtten de ove rige leden van het kabinet deze moge- lykheid uitgesloten, aldus de Commissie. Een ontydlg staken van de vyandeiJJk- heden zou slechts betekenen dat de Duitsers opnieuw gelegenheid zouden krygen hun oorlogsmachine zo te ver sterken, dat binnen korte tyd een nieu we aanval zou kunnen worden onder nomen. Dit verschil van Inzicht moest tot gevolg hebben dat de minister president ontslag werd verleend. VERTROUWEN VAN KONINGIN VERLOREN. Het aanblijven van de heer De Geer was natuurlijk onmogeiyk, toen bleek, dat er gevaar bestond, dat deze vla de Scandinavische landen besprekin gen met Duitsland zou Inleiden. Over het algemeen komen alle ver klaringen over dit punt wel ongeveer op hetzelfde neer. Volgens de heer Bolkestein verloor de heer De Geer door zyn defaitistische houding in de zomer van 1940 het vertrouwen der Koningin, Over de reis naar Zwitserland herin nert de heer Bolkestein zich nog, dat de heer De Geer zich eens tydens een bespreking liet ontvallen: „Als een van U soms wil meegaan, vind ik dit ook goed". Waarop de heer Gerbrandy zei dat hy dan meeging. Later gaf laatst genoemde hlerovfer de volgende verkla ring: „Ik moet toch oppassen, dat hij weer terugkomt". Ook de heer Dyx- hoorn legde soortgeiyke verklaringen af. De elgenlyke reden van het aftre den van de heer De Geer zag de heer Albarda in het gemis aan overeenstem ming tussen hem en de overige leden van het kabinet, en tevens tussen de heer De Geer en de Koningin. Natuur lek werden gezondheidsredenen ge noemd, omdat de werkeiyke reden moei- ïyk ineen communiqué kon worden vermeld. HET OORDEEL DER COMMISSIE. Uitelndeiyk komt de Commissie tot het oordeel, dat het ontslag dat bü K. B. van 3 September 1940 aan de heer De Geer werd verleend, het ge volg was van het feit, dat samenwer king tussen de heer De Geer en de andere leden der regering niet meer mogeiyk was. Het besluit in Augus tus 1940 naar Zwitserland te gaan moge misschien onmiddeliyke aanlei ding zijn geweest, hoofdzaak was, dat het kabinet van oordeel was, dat de oorlog tot het bittere einde moest worden voortgezet, waardoor er voor een representant van een andere op vatting. geen. plaats meer was en deze zeker niet' de leiding kon hebben. Dr J. Somer, voormalig hoofd van het Bureau Inlichtingen te Londen, verklaarde, dat hy de heer Van 't Sant een buitengewone intrigant vindt, doch ln de verhouding Neder land—-Duiteland is aan hem geen twij- fel mogelyk. Het is volkomen uitge sloten, dat deze man verraad pleeg de. Als mens en als politiefiguur had hy bezwaren tegen de heer Van 't Sant, maar ais Nederlander en ge trouw aanhanger van de Koningin, slaat hij boven elke verdenking ver heven. Daarvoor stond de heer So mer absoluut borg. Wat men de heer Van 't Sant in de tyd van de bezetting in de schoenen schoof, is met juist. Wel achtte hij hem in staat Nederlandse gegevens aan de Engelsen te verstrekken. Hy achtte het ook Waarschyniyk, dat dit ls gebeurd en had het vermoeden, dat dit ook voor de oorlog is geschied. De heer A. H. J. Lovink, destijds se- cretaris-generaal van het Dep. van Al gemene Oorlogvoering, verklaarde, dat als de heer Van 't Sant over pepaalde dingen uit stukken heeft gesproken met j de Engelsen, dat in vele gevallen hele maal geen bezwaar zou behoeven te zyn. Dat de heer Van 't Sant zijn ken nis uit bepaalde stukken aan Duitsland zou hebben doorgegeven, is hem totaal niet bekend. Hem is ook niet gebleken, dat de heer Van 't Sant mededelingen uit voor hem toegankeiyke staatsstuk ken deed aan een bevriende mogend heid. Voorzover hem bekend kan men ook niet spreken over indiscreties. De heer Van Angeren destydg se cretaris-generaal aan het Dep. van Justitie was niets bekend, dat de heer Van 't Sant misbruik zou hebben gemaakt van zyn positie. De heer M. van Blankenstein, Jour- nallst, geloofde, wel, dat de heer Van 't Sant rich te Londen heeft gedragen, zoals van een goed Nederlander ver- wacht mag worden. Dat de heer Van 't Sant iets ten nadele van hot vader- land zou hebben gedaan, gelooft hij positief niet. Ten aanzien van het doorgeven van wetenschap uit staatsstukken aan een andere mogendheid, verklaarde hil aan te nemen en daar reden voor te liebben, dat de heer Van 't Sant niet correct is geweest, Ds heer Laming (een Engelman, be horende tot de geheime dienst) heeft - hem verteld dat men de heer Van 't Sant niet vertrouwde, want in de vo- rige oorlog heeft hy, Nederl. ambtenaar zynde, aan de Engelsen diensten be wezen, waarvoor hem ha de oorlog 25 000 is betaald. Anderen door de heer Van Blankenstein daarnaar ge vraagd, zelden, dat het bedrag van 25 000 overdreven was. Het was aan- zieniyk, maar niet zo groot. De heer Van Blankenstein verklaarde wel, dat de heer Van 't. Sant tot veel dingen be reid was, als hy er voordeel in zag. -• De heer Van 't Sant zelf verklaar de nadrukkelijk, dat bü de oprichting van de Centrale Inlichtingendienii aan de Engelsen is beloofd, dat alle inlichtingen, die wy zouden krijgen en die voor de algemene oorlogvoe ring van waarde waren, zouden wor den doorgegeven aan de Engelsen, in zijn functie van hoofd van dew dienst heeft hy voordat doel derhalve ter inzage gekregen de rapporten, die verschillende gezanten van de lan den, die niet bezet waren, Inleverden. Hij was volkomen gemachtigd deze aan de Engelsen door te geven. Wanneer men hem dus vraagt of hij berichten aan de Engelsen heeft door gegeven, is zyn antwoord: Ja, maar nooit op verdachte wyze, doch volkomen loyaal en volkomen openiyk. Staats stukken heeft hy nooit gezien. Stukken van de Regering gingen in gesloten en veloppen heen en weer. Hy ls hiervan 1 slechts de brievenbesteller geweest. HU j heeft nooit enig contact met de Dun* I sers gehad en ook nooit geprobeerd het te krygen. De heer Mlchlels van Verduynen, onze gezant te Londen heeft nog mee gedeeld, dat de heer Beelaerts van Blokland en de heer Tets van Gou- drlaan hem te Londen op de meest for mele wijze hebben gezegd, dat de heer Van 't Sant zyn vertrouwen volkomen waardig was en dat er niet de minste aanleiding was om enigszins huiverig tegenover hem te staan. Hy heeft nog nooit aanleiding gehad om de nremng te wyrigen die de beide heren over hem hadden. Hy heeft niets op de heer van 't Sant aan te merken. HU gelooft, dat men de invloed yan de heer Van 't Sant, die zeer gering is geweest, op waanzinnige wijze nee» vergroot. Hij vond de veronderstelling van de heer de Jonge van Ellemeet en Phaff een schandeiyke beschuldiging- Waarom hebben zy deze geuit, en dit destijds niet te Londen gedaan, vroeg hr: zich af. De heer Van 't Sant kon Saatssnis- ken rien, dat is zeker, maar dat hu gebruik van heeft gemaakt en nog wei een onbehooriyk gebruik, hoorde ae heer Michiels van Verduynen voor ae eerste keer. De commissie constateert, dat In de voor haar afgelegde verklaring geen bewUs is geleverd voor de beschuldi gingen, die door de heren de J°h5® van Ellemeet en Phaff zijn geuit, ai zoude de heer Van 't Sant gabrUJJJ makende van de mogelijkheden hem verschaft door zyn positie als parti culier secretaris van H.M. de Ko ningin gegevens ontleend aan staats- s«ukken, ter kennis hebben gebracö» van een of meer andere mogend heden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1949 | | pagina 6