De Nederlandsche
Kultuurkamer
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 26 November 1941 Tweede Blad
No. 250S3
Instelling van Kultuurraad
Kultuurkamer
toegelicht
en
MOTVRIJ.
BLEIIS N.V.
De Komedianten
komen
82ste Jaarnang
Samenwerking in kultuuraangelegenheden
Vergaande bevoegd
heden van den president
St. Nicolaas Costuums
Door de heeren Snijders en Goedewaagen
MAKEN VAN UW WONING
OF MEUBILAIR 5623
LEIDEN - TELEF. 21078
Instelling van een
Kultuurraad
FEUILLETON
Het Verordeningenblad bevat een verorde
ning van den Rijkscommissaris voor het be
zette Nederlandsche gebied betreffende de
Nederlandsche Kultuurkamer.
Aan deze verordening wordt het volgen
de ontleend:
Artikel 1. Zij, die werkzaam zijn op het
gebied van de beeldende kunsten, daaron
der begrepen de bouwkunst en het kunst
ambacht, of op het gebied van de muziek,
de literatuur, het thcaterw'ezen, het film
wezen of het perswezen, worden in gilden
vereenigd. Deze gilden vormen te zamen de
Nederlandsche Kultuurkamer.
Het is de taak van de Nederlandsche Kul
tuurkamer door de samenwerking van allen, die
op het terrein van een harer groepen werk
zaam zijn. de Nederlandsche kuituur in het licht
van haar verantwoordelijkheid tegenover de
volksgemeenschap te bevorderen, de vakkundige
economische en maatschappelijke aangelegenhe
den der kultuurberoepen te regelen en overeen
stemming te brengen in het streven der tot
haar behoorende groepen.
Artikel 2. De Nederlandsche Kultuurkamer
is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar
lichaam in den zin van artikel 152 der Grond
wet. Haar zetel is gevestigd te 's-Gravenhage.
Artikel 3. Hy, die medewerkt aan de
voortbrenging, de weergave, de geestelijke
of technische bewerking, de verspreiding, de
instandhouding, het in het verkeer bren
gen of de bemiddeling tot het in verkeer
brengen van kultuurgoed, is verplicht lid
te zyn van de Nederlandsche Kultuurkamer,
tenzij dit medewerken een uitsluitend com-
mercieele, administratieve, technische of me
chanische werkzaamheid is.
Artikel 4. Onder kultuurgoed in den zin
van deze verordening wordt begrepen: 1. Iedere
kunstschepping of kunstverrichting, welke voor
het publiek waarneembaar wordt gemaakt; 2.
Iedere andere geestelijke schepping of verrich
ting. welke door middel van druk, film, radio
uitzending of geluidsband voor het publiek
waarneembaar wordt gemaakt.
Met druk wordt iedere soort van vermenig
vuldiging op een voor massavermenigvuldiging
geëigende wijze gelijkgesteld.
Artikel 5. Het vervaardigen van voor de
samenstelling van een kultuurgoed noodig ma
terieel wordt niet beschouwd als het voortbren
gen of bewerken van kultuurgoed in den .zin
van deze verordening.
Artikel 6. Medewerken in den zin van arti
kel 3 vindt plaats, onverschillig of de werk
zaamheid wordt verricht.
1. Al dan niet tegen belooning.
2. Door rechtspersoonlijkheid bezittende pu
bliekrechtelijke of privaatrechtelijke lichamen,
door niet rechtspersoonlijkheid bezittende ver-
eenigingen van personen of door natuurlijke
personen.
3. Door Nederlanders, Nederlandsche onder
danen of vreemdelingen.
4. Door ondernemers of door personen, die in
dienstbetrekking werkzaam zijn.
VRIJSTELLING.
Artikel 7 De president van de Nederland
sche Kultuurkamer kan bepalen, dat het lid
maatschap van de Nederlandsche Kultuurkamer
niet is vereischt in gevallen, waarin van de uit
oefening eener werkzaamheid, als bedoeld in
artikel 3, slechts in onbeduidende mate of bij
enkele gelegenheden sprake is.
Degenen, die zoodanige werkzaamheden wen-
schen uit te oefenen, moeten in het bezit zijn
van een door den president afgegeven bewijs
van vrijstelling. De president kan bepalen, dat
voor bepaalde groepen van werkzaamheid de af
in den Wieringermeerpolder zijn nog plaatsen,
waar de vruchtbare zeeklei bedolven ligt onder
een laag zand en veen. In werkverruiming is
men nu bezig op deze plaatsen de veen- of
zandlaag af te graven. Duidelijk ziet men de
afscheiding tusschen veen en klei.
(Pol.-Kuiper).
gifte van een bewijs van vrijstelling niet is ver
eischt.
De afgifte van het bewijs van vrij stelling kan
worden afhankelijk gesteld van de betaling van
een voor de beoogde werkzaamheid redelijk
recht.
Hij, die in den zin van het eerste lid is vrij
gesteld van het lidmaatschap van de Nederland
sche Kultuurkamer, is ten aanzien van zijn
werkzaamheid in den zin van artikel 3 ten volle
onderworpen aan de verordenende en beschik
king gevende bevoegdheid van de Nederland
sche Kultuurkamer
Artikel 8.Een overeenkomst, krachtens
welke iemand, die niet lid is van de Nederland
sche Kultuurkamer, verplicht is tot een werk
zaamheid, welke hij slechts als lid van de
Nederlandsche Kultuurkamer mag uitoefenen, is
slechts onder deze voorwaarde van kracht, dat
de betreffende persoon als lid van de Neder
landsche Kultuurkamer wordt toegelaten, tenzij
het bepaalde bij artikel 7 van toepassing is.
Artikel 9 Vereenigingen van personen en
stichtingen, welke lid van de Nederlandsche
Kultuurkamer zijn of moeten zijn, zijn verplicht
haar statuten met deze verordening en met de
te nemen maatregelen in overeenstemming te
brengen.
Zoodra de herordening van het vereenigings-
en stichtingswezen voltooid is, blijven ten aan
zien van de zoo juist bedoelde vereenigingen van
personen en stichtingen de bepalingen der arti
kelen 5 en 6 der verordening no. 145/1940, hou
dende bepalingen ter verkrijging van een over
zicht van vereenigingen van personen en stich
tingen zonder economisch doel, alsmede de
artikelen 1. 2 en 4 tot en met 9 der verordening
no. 41/1941, ten einde te komen tot een her
ordening op het gebied van de niet commercieele
vereenigingen en stichtingen, onverminderd van
kracht; de bevoegdheden van den commissaris,
bedoeld in het eerste lid van artikel 1 der ver
ordening no. 41/1941, worden dan door den
president uitgeoefend. Tot dat tijdstip neemt ge
noemde commissaris zijn besluiten ten aanzien
van genoemde vereenigingen van personen en
stichtingen in overeenstemming met dén pre
sident; de president is bevoegd hierop betrek
king hebbende voorstellen in te dienen.
Artikel 10 Joden of joodsch-vermaag-
schapte personen kunnen niet lid zijn van
de Nederlandsche Kultuurkamer noch van
een vereenlging van personen, welke lid
der Nederlandsche Kultuurkamer is of moet
zijn.
Voorts is aan deze personen verboden:
1. Het oprichten of het deelnemen aan de
oprichting van een vereeniging van personen,
welke lid der Nederlandsche Kultuurkamer is
of moet zijn;
2. Het in het leven roepen van een stich
ting of het deelnemen daaraan, alsmede het
direct of Indirect voordeel trekken uit het ver
mogen eener stichting, indien die stichting lid
van de Nederlandsche Kultuurkamer is of moet
zijn;
3. Het werkzaam zijn ten behoeve van een
vereeniging van personen, als bedoeld onder 1
of van een stichting, als bedoeld onder 2, of als
gast deel te nemen aan hetgeen door zoodanige
vereenigingen van personen en stichtingen wordt
georganiseerd.
De secretaris-generaal van het departement
van Volksvoorlichting en Kunsten kan in bij
zondere gevallen toestaan dat:
1. Een jood of een joodsch-vermaagschapte
persoon lid van de Nederlandsche Kultuurka
mer wordt:
2. Vereenigingen van personen of stichtingen,
welke lid van de Nederlandsche Kultuurkamer
moeten zijn, van de verplichting lid te zijn
worden vrijgesteld, indien haar leden uitsluitend
joden zijn of indien het stichtingsvermogen uit
sluitend ten bate van joden wordt aangewend.
Artikel 11 Jood in den zin der verordening
Z\. Degenen die van meer dan één voljood-
schen grootouder stammen;
2. Andere dan de onder 1 aangeduide personen
die hetzij op 9 Mei 1940 tot de joodsch-kerkelijke
gemeenschap hebben behoord of na dien datum
daarin zijn opgenomen.
Als joodsch-vermaagschapte persoon in den
zin van deze verordening wordt beschouwd de
gene, die met een persoon, als bedoeld in den
laatsten zin van dit artikel, is gehuwd of daar
mede in concubinaat leeft.
Een grootouder wordt zonder meer als vol-
joodsch aangemerkt, wanneer deze tot de
joodsch-kerkelijke gemeenschap heeft behoord.
BEVOEGDHEID PRESIDENT.
Artikel 12 De president van de Neder
landsche Kultuurkamer kan de toelating
van een persoon als lid van de Nederland
sche Kultuurkamer weigeren of een lid van
de Nederlandsche Kultuurkamer uitsluiten,
indien uit feiten blijkt, dat de betreffende
persoon niet beschikt over de betrouwbaar
heid of de geschiktheid, welke voor de uit
oefening van zijn werkzaamheid is vereischt.
Artikel 13 Aan het hoofd van de Neder-
iandsche Kultuurkamer staat de president.
De president der Nederlandsche Kultuurka
mer benoemt en ontslaat zijn plaatsvervanger,
de gildeleiders en den dagelykschen bestuurder.
De president vertegenwoordigt de Nederland
sche Kultuurkamer zoowel in als buiten rechte.
Artikel 14 De gilden der Nederlandsche
Kultuurkamer worden voor zoover noodig on
derverdeeld in vakgroepen.
De leiders der vakgroepen worden met toe
stemming van den president door den betref-
fenden gildelelder benoemd.
Artikel 15 Ter uitvoering van de taak der
Nederlandsche Kultuurkamer kunnen provin
ciale bureaux worden ingesteld.
De president der Nederlandsche Kultuurka
mer kan bepalen, dat de bevoegdheid van een
provinciaal bureau zich tot meerdere provincies
uitstrekt.
De leiders van de provinciale bureaux worden
door den president benoemd, na de gildeleiders
te hebben gehoord.
Artikel 16 De in de vorige artikelen bedoel
de personen worden voor het aanvaarden van
hun ambt beëedigd.
De eedsformule wordt bij instructie vastge
steld.
Artikel 17 De Nederlandsche Kultuur
kamer bezit binnen het kader van haar taak
verordende bevoegdheid in den zin van
artikel 153 der Grondwet.
Deze verordende bevoegdheid wordt door
den president der Nederlandsche Kultuur
kamer uitgeoefend.
Artikel 18 Verordeningen, uitgevaardigd
ingevolge het bepaalde by artikel 17, wor
den afgekondigd in het „Verordeningenblad
der Nederlandsche Kultuurkamer".
Artikel 19 Bij een ingevolge het bepaalde
by artikel 17 uit te vaardigen bemiddelingsregle
ment kunnen voorschriften worden uitgevaar
digd betreffende de bemiddeling in geschillen
tusschen leden van de Nederlandsche Kultuur
kamer.
Het bemiddelingsreglement kan bepalen, dat
geen lid tegen een ander lid een vordering voor
den burgerlijken rechter mag instellen of een
klacht wegens een slechts op klachte vervolg
baar feit mag indienen, alvorens de bemidde
lingsprocedure is beëindigd, tenzij het verloop »n
van termijnen daarvan het gevolg dreigt te zijn.
De rechter onderzoekt ambtshalve, of een voor
hem aanhangig gemaakte procedure yolgens het
bemiddelingsreglement toelaatbaar is.
Het reglement kan bepalen, dat de met de
bemiddeling van geschillen belaste instanties
over burgerrechtelijke geschillen tusschen leden
in hoogste instantie als scheidsmannen be
olissen.
Het bemiddelingsreglement kan bepalen, dat
op verzoek van beide partijen het eerste en
derde lid ook kan worden toegepast op de be
middeling in en het beslechten van geschillen
tusschen een lid en een derde.
Artikel 20 Bij een ingevolge het bepaalde
bij artikel 17 uit te vaardigen contributie-regle
ment kan worden geregeld, welke contributie de
leden van de Nederlandsche Kultuurkamer aan
haar dienen te betalen.
TUCHTRECHTELIJKE STRAFFEN.
Voorts wordt in de artikel 21 tot 29 de wijze
vastgelegd, waarop tuchtrechtelijke straffen
kunnen worden gesteld. De president kan Inge
volge deze artikelen beschikkingen treffen,
waai'aan d.e leden verplicht zijn gevolg te
geven. Meer in het bijzonder berust by den pre
sident de bevoegdheid, voorwaarden vast te
stellen voor het openen en sluiten van onder-'
nemingen, welke lid moeten zijn van de Kul
tuurkamer, benevens richtlijnen uit te vaar
digen betreffende den inhoud van collectieve
arbeidsovereenkomsten. Dusdanige beschikkin
gen worden in het „Verordeningenblad der Ne
derlandsche Kulturkamer" bekend gemaakt. Le
den, die niet aan dusdanige beschikkingen ge
volg geven, kunnen met ten hoogste f1000 be
boet worden.
De Nederlandsche Kultuurkamer is aan het
toezicht van den secretaris-generaal van het
Departement van Volksvoorlichting en Kunsten
onderworpen. Deze kan beschikkingen nietig
verklaren of tydelyk schorsen.
STRAFBEPALINGEN.
Hij. die in strijd met het bepaalde bij artikel 3
niet lid is van de Nederlandsche Kultuurkamer
of in strijd met het bepaalde bij artikel 7 niet
in het bezit is van een bewijs van vrijstelling
en niettemin een dei- werkzaamheden, welke
onder deze Kamer vallen uitoefent, wordt ge
straft met geldboete van ten hoogste vijfdui
zend gulden.
Betreft het een vereeniging of stichting die
een dusdanige overtreding begaat, dan worden de
straffen tegen het bestuur uitgesproken.
OVERGANGSBEPALINGEN.
Deze verordening vindt met betrekking tot
eenige werkzaamheid in den zin van artikel 3
op zijn vroegst toepassing van het tijdstip af,
waarop het voor die werkzaamheid in aanmer
king komende gilde is ingesteld.
Hy, dit na de instelling van een voor hem
in aanmerking komend gilde een werkzaamheid
in den zin van artikel 4 wil blijven uitoefenen,
moet bij den president van de Nederlandsche
Kultuurkamer onverwijld, en wel uiterlijk bin
nen vier weken, een verzoek tot opneming als
lid indienen.
Hy mag de werkzaamheid blijven uitoefenen,
zoolang op het ln het vorig lid bedoelde ver
zoek nog niet een eindbeslissing is gegeven.
Met afwijking van de bepaling van artikel
11 blijft een overeenkomst als daar bedoeld,
welke op het in het eerste lid van dit artikel
aangeduide tijdstip bestaat, van kracht, Zoolang
de beslissing, bedoeld ln het vorig lid, niet is
gegeven. De overeenkomst gaat onmiddellijk te
niet, wanneer het ingediend verzoek wordt af
gewezen. Vindt geen afwijking plaats, dan blijft
zij ook na het in het eerste lid bedoelde tijd
stip van kracht.
Op het tijdstip, waarop het „Filmgilde" wordt
Ingesteld, treedt het besluit no. 160,1940 betref
fende de organisatie van het filmwezen buiten
werking.
Met ingang van dat tijdstip gaat het vermo
gen van den Nederlandschen Bioscoopbond in
eigendom van de Nederlandsche Kultuurkamer
over, welke ook treedt in alle privaatrechtelijke
rechten en verbintenissen van den Nederland
schen Bioscoopbond.
Het tijdstip van de instelling der gilden wordt
bepaald door den secretaris-generaal van het
departement van Volksvoorlichting en Kunsten,
die hetzelfde in de Nederlandsche Staatscou
rant openbaar bekend maakt.
te huur, ook onderdeelen - Baarden, Prui
ken, Grime, Karaktermaskers - Schertz.
1 ERATO - OUDE SINEL 14 - TELEF. 20889
In een persconferentie hebben prof. dr. G. A.
S. Snijders, president van den Nederlandschen
Kultuurraad, en prof. dr. T. Goedewaagen, pre
sident van de Nederlandsche Kultuurkamer,
eenige mededeelingen gedaan in zake de ver
ordeningen, waarbij deze lichamen zijn inge
steld
Prof. Snijders verklaarde o.m. het volgende
De functie van den Kultuurraad is in de
eerste plaats consultatief. Te dien einde is de
Kultuurraad bevoegd bij alle Nederlandsche
autoriteiten en inrichtingen, zoowel openbare
als particuliere, inlichtingen te vragen omtrent
aangelegenheden, die tot het arbeidsgebied van
den Kultuurraad behooren en deze instellingen
zijn verplicht alle gewenschte inlichtingen te
verstrekken
De raad" slaat alle uitingen van het kultu-
reele leven gade en ondersteunt alle boven
bedoelde diensten en instellingen door adviezen.
Daarmede is voorts verbonden de bevoegdheid
van den raad zelf het initiatief te nemen. Met
nadruk zij er echter op gewezen, dat de raad
geen uitvoerende bevoegdheid heeft. Deze
blijft berusten bij de openbare lichamen, die
daartoe aangewezen zijn.
De rijkscommissaris heeft dezen vorm geko
zen om een orgaan te scheppen, dat niet door
administratieve bemoeiingen belemmerd wordt.
In verband daarmede zijn ook de leden van
den Kultuurraad voorloopig niet onder de amb
tenaren van de departementen gekozen, maar
komen zij voort uit het Nederlandsche kuituur
leven zelf.
De uiteindelijke beslissing over de te nemen
maatregelen blijft bij den rijkscommissaris be
rusten, met name ingeval van meeningsverschil.
In het algemeen is het de bedoeling van den
rijkscommissaris in den Kultuurraad een orgaan
te scheppen, dat bedoelt het kultureele geweten
van het Nederlandsche volk te vertegenwoor
digen en door den Kultuurraad de mogelijkheid
te scheppen, wenschen, die in het Nederland
sche volk leven, naar voren te brengen en een
gezond streven naar ontwikkeling te bevor
deren.
Prof. Goedewaagen deelde o.a. mede, dat de
Nederlandsche Kuituurkamér is bedoeld als een
organisatie van het Nederlandsche kultureele
leven, kuituur in den zin van omvattende de
pers, de radio, de film en verschillende kunsten.
Het onderwijs en de wetenschap worden dus
hier niet mede bedoeld. De Nederlandsche Kul
tuurkamer is bedoeld als de organisatie van de
Nederlandsche kuituurwereld, een organisatie,
die pleit voor de belangen, zoowel voor de vak
kundige belangen als voor de economische en
sociale belangen van de kuituur werkers. De
Kultuurkamer is zóó gedacht, dat zij zal worden
verdeeld in zes gilden, het persgilde, het film-
gilde, het muziekgilde, het gilde voor theater en
dans, het gilde voor bouwkunst, beeldende kun
sten en kunstambacht en het letterengilde. Men
wordt niet lid van een gilde, maar lid van de
Nederlandsche Kultuurkamer. Men wordt dan
echter bij een der gilden ingedeeld. De Kultuur
kamer is gedacht als een lichaam met publiek
rechtelijke bevoegdheden. De president van de
Nederlandsche Kultuurkamer heeft, natuurlijk
binnen het kader van de geldende wetsvoor
schriften, de bevoegdheid, verordeningen uit te
vaardigen en beschikkingen te nemen.
Lid kunnen worden niet alleen natuurlijke
personen, maar ook vereenigingen, m.a.w. een
kunstkring, een zangvereniging, een fanfare
korps enz., enz. zal evenzeer lid moeten worden
(maar dan corporatief als vereeniging) van de
Nederlandsche Kultuurkamer als bepaalde na
tuurlijke personen.
Niet lid van de Kultuurkamer kunnen zijn
Joden en Joodsch vermaagschapte personen.
Men kan de Kultuurkamer zien als een soort
van bemiddeling tusschen de overheid en het
kuituurleven, als een plaats waar beiden elkan
der ontmoeten.
Ten slotte sprak prof. Goedewaagen nog over
den overgangstoestand, waarin wij ons bevin
den. Door de verordening wordt de eigenlijks
Kultuurkamer niet opgericht, maar de moge
lijkheid voor de oprichting is door deze veror
dening wel geschapen. Zoodra de secretaris-ge
neraal van het Departement van Volksvoorlich
ting en Kunsten het noodig zal vinden, twee
gilden van de zes in te stellen, zal de Kultuur
kamer bestaan. Tot het tijdstip van de instel
ling van die gilden kan de secretaris-generaal
ook nog tijdelijke instellingen in het leven
roepen of bepaalde personen met de tijdelijke
werkzaamheden en uitoefening der bevoegd
heden van de gildeleiders belasten.
Tot het tijdstip van de instelling der gilden
kan de secretaris-generaal tijdelijke instellingen
in het leven roepen en personen of vereenigin
gen van personen met de tijdelijke werkzaam
heden en met de uitoefening van de bevoegd
heden der gildeleiders belasten.
De Nederlandsche Kultuurkamer wordt als
opgericht beschouwd, zoodra twee gilden zijn
ingesteld. Hetzelve wordt door den secretaris
generaal van het departement van Volksvoor
lichting en Kunsten in de Nederlandsche
Staatscourant openbaar bekend gemjaakt.
Deze verordening treedt heden in werking.
Het Verordeningenblad bevat tevens een ver
ordening van den rijkscommissaris voor het be
zette Nederlandsche gebied betreffende den Ne
derlandschen Kultuurraad.
Deze verordening luidt als volgt:
Artikel 1. De Nederlandsche Kultuur
raad bevordert de ontwikkeling van het Ne
derlandsche kultuurleven en van de verzor
ging van de Nederlandsche kuituur.
Bij de vervulling van deze taak, is de Kul
tuurraad verplicht alle uitingen van het kultu
reele leven gade toe slaan, zoomede alle dien
sten en instellingen, welke op het gebied van
het kultuurleven of de kultuurzorg werkzaam
zijn, door het geven van adviezen te steunen en
deze door het nemen van initiatief tot bepaalde
werkzaamheden op He wekken.
Artikel 2. De Kultuurraad is een rechts
persoonlijkheid bezittend openbaar lichaam. Zijn
zetel is gevestigd te 's Gravenhage.
Artikel 3. Aan het hoofd van den Kultuur
raad staat de president. Hij vertegenwoordigt den
Kultuurraad In en buiten rechte.
De president benoemt een lid van den Kul
tuurraad om hem, in geval van zijn afwezigheid,
met inachtneming van de door hem gegeven
richtlijnen te vertegenwoordigen.
Artikel 4. De Kultuurraad bestaat uit
ten minste twintig leden. Zij worden door
den president benoemd en ontslagen.
Het lidmaatschap van den Kultuurraad is
een eereambt.
Artikel 5. De president en de leden van
den Kultuurraad worden voor het aanvaarden
van hun ambt beëedigd. De eedsformule wordt
bij instructie van den rijkscommissaris vast
gesteld.
Artikel 6. De president ls voor zijn beslis
singen verantwoordelijk. De leden van den Kul
tuurraad dienen hem bij het nemen van een
beslissing van advies.
Voor het overige wordt de werkwijze van den
Kultuurraad door den president bij reglement
vastgesteld.
Artikel 7. De president heeft, ter voorbe
reiding en uitvoering van zijn beslissingen, een
bureau tot zijn beschikking. Aan het hoofd van
dit bureau staat een dagelijksche bestuurder, die
door den president wordt benoemd.
Artikel 8. De president is bevoegd zich
gegevens te laten verstrekken door alle
Nederlandsche autoriteiten, bureaux, instel
lingen, lichamen en inrichtingen, zoowel
van publlckrechtelijken als van privaatrech-
lelyken aard, betreffende alle aangelegen
heden, welke op zijn taak betrekking heb
ben.
Deze instellingen zijn verplicht den presi
dent de door hem gewenschte inlichtingen
te verstrekken, zoomede hem in de door
hem gemachtigde personen in staat tc stellen
tot inspecties en hun toegang te vcrleenen
tot al hetgeen door hen wordt georganiseerd.
