„Tot ziens Franziska" Radiostations LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 19 November 1941 Tweede Blad No. 25047 De saneering van het Nederlandsche Orkestwezen MOTVRIJ BLEIJS N.V. De Komedianten komen 32sie Jaargang De Staat garandeert het inkomen der musici naar welke nien mag luisteren MAKEN VAN UW WONING OF MEUBILAIR 5623 LEIDEN TELEF. 21078 Gemengd Nieuivs FEUILLETON In de tot voor kort heerschende ongezon de toestanden in het Nederlandsche orkest- wezen heeft de Overheid aanleiding gevon den om binnen het kader van de reorgani satie van het muziekleven over te gaan tot de uitvoering van een saneeringsplan, dat gebaseerd is op sociale, oeconomische, cul- tureele en historische overwegingen. Deze zyn samen te vatten in een viertal pun ten. Vooropgesteld moge worden, dat de noodza kelijkheid van het bestaan van 8 symphonie- orkesten voor ons land thans officieel dient te worden erkend, in overeenstemming met de momenteel bestaande cultureele eischen. De orkestbegrootingen Zijn herzien en in ver band hiermede is een schema van de bezetting en salarieering van de orkesten ontworpen, dat tot doel heeft bepaalde kunstzinnige leemten aan te vullen en dat terstond aan de algemeen bekende slechte economische positie van de orkestmusici op redelijke wijze tegemoet komt. De Staat dient het inkomen van de mu sici te garandeeren. In verband met deze garantie is het ten slotte niet meer dan billijk, dat het opper toezicht op de groote orkesten op een van staatswege controleerend lichaam overgaat. Voor de uitvoering van het tweede punt in deze opsomming heeft het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, in samenwerking met deskundigen uit het Muziekgilde van de Ned. Cultuurkamer i.o. de bestaande orkesten verdeeld in drie salarisklassen t.w.: Eerste klasse: Het Residentie Orkest; Tweede klasse: Rotterdamsch Philharmonisch Orkesten Utrechtsch Stedelijk Orkest; Derde klasse: Gro- ningsche Orkest-Vereeniging, Haarlemsche Or kest-Vereeniging, Arnhemsche Orkest-Vereeni ging en Maastrichtsch Stedelijk Orkest. Als laagste salarisgrenzen werden aange nomen voor de le klasse f.183.voor de 2e klasse f. 166.voor de 3e klasse f. 150. per maand. Dat het Concertgebouw Orkest buiten deze regeling valt het vormt een klasse op zich zelf vindt zijn oorzaak in het feit, dat de salarieering bij deze instelling grootendeels bo ven de thans geldende normen valt en dus geen aanleiding geeft tot onmiddellijk ingrijpen in den bestaanden toestand. VERVULLING VAN REDELIJKE WENSCHEN. De nieuwe salarisregeling, welke door toedoen van de Afd. Muziek van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten op 1 October 1941 van kracht is geworden, is de vervulling van jarenlang door de musici en hun bonden ge koesterde redelijke wenschen en zij stemt de betrokkenen alom tot groote tevredenheid. Hoe diep de orkestmusici economisch gezon ken waren, moge blijken uit de oude cijfers, waarvan Rotterdam met een minimum van f. 82.Haarlem met een minimum van f. 63. en Arnhem met een minimum van f. 65.— per maand als voorbeelden mogen gelden. De wijze, waarop de reorganisatie van het muziekleven en de hiermede hand in hand gaande saneering van het orkestwezen zijn (Een film vol geest en charme) 5564 aangepakt, dient zeer zeker niet gezien te worden als een daad van politieke of pro pagandistische strekking, maar als een lo gische gevolgtrekking uit den historischen ontwikkelingsgang van het muziek gebeuren. DIEP BESCHAMENDE TOESTANDEN. In een uitvoerige beschouwing wordt deze ont wikkelingsgang met de voor componisten en musici in vroeger tijden heerschende ellendige toestanden geschetst en voorts gewezen op het feit, dat het antwoord op de vraag, wat men voor de uitvoerenden deed, diep beschamend moet klinken. Het concertbezoekende publiek van de thans levende generaties zou eigenlijk nim mer een concert in gemoedsrust hebben kunnen bijwonen, Indien het de omstandigheden van den musicus besefte, zooals zij in haar vollen omvang waren. Het hoofd van de Afd. Muziek van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten heeft in het begin van dit jaar den bestaanden toestand reeds kernachtig juist geschetst. Slechts enkelingen waren in staat op te wor stelen tegen den stroom. Zij, die er door dreigden te worden mee gesleurd, hebben tot heden tevergeefs de hulpzoekende hand uitgestoken. Niet het minst geldt dit voor de eigenlijke ruggegraat van ons openbare muziekleven, de groote orkesten met hun talrijke naamloozen, die de speelbal zijn gebleven van het voor hen te krachtige, wisselende getij. De EXPLOITATIE DER ORKESTEN. Wat de exploitatie der orkesten betreft, wordt o.a. gewezen op het feit, dat elk orkestbestuur naar beste weten exploiteerde, doch geheel onaf hankelijk t.o.v. de andere orkesten en in con currentie daarmede. De terwille van de tekorten gezochte uitbreiding van het arbeidsterrein werd het uitgangspunt voor vