Wederopbouw zal ons niet geschonken worden 800 gevallen van „zwart" bouwen in 1946 1946? Wat wij nodig hebben Oplossing van duurt een de woningnood kwarteeuw! daarom mislukte het bouwplan Niet de materiaal- maar de arbeidspositie bepalend voor het slagen Door de heer L. Neher, Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting. Het is alleszins nuttig thans, nu ons vaderland büna twee jaren bevrijd is, een summier overzicht te geven van hetgeen in deze twee ^jaren op het gebied van het materiële herstel is verricht, Minister L, Neher. Niet om ons zelf, als volk, op de schouders te kloppen en te "zeggen, dat wü het-zo goed hebben gedaan. Daar voor zijn wy te vaak te kort geschoten en te zwak gebleken. Maar wel is het vastleggen van het geheel der feiten wenselijk, omdat wij dikwijls de "neiging hebben te veel te zien naar die punten, waarop wij nog fat.lden en te weinig oog hebben voor die daden, welke als groot se prestaties in de annalen van onze na-oorlogse herstelarbeid geboekstaafd zouden mogen worden. Indien dit werd nagelaten, zouden wij heel erg tekort doen aan de waardering van d toewij ding en de energie van de tallozen, die aan deze wederopbouwarbeld hebben gewerkt, hetzij geestelijk, hetzij met de kracht hunner handen. Om een billijk oordeel le vormen over de materiële wederopbouw van Neder land, is het nodig zich opnieuw het rampzalige beeld voor ogen te halen dat Nederland p die gelukkige 4ag der be vrijding in Mei 1945 bood. Een groot deel der bevolking aan de rand der lichamelijke uitputting; pp ze industrie beroofd van machines en grondstoffen; één tiende deel van onze cultuurgrond onder water; tienduizenden hulzen en bedrijfsgebouwen verwoest of bescha digd: het verkeersapparaat volkomen ontwricht, zonder wegverkeer, zonder treinverkeer; talloze bruggen vernield, onze havens zwaar geteisterd, onze koopvaardijvloot gedecimeerd, duizen den binnenschepen tot zinken gebracht. Wij waren afgesneden van ons rijksge bied in het verre Oosten, onze wel vaartsbronnen warén drooggelegd. Wij moesten in 1945 het herstel begin nen als het ware met onze blote han den, met verzwakte lichaamskracht en büna zonder materieel en zonder materiaal. Wie zich dit beeld nog voor de geest weet te halen en voldoende fantasie bezit om begrip te hebben voor de tienduizenden moeilijkheden waarvoor wij stonden, zal, indien hü thans in Nederland rondziet, moeten oordelen, dat er veel, ja. zelfs heel veel is gedaan. Te weinig? Ongetwijfeld. Gemaakte fouten? Wij erkennen ze. Maar wie, re kening houdende met het opgeroepen herinneringsbeeld, het verwijt zou willen maken, dat er in Nederland niet of on voldoende zou zijn gewerkt, die vindt de feiten tegenover zich. De inundaties zijn alle ongedaan ge maakt en de drooggemaakte gronden leveren weer oogst; de havens zijn in zoverre hersteld, dat wij gaarne zouden zien, dat de reeds weer beschikbare outillage en faciliteiten volledig zouden worden gebruikt en er dus meer sche pen met meer goederen zouden in- en uitvaren; de treinen rijden in steeds groter aantal. *de K.L.M. vliegt naar de verste delen der wereld; herstelde brug gen spannen zich weer over de rivieren en op die rivieren varen duizenden schepen; industriële gebouwen zijn her steld, 300,000 lioht beschadigde wonin gen weer bewoonbaar gemaakt, 13,000 noodwoningen en noodboerderijen ge bouwd, nieuwe huizen" zijn in aanbouw en enige duizenden zijn gereed Dat al les is geschied door een volk, dat zwaar geslagen was, in een land, dat door oor log en bezetting diep verarmd is. Bij het vele dat gedaan is, is de wo ningbouw achtergebleven. Dat is op Zichzelf niet zo verwonderlijk, omdat de toekomst van ons land vóór alles een hersteld verkeers-apparaat en een nieuwe cultivering van onze bodem eiste. Dat werk is dikwijls geschied met materialen, 'die aan de woningbouw werden onttrokken. Dat was hard, maar In de gegeven omstandigheden onver mijdelijk. Maar de regering heeft bepaald, dat thans de woningbouw voorrang moet hebben en dat de beschikbaar komen de materialen in de eerste plaats voor uitbreiding onzer huisvesting dienen te worden gebruikt, De woning is in Nederland gelukkig meer dan een schuilgelegenheld. Het is ï\et omhulsel waarbinnen het gezin leeft, waarin zich het gezinsleven kan ontwikkelen.' Slechte woningtoestanden, samenwoningen zonder tal, verstikken dit gezinsleden, dat de basis en de kracht is van ons volksbestaan. Wü hebben in de maanden, die achter ons liggen, veel gedaan. Wü Zullen in de tfjd, die voor ons ligt, méér moeten doen, veel meer. Maar wij moeten daar bij begrip hebben voor de feitelijke om standigheden, die grenzen stellen aan onze werkmogelijkheld. Wij zullen klaar en duidelijk moeten beseffen, dat wij leven in een land, dat een zware tol aan de oorlog heeft betaald en dat door en door arm is geworden. Een tijd, die van alle Nederlanders eist: soberheid, vol harding en bereidheid om eigen belang ondergeschikt, te maken aan het alge mene volksbelang. Wij zullen niet al te veel moeten vertrouwen OP hulp uit het buitenland wij zullen vóór alles onze hoop moeten stellen op de eigen werk kracht, op eigen ononderbroken harde arbeid. Hetgeen wü voor onze wederopbouw nodig hebben, zal ons niet geschonken worden. Wü zullen het met onze hoof den en handen maar ook met §t«r* ke harten, moeten verdienen- De Minister van Wederopbouw t en Volkshuisvesting. Onderhoud met ir. Kraayvanger. (Van eep speciale verslaggever) ER IS AL ENIGE VERBETERING. Ir, Kraayvanger is één van de wei nigen, wiens rede in de Eerste Kamer bij de behandeling van de begroting voor wederopbouw aan het debat klein en richting gaf. Hij leidt met zijn broer en groot ar- chitectenbedrijf, was wethouder voor deze zaken van Rotterdam en komt in de raad van die gemeente, zowel als in de Kamer voortdurend met kracht en gezag voor de bouwbelangen op. Ter wijl hü constateert dat er te veel opti misme heerst, waakt hij er daarbij angstvallig voor het optimisme te scha den en beijvert hü zich de wil tot op bouwen te stimuleren. Of er veel gebouwd zal worden dit Jaar, weet ook hü natuurlijk niet. Dat hangt van te veel factoren af. De eerste maan den van dit jaar gingen door de weers omstandigheden geheel verloren en de materiaal-^positie hangt van het buiten land af: van wat men ons kan en wil leveren, van het prijspeil daarginds (en dat stijgt voortdurend) en van onze de viezenvoorraad! Enige verbetering in de opbouw ziet hü echter wel. Hü steunt te dien aanzien dan op het beter geworden inzicht in de toestand, de voortschry- ding der plannen en de betere organi satie door het inschakelen van de ge meenten. De te grote centralisatie en de papierlawines zullen verminderen. HET NOODZAKELIJKE GAAT VOOR. - Gaat het noodzakelüke voor? Zeker: dat zijn de wmlngen en de deviezen-opbrengende industrie. Er werden wel eens minder nuttige ob jecten uitgevoerd, doch daartegen rezen zulke protesten, dat men daar van spoedig is teruggekeerd. En het z.g. „zwarte" bouwen heeft niet de om vang, welke door sommigen wordt ver ondersteld, Door de betere organisatie zal dit trouwens afnemen. Ziet U mogelijkheden van national voorziening uit het voormalig vUWide ly ke gebied? Niet aan arbeidskrachten. Het lijkt natuurlük aanlokkelük om de heden, die hier de verwoestingen hebben aange richt, ook weer de boel to laten herstel len en opbouwen, maar voor onze eigen arbeidskrachten, omwille van onze so ciale en economische structuur, zou dat funest zijn. Wel zou de voormalige vij and onè~ materiaal kunnen leveren, ge- iykNthans reeds hout in Duitsland wordt gekapt. Ik denk aan natuursteen, ijzer, enz. Op dit gebied kunnen onze diplo maten nog heel veel goed verk doen. De arbeidsintensiviteit moet daarbü op alle gebied omhoog worden gebracht. By het bouwen hangt alles te veel aan het niet beschikbare materiaal. Daarnevens zou den de