De secretarissen-generaal van de departemen
ten van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbe
scherming, zoomede van Volksvoorlichting en
Kunsten, stellen den president tijdig in kennis
van him meer belangrijke plannen op het gebied,
hetwelk tot de taak van den Kultuurraad be
hoort.
Artikel 9. Het Rijk draagt de kosten, ver
bonden aan de werkzaamheden van den Kul
tuurraad.
De president maakt jaarlijks een begrooting
op, welke de goedkeuring van den secretaris
generaal van het departement van Financiën be
hoeft, De president is verantwoordelijk voor een
regelmatig beheer volgens de begrooting.
De jaarlijksche rekening van den Kultuurraad
is telken' jare aan de verificatie door de Alge-
meene Rekenkamer onderworpen. Op grond van
het rapport der Algemeene Rekenkamer verleent
de secretaris-generaal van het departement van
Financiën den .president décharge.
Artikel 10. De ter uitvoering van deze ver
ordening noodzakelijke voorschriften kunnen bij
instructie van den Rijkscommissaris voor het
bezette Nederlandsche gebied worden gegeven.
Artikel 11. Deze verordening treedt heden
in werking.
Een eerezaak is het, winterhulp
te steunen.
Gironummer van de WHN 5553.
EeD blijmoedige romaD
door
WILHELM LICHTENBERG.
(Vertaling vaD Max van Straten).
Copyright L P O (Q. L Welsz), A'dam.)
(18
„Ja, een jongen...", herhaalde de directeur
somber.
Maar signora Campagna riep in heerlijke op
winding „Kom Celestlno! We moeten naar ons
nieuw- kleinkind gaan kijken!"
„Neen", besliste Campagna toornig. „Ga jij
maar alleen Ik blijf hier, want ik moet voor de
voorstelling van vandaag zorgen."
„Ja knikte signora Campagna verdrietig.
„Maar misschien kom je straks. Ik... Madre
santa! Zeven pond... Wie had dat ooit gedacht!"
„En zeg tegen Angela!" riep directeur Cam
pagna haar na, „dat ik haar nooit vergeven
zal, dat ze me juist op mijn benefietavond in
den steek gelaten heeft."
Dat was namelijk inderdaad een verscherping
van den toestand: Campagna had voor dien
avond een benefice-voorstelling beraamd met
„Rigoletto", waarin hij zijn stralenden vrouwen
verleider, den hertog van Mantua zou zingen.
Maar zonder Gilda natuurlijk geen benefiet en
ook niet de zoo dringend noodige grootere ont
vangst.
Toen signora Campagna weg was, bromde de
directeur voor zich uit: „Dat we niets gemerkt
hebben...!"
„Dat heeft ons zelf ook verbaasd", moest
Ppcavp topppvpr
En toen werd directeur Campagna toch ook
wat zachter en zijn anders zoo beheerschte stem
trilde zelfs een beetje: „Arm kind, wat moet
zij geleden hebben!" En weer in volle gestreng
heid voegde hij er aan toe: „Maar onvergeeflijk
blijft het toch! En geniepig bovendien."
Maar er moest gehandeld worden. Het belang
rijkste was. Riccardo met de biljetten terug te
halen Het publiek mocht niet geïrriteerd wor
den. Riccardo had waarschijnlijk Lucca nog niet
verlaten, stelde de directeur vast. En Manrico
kreeg opdracht, hem tot lederen prijs terug te
halen.
i Voor de deur van het restorante Balbini had
zich Inmiddels het montere kunstenaarsvolkje
treurig verzameld en besprak de sensatloneele
gebeurtenis in groepen. De mannen hadden
allen niets gemerkt, daarentegen beweerden de
dames, dat ze het al lang geweten hadden.
De wanhoop over de sluiting van veertien da
gen was algemeen groot. Slechte de oude Leo-
Dardi's lieten /.ich noor de opwinding van hun
collega's niet aansteken. Hun persoonlijke be
hoeften waren op dezen leeftijd zoo gering ge
worden, dat zij zich nauwelijks onderschelden
van de lelies in het veld, die Onze Lieve Heer
immers ook voedt zonder dat zij theater spelen.
Toch bespraken zij op hun bank het afzeggen
van de voorstelling. „Jij was eens een goddelijke
Gilda", stelde Francesco met een liefderlijke blik
op zijn echtgenoote vast.
„Ach," weerde deze bijna geschrokken af,
„wat was mijn Gilda bij jouw hertog! Ik hoor
nog hoe jij je „La donnè mobile" over het
voetlicht slingerde Daarin heeft sedert dien
geen tenor je meer geëvenaard."
I Francesco vond: „O ja, ik was een uitsteken-
de hertog. Maar jouw prestatie als Gilda stond
nog hooger De wereld heeft sedertdien zoo'n
Gilda niet meer gehoord."
Babetta nam zijn hand. „Nou, laten we zeg
gen het waren gelijkwaardige prestaties. Ac-
coord, Francesco?"
„Accoord," zei hij gelukkig. En toen vroeg
hij„Zou je het aandurven vanavond de Gilda
i nog eens te zingen?" 1
„Ach ja!" meende Babetta. „Er ontbreekt mij
geen toon!"
„Zal ik met Campagna spreken?"
„Neen, Francesco, het heeft geen zin. Je weet
immers, dat de ouwe wat tegen mij heeft. Hij
sluit liever de zaak dan dat hij mij de Gilda
laat zingen."
„Je hebt gelijk," zei Leopardi verbitterd. „Het
heeft werkelijk geen zin. En deze slavenhouder
verdient ook niet beter, dan met zijn schmiere
ten gronde te gaan."
Ook was er een paar, dat de heele zaak weer
van een anderen kant bekeek. En in dit ver
band moet voorgesteld worden Carlo Trentini en
Monica Vico. O, ze zijn de gerlngsten in deze
troep. Carlo Trentini vertegenwoordigt het man
nenkoor, terwijl Monica Vico het dameskoor
vertegenwoordigt. Het kwam overigens slechts
zelden voor, dat zij beiden de koren alleen zon
gen en dan alleen nog maar in groote opera's,
wanneer er geen solisten vrij waren. Bij de
directie Campagna moest iedere vrij zijnde so
list het koor versterken Maar de hoofdlast van
de verantwoordelijkheid ruste op Carlo en Mo
nica, en hun stemmen moesten zich krachtig
doen hooren om een volksmenigte, een smok-
kelaarsbende en of een groot gezelschap feest
gangers voor te stellen. Daarvoor kregen zij,
als vertegenwoordigers van een lagei soort kun
stenaars. kleinere porties en grootere grofheden
van de zijde des directeurs. Dit leven zou moei
lijk te dragen geweest zijn, als hier de liefde
niet voor een tegengewicht gezorgd had. Corlo
en Monica hielden van elkander. Het was een
tamelijk hopelooze liefde. Directeur Campagna
zou nooit zijn toestemming tot een huwelijk ge
ven, omdat hij geen echtparen in zijn ensemble
duldde. Vraagt liefde echter naar zin en doel?
Ligt haar bekoring niet juist in het zorgelooze
ten opzichte van de toekomst? Zoo ging het ook
tusschen het mannenkoor en het vrouwenkoor.
Het was hun voldoende, het oogenblik te ge
nieten, elkanders nabijheid te voelen, en te we
ten dat morgen een dag als de huidige zou zijn.
Waarbij nog opgemerkt dient te worden, dat
zij zich niet willoos aan het noodlot overgaven.
Ze legden hun laatste centen bij elkaar en
speelden in de kleine loterij. Niet dat Carlo en
Monica roem en glans verlangden. Wanneer een
maal de drie nummers van de loterij zoo ge
nadig zouden zijn, hun een klein bedrag ln de
schoot te werpen, waarmede men een osteria of
een klein café kon pachten, zou het leven voor
hen aan de hoogste eischen voldaan hebben.
Dientengevolge konden zij de bevalling van
Angela dan ook slechts van het standpunt van
de loterij bekijken Monica stelde -lus vast; .Be
valling is 64
„Zoo" antwoordde Carlo °rnstig. „hoe komen
wy echter aan de twee andere nummers?"
„Wacht eens," dacht Monica na. „Een jongen
is 33."
(Nadruk verboden)
(Wordt vervolgd)