arbeiders meer geneigdheid kun-* nen tonen om daar te gaan werken waar zü het meest nodig zijn. WONINGVERDELING PER WIJK. En de woningverdeling; konden wij daarmee niet eerder begonnen zijn? Ja. dat is 'n moeilyk probleem. Het samenwonen is óók niet alles. Velen leven liever in een beschadigd huis, of zelfs minder, dan'by anderen in. Intus sen eist de biliykheid, dat de woon-* ruimte verdeeld wordt. Wy hadden in Rotterdam allang een goede regeling ter zake. De woningen èn de mensen hebben we verdeeld in drieklassen: a, b en c Op bepaalde tüden worden door het lot stra ten aangewezen, waarvan de woningen op de ruimte worden gekeurd en het aan tal personen wordt vastgesteld, dat daar ondergebracht kan worden. Eveneens door het lot worden dan de personen van de overeenkomstige klasse aangewe zen, die een onderdak behoeven. Deze krygen dan woonruimte toegewezen. De klassenindeling is wel globaal, maar werkt uitstekend. Men kan nu eenmaal niet iedereen in elke woning onderbren gen. En.het lot voorkomt bevoorrechting. Alle verklikkerij is daarmede ook van de baan! HYGIËNISCHE VER BETERINGEN. Vindt u de huidige tijd niet byzon- der geschikt om hygiënische en andere verbeteringen in de woningbouw door te voeren? Inderdaad. Wy bouwen in Rotter dam geen woning zonder douche-cel., hetgeen helaas geen landelijke els is.' Van luxe kan natuurlijk geen sprake zyn. Ei' moet soberheid worden betracht. Aan alles wat blUvend is aa.n ruimte, aan gevels, wordt niet getornd. Electri- sche geysers brengen wü niet aan, echter wel weer de leiding, waaraan men t.z.t. ao'n toestel kan aansluiten. Hoe lang kan het duren voordat wij ..bü" zün met de woningnood^ 25 of 30 jaar. Ja, de optimistische schattingen van kort na de oorlog, die spraken van een jaar of tien moet men maar geheel uit het hoofd zetten. We komen er absoluut bovenop, maar dat zal wel eep kwarteeuw duren. ONDEUGDELIJKE PRIJS REGELING. Nog tal van 'problemen mochten wü met ir, Kraayvanger bespreken. Eén er van is de prijsregeling, die niet deugt. Voor' betonüzer b.v, mag bü een hoe veelheid van 40 ton of minder een ho gere prijs berekend worden dan bü gro tere leveringen. Een partü iran 500 ton gaat dan ook onherroepelük in 12 par tü tjes van 40 ton de deur dit! Intussen moeten wü begrip hebben voor de vele moeilükheden. De wil om op te bouwen mag door de critiek niet verlamd worden. Wü zullen er bést komen Het toezicht wordt nu verscherpt. (Van een eigen verslaggever). Ket euvel van het ..zwarte" bouwen is één van de grote ergernissen van deze tijd. Wel is waar is het aantal overtre dingen minder talrük dan men over het algemeen blükbaar meent, maar de speciale voor dit doel ingestelde „Op sporingsdienst" van het College van Algemene Commissarissen voor de We deropbouw moet toch voort-durend ac tief zün. Zün taak betreft zowel de controle op de bouwvergunning als op het te verwerken materiaal. Bouwvergunningen worden door het RÜk verstrekt. Dit geldt zowel nieuw bouw als uitbreiding en herstel. De ge meenten zyn bevoegd om vergunning te geven v<*or projecten tot een waarde van 500 gld. Alleen Indien men een bouwvergunning heeft, kan men mate- riaaltoewüzing krügen. De vergunningen worden slechts verstrekt, indien het nut en de noodzaak van het object in het kader van het algemene opbóuwplan blijken; en in het algemeen zijn aan die vergunning nog verschillende voorwaar den én regels verbonden. Wanneer de Opsporingsdienst nu een werk of verbouwing ontdekt, waarvoor geen Rükskeuring kan worden getoond, wordt proces-verbaal opgemaakt, en de Justitie zal hebben uit te maken, of en in hoeverre er van _een strafbaar feit sprake is. Is zulks het geval, dan kan liet College van Alg, Commissarissen eventueel gelasten, dat het bouwsel weder moet worden afgebroken. Zulke beslissingen worden natuurlük niet wil lekeurig genomen: Woningen worden niet gesloopt b.v. en het moet wel de- geiyk vaststaan, dat er niet alleen geen vergunning aanwezig is, doch dat op- zettelük het verbod werd ontdoken en dat bewust zwart materiaal werd ge bruikt. Een stap verder nog gaat heb onteigenen van het gebezigde materiaal; doch dit komt sporadisch voor. Voor volkshuisvesting, boerderybouw enz, die onder aparte schema's vallen, wor den ook afzonderlüke maatstaven aan gelegd. Het komt ook wel voor, dat bü wüze van bestraffing het zwart ge bouwde wordt gevorderd, door de bur gemeester, ten bate van grote gezinnen. Ten slotte zal de meest-voorkomen de straf op het overtreden der gestelde regels bü het bouwen zyn, dat de aan nemer van verder werk door de over heid wordt uitgesloten. Hier treedt de overheid dan eenvoudig op als op drachtgeefster, zoals ieder particulier ook zou doen. Indien de aannemer zich niet aan het contract houdt, zal men er niet aan denken, hem een volgende keer weer te engageren. En daar de Wederopbouw praktisch alle bouwbe- drüvigheid uitmaakt, is zulk een uitslui ting wel de awaarste straf. Het vorig jaar werden er ruim 800 gevallen van „zwart" bouwen gecon stateerd. Dit jaar het is nog maar kort, vanwege de vorstperiode heeft men niet de indruk, dat er vaker gezondigd wordt dan in 1946. Toch is, naar wü vernemen, de Opsporings dienst van plan voortaan scherper toe to zien, daar het clandestien bou wen veelal geschiedt met olandestien materiaal! En onze materiaal-positie laat, naar bekend, geen verspil ling toe. WERKGELEGENHEID MOET GEWAARBORGD ZIJN, Op de gedenkdag van de stichting van de Technische Hogeschool zijn door de Senaat ere-doctoraten uitgereikt aan vier prominente Nederlanders, vertegen woordigende onze Ned. Waterstaat, on ze Spoorwegen, onze Luchtvaart en ons Mijnwezen; onderscheidingen, die zeker mede hun motivering konden vinden in wat sinds de bevrüding op deze 'ge bieden in de zin van „Wederopbouw" tot stand is gebracht. Men zou het-kun- nen noemen: eredoctoraten van het herstel, met bü enkele ook reeds het uitzicht op een vernieuwing. Hoe anders staan de zaken bü die wederopbouw-problemen, die niet in en kele jaren tot een duidelük zichtbare en tastbare oplossing kunnen worden gebracht: het herstel en de vernieu wing van een met onze Industrie en handelspotentie strokende plaats in de wereld, van de grondslag dus voor het werken van ons volk, en het herstel en de vernieuwing van datgene, wat èn voor het werken èn voor het levensgeluk van dat volk nodig is. een goed en ge zond wonen in een sfeer, waarin ge zondheid naar lichaam en geest, dus ook mogelü'kheid tot ontwikkeling en ontspanning, aanwezig is. Het opnieuw scheppen Van redelyke woongelegenheid is alleen mogelijk en de ipiddelen daartoe zullen alleen op gebracht kunnen worden, wanneer de werkgelegenheid gewaarborgd is, d.w.z, dat wü evenveel aandacht dienen te be steden aan het bouwinitiatlef, dat reële, blyvende en voor onze volkswelvaart be langrijke werkgelegenheid schept, als aan het initiatief tot het bouwen van woningen. Vooi' een land met een zo dichte en zo vitale, d.w.z. zo sterk toenemende bevolking als het onze, moet in de mo gelijkheid tot ontwikkeling en tot ge zonde recreatie voor alle lagen van het volk ten slotte één der voornaamste bronnen liggen om de voor die grote bevolking noodzakelyke productie- en levensstandaard te kunnen bereiken en handhaven. Dit wil zeggen, dat wij het bouwen van kerken, scholen, bibliothe ken, leeszalen, schouwburgen en het scheppen van recreatie-gelegenheden niet straffeloos ver achter kunnen stel len by de woningvoorziening. Zeer bewust heb ik, wanneer ik mij verder beperk tot dc eigenlijke volks woningbouw, deze opmerkingen ge maakt. Niet omdat ik niet de nood toestand zou zien, waarin onze volks huisvesting op het ogenblik verkeert en nog enkele jaren zal blüven ver keren, maar wél omdat het probleem van het wonen zo nauw verweven is met dat van «ken en van recreatie, dat het eenzijdig stellen van het woon probleem in alle opzichten funest voor de toekomst van ons volk moet zyn. DE HOOFDEN KOEL. Maar zijn daar dan niet de feiten? Zijn daar dan niet de onhoudbare wo ningtoestanden ln de .door de oorlog geteisterde gebieden en ..de euvelen van samenwoning en gebrek aan woonmo- geljjkheid in diezelfde gebieden en vrijwel overal elders in den lande? En is er dan niet een per jaar met meer dan 100.000 zielen toenemende be volking (over 1946 zelfs büna het dub bele). die ons vraagt per jaar, behalve een normale productie voor woning-ver- betering, behalve eén productie voor herstel van de oorlogsvernieling en van oorlogsachterstand, nog eens 25 a 40.000 woningen per jaar te bouwen alleen om de bevolkingstoename te kunnen opvan gen? En is er dan niet becüferd, dat WÜ gedurende tenminste 10 jaren lang tegehover een normale vooroorlogse pro ductie van gemiddeld 35 k 40.000 wonin gen per jaar 70.000 woningen p. jaar zouden moeten bouwen om aan het einde van die 10 jaren weer op peil te zijn? In eon tweetal artikelen, speci aal voor ons blad geschreven, geeft prof. Ir. H. T. Zwiers zün mening over de problemen van wederop bouw en volkshuisvesting. Dat de materiaalpositie de oorzaak zou zün van de mislukking van het bouwplan 1946 wordt door hem uitvoerig bestreden en in 'n gedo cumenteerd en belangwekkend be toog zet hü uiteen, dat het wo- ningbouw-program ook 'by vol doende materialen en bü een be vredigende finantiële regeling niet slagen zal, indien het niet gelukt de arbeidspositie te verbeteren en tevens een blyvende karakterver andering van de bouwmethoden te verwezenlyken. En is het dan niet waar. dat het bouwplan 1946 met zün woningbouw programma van slechts 10.000 woningen grotendeels mislukt is en dat onze ach terstand dus met de dag toeneemt? Inderdaad, dit alles is maar al te waar. Maar het heeft geen zin van de daken te schreeuwen, dat alles verkeerd is en zich aan enkele incidentele gevallen van onjuist detail-beleid vast te klampen, om te betogen, dat voor de directe wo ningvoorziening alle andere belangen moeten wijken. Het heeft wél zin het hoofd koel te houden, en ons te realiseren, hoe de za ken er voor staan, en wat er gedaan kén en moet worden. EEN ONJUISTE OPVATTING. Allereerst moeten wü ons afvragen, waarom het in een aantal opzichten tot nog toe blijkbaar verkeert ging en waar. om het bouwplan 1946 grotendeels mis. lukte. Het is een communis opinio, dat het bouwplan 1946 mislukte ten gevolge van de materiaalpositie. En er heerst, hoewel iets minder algemeen verbreid misschien bij zeer velen de stellige over tuiging, dat de „bottleneck", dus het productiebepalende criterium, voor de volkshuisvesting in de materiaalposi- tïe zou zyn gelegen. Deze opvatting nu acht ik ten enen male onjuist. Zo onjuist zelfs, dat ik van een in hoofdzaak op de materiaal- positie als criterium gebaseerde poli tiek voor de komende jaren een nog volstrektere mislukking meen te mo gen voorspellen. Zeker, van de in het bouwplan 1946 voorziene, op destü'ds aannemelüke ver wachtingen ten aanzien van productie en leveringen gebaseerde materiaalbe hoefte is op één belangrijk punt, n.l. het gezaagde naaldhout, de werkelükheid vèr* onder de gerechtvaardigde verwach tingen gebleven, maar ik meen niet ver van de waarheid af te zün, wanneer ik hier de veronderstelling uitspreek, dat voor de overige materialen de cij fers van het bouwplan volkomen reëel zajn gebleken. Laten we aannemen wat wel eveneens weinig bezüden de waarheid zal blijken te zün. dat de wer kelijke aan gezaagde naaldhout be schikbare hoeveelheid over 1046 tussen de 50 en 60T* van de als benodigd ge raamde hoeveelheid zal hebben gelegen, dan kan, de zeer klemmende houtbe- perkingsvoorschrlften ln aanmerking nemende, dit niet de enige aanleiding zijn geweest voor het mislukken van het bouwplan 1946. ER IS MEER NODIG DAF BOUWMATERIAAL. Laten wy het ons toch duidelük voor ogen stellen, dat er, om te kunnen bou wen. mèèr nodig is dan bouwmateriaal! Wij hebben enerzüds nodig de kwan titatieve waarden van materialen, ar beidskrachten en productiemiddelen èn van geldmiddelen, en anderzüds de kwalitatieve waarden van mentaliteit; ven menselük initiatief, menselük ken nen en kunnen, menselük doorzettings vermogen en menselijk vertrouwen, die tezamen onze gemeenschappelijke ver- antwoordelükheid voor het bouwpro duct in technische zin, in sociaal en economisch opzicht en ^ls cultuurvoort brengsel bepalen. En het Is waarlük niet alleen, omdat er in 1946 minder hout kwam, dan we destüds met reden verwachten mochten, dat we scheef zün gevaren. Laten we beginnen bü het begm. Bij de belofte van 10.000 woningen! Een belofte, die niet in het plan kwam, om dat ze' logisch uit de gegevens voort vloeide, maar eenvoudig omdat dit nog te optimistische getal (tevoren) in de Troonrede was aangekondigd en dus verwerkt moest worden, zulks ten koste van een zeker bouwvolume aan herstel en onderhoudswerk. Een mentaliteits- fout-van-boven-af. Met als gevolg het volledig schrapfien van de mogelijkheid tot het verrichten van bouwonderhouds- werk Maar wat hebben wU zelf voor het merendeel gedaan? Ons van die onder - houdsbeperklng zo min mogelük aange trokken. Ons niet gerealiseerd hoe ern stig de zaken waren en kalm als het kon enig materiaal en zeker een groot aantal arbeidsuren geïnvesteerd in on- derhouds-werk binhenshuis 1 Ook hier: een te groot optimisme en een gebrek aan zelftucht: mentaliteitsfout-van-on der-op. En bevorderd door een ander ver schijnsel: geringe geneigdheid tot her stel en herbouw-werk door finantiële onzekerheid, aanvankelük zelf6 door het ontbreken van een redelüke finan tiële regeling. Zo zün er ettelüke man-uren (en ze ker ook materialen) terecht gekomen in werkzaamheden, die niet ln het bouw plan 1946 waren begrepen en waarvan misschien de aangenaamheid niet, maar de nuttigheid in algemeen economische zin zéker wèl betwist kan worden. En laten we het wel bedenken: bü het bescheiden bouwplan voor het jaar 1946 moge door geheel andere oorza ken nog niet io'n schril licht zUn ge vallen op het vraagstuk van de be schikbaarheid van arbeidskrachten cn productiemiddelen, naarmate dc ma teriële en financiële mogelijkheden een groter bouwvolume toelaten, zal blijken, dat juist door deze factoren ten slotte de omvang wordt bepaald van wat wel en niet gebouwd kan worden. HET FINANTIËLE PROBLEEM. Wü hebben op het ogenblik een fi nantiële regeling voor het bouwendoor particulieren, waarbü de overheid geen bedragen k fonds perdu geeft, m.i. terecht, omdat dan ten laste van de gemeenschap een byzondere premie zou zyn verleend in geval van een herwaar dering van het onroerend goed c.q. bü het al dan niet geleidelük tot stand ko men van huur-verhogingen tot aanpas sing van het huurpeil aan loon- en prüspeil. Wel kent deze regeling een jaarlijkse rüksbüdrage voor de rente van het (ten opzichte van het bestaan de huurpeil) niet rendabele deel van de stichtingskosten; bü stügend huurpeil wordt deze bijdrage dus automatisch verlaagd. Uiteraard geen aantrekkelijke opzet voor wie een bouw-onderneming als een object van speculatie opvat; een aanvaardbare opzet echter voor de in stitutionele beleggers en voor hen, die menen, dat de woningbouw, evenals el ke andere tak van voortbrenging, wel degelük ook economisch rendabel be hoort te zün, maar die deze rendabili teit niet zien in de orde van een specu latieve aandelen-belegging en die me nen, dat een bij uitstek sociaal product als de woning meer in de sector van het obligatie-object thuis hoort, Natuurlük ^zün alle finantiële proble men daarmee allerminst opgelost of af gedaan. Maar het laat zich denken, dat we deze regeling moeten zien als een eerste begin, waarna als een volgende stap denkbaar is een al dan niet traps- gewyze aanpassing van de huren aan loon- en prüspeil en een gedeeltelüke .afroming" van de daaruit ontstane extra-baten ter egalisatie van de door het Rijk gedragen rentelasten van de boven een rendabele basis uitgaande stichtingskosten van nieuwbouw. Daarnaast ware dan ter bevordering van de woonspreiding over de bestaan de woonvoorraad het stellen van een premie en het toewüzen van enig mate riaal denkbaar voor het tijdelijk ver bouwen van grotere panden tot meer dere gescheiden woningen en b.v. inde steden voor het Inrichten van zolders e.d tot tüdelüke woonruimten, terwül ook in de vrijstelling van afroming van uit dergelüke verbouwing voortvloeien de extra huren mogelükheden kunnen liggen. Al met al lükt het niet ondenkbaar, dat voor één der hindernissen op de weg naar een op volle toeren draaiende woningvoorziening, n.l. de finantiële positie, mogelükheden kunnen worden gevonden om de moeilükheden te over winnen. NAAR NIEUWE BOUW METHODEN. Ik ben geneigd eenzelfde conclusie te stellen met betrekking tot de materiaal positie. Zeker, de moeilükheden zijn groot, maar we mogen v> niet overdry- ven. Een deel van de benodigde bouw materialen kunnen we zelf produceren, het gaat ln de eerste plaats om die materialen, waarvoor wü op anderen zün aangewezen dus deviezen nodig hebben. Een deel daarvan zouden wü echter zelf kunnen opvangen, wanneer wü ons daar in ons industrie-programma op zouden kunnen richten; een ander deel zouden wij kunnen opvangen in ruil voor door ons gepresteerde dien sten (scheepvaart) of door ons gedane leveringen (Industrie), althans wanneer deze diensten en leveringen op zodanig peil staan, dat wü daarmee in de wereld weer een rol kunnen spejen. Hier liggen vraagtekens, waarop de bouw-industrie het antwoord schuldig moet bly'ven en waarby de vraag van onze gezamènlüke mentaliteit mede van belang wordt. Zien wü van hoog tot laag in. waar onze mogelijkheden lig gen, wat wü wèl en wat wü niet moeten aanpakken en hoe? Zo ja, dan zal het materiaal-probleem geen probleem meer ZÜ'n, zo neen, dan zün en blüven wij in hoofdzaak op eigen productie en eigen mogelükheden aangewezen en zullen wü als een naar geest en buidel verarmd volk ook niet meer dan een armelük wonen kunnen opbrengen. Natuurlijk zullen we, ook in het gun stigste geval, ons dan tüdelyk met een schaarste aan bepaalde bouwmaterialen vertrouwd moeten maken. We zullen vele dingen anders moe ten gaan doen dan we ze gewoon wa ren, met het mindere hout en üz€r méér moeten doen. Goed, dat is mis schien niet prettig», maar het kan. We zullen gcykte bouwmethoden en constructies door andere moeten ver vangen. Dat kan óók! Maar daarvoor is nodig een werkehjk serieus productie-programma voor der gelijke vervangings-materialen en ver- vangings-constructies, niet gebaseerd op een hap-hazard-politiek-van-het-ogen- blik, waarbü wat toevallig produceer- baar is, bepalend wordt voor wat in. onze woningbouw zal worden verwerkt, maar waaraan de reële behoeften van het bouwen en de ook uit een oogpunt van behoud van volksvermogen nodige eisen van kwaliteit van het bouwpro duct zelf ten grondslag liggen. Serleuse investeringen in die zin kun nen we in de mate waarin dit nodig zouden zün echter alleen verwachten, wanneer het gaat niet om een tüdelük nood-productle-schema, maar om 'n pro ductie met een blüvend karakter, dus wanneer aan twee voorwaarden is vol daan, nl. dat ten eerste men de. produc tie kan zien in het kader van een blü- vende karakterverandering van de bouw methoden, en ten tweede, dat. men ook naar de omvang die productie kan zien als een min of meer blyvende dus niet als een productie voor een korte bouw- „boom"-periode met daarna een terug val tot een aanzienlü'k iagere bouwbe drljvigheid. Al-met-al ziet de materiaal-positie er zeker niet rooskleurig uit, maar meen ik toch, dat men deze factor allerminst als de „bottleneck" van de toekomstige volkswoningproductie kan aanmerken, Wanneer wü In de komende 10 of wat meer jaren 700.000 woningen gaan bouwen, kan dat alleen zin hebben, wanneer we tegeiykertyd daarmee een bestaanszekerheid in de vorm van een redelüke werkgelegenheid voor een volk van 10 a 11 millioen zielen kun nen opbouwen en dón zullen vele nü onoverkomelijk lijkende matcriaal-hin dernissen door onze eigen industriële productie of door leveringen in ruil voor diensten of producten onzerzüds kunnen worden overwonnen. Slagen we daarin niet, dan zullen vele Ne derlanders elders werk- en dus ook elders woongelegenheid moeten gaan zoeken! TEKORT AAN VAK ARBEIDERS. Wanneer ik ten slotte de arbeidspositie en de positie van de productiemiddelen noem en deze als de werkelük maatge vende factoren, dè „bottlenecks" van het toekomstige woningbouwprogramma aan vaardt, dan wil dat allerminst zeggen, dat ik daarmee nu zonder meer maar aanneem, dat het met de financiën en met, de materialen wel gemakkelük in orde zal komen. Maar wat ik wel be togen wil, is, dat k\s wy er in slagen de zaken financieel te redden en kis wü er als producerende en diensten-verrich tende gemeenschap weer zover bovenop komen, dat wü, hetzy uit eigen produc tie, hetzü als contraprestatie, weer over de benodigde bouwmaterialen kunnen beschikken, dat dan nog de arbeidspo sitie het ons onmogelyk zal maken een woningbouwprogramma te zamen met andere voor de volkswelvaart en do volkscultuur noodzakelüke bouwerken tot stand te brengen, wanneer wü niet in allerlei opzicht grondig overstag gaan. De capaciteit van onze baksteen en- pannenfabrieken is zeker groot genoeg om de materialen voor het omvangrüke bouwvolumen, dat nodig zoi zyn, te le veren, maar wij beschikken zelfs nog niet over de helft van de daartoe beno digde metselaars. Kalk en oement voor de afwerking van wanden en vloeren zouden misschien geen moeilijkheden geven, maar het be schikbare aantal stucadoors zou alweer de helft van de benodigde productie kunnen tot stand brengen. Voor andere vakgroepen Ujken de ver-> houdingen iets gunstiger, maar als men naast ,de getallen de werkelükheid ziet en do benodigde praktische vakbe kwaamheid als .norm stelt, dan kan men zonder enige overdrijving zeggen, dat het (gesteld dat er geen financiële en geen materiaal-moeilükhede.n zouden zün) onmogelyk is om met het in Ne derland aanwezige aantal geschoolde bouwvak-arbeiders heb noodzakelüke volkswoningbouwprogramma op de voor oorlogse voet tot stand te brengen!!! SCHOLING IS NODIG. Scholing? Ja, natuurlük. Al was het alleen maar om een nog verdere terug gang van het aantal geschoolde vak lieden tegen te gaan, al was het alleen maar om straks weer mensen te hebben voor het toch ook voor de instandhou ding van het volksvermogen nodige on derhoudswerk. Maar er zyn hier andere factoren in het spel. Ik spreek hier niet van dienst plicht en zwarte handel, de beide gang baar als schuldig aan het arbeidstekort gedoodverfde factoren, al zal de invloed daarvan zich ook in het bouwvak wel doen gelden. Maar daar is vooral de al gemene trek naar de meer administra tieve werkkringen, de neiging om zelfs de laagste kantoorarbeid hoger aan te slaan dan de hoogste vakarbeld, daar is ook de uiterst geringe differentiatie in de beloning van ongeschoolde en ge schoolde arbeid! Daar Is verder, wanneer wü de energie en de middelen, om ons er bovenop te werken, kunnen voortbrengen, de be hoefte aa.n arbeiders in vele andere en vele nieuwe bedry'fsfakken, die op een aanzienlüke vergroting van het totaio aantal bouwvak-arbeiders zeker en terecht remmend zal werken. En daar is last but not least niet de ver wachting van een bllivend levensbestaan in een mooi en nuttig handwerk, maar eerder de verwachting om te worden ..geschoold", min of meer „afgericht" voor een korte periode van hoogcon- tunctuur in het bouwen, om daarna, als het „grote programma" achter de rug is, kalm met klem van redenen als over bodig te worden afgedankt. (Wordt vervolgd in een 2de artikel).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1947 | | pagina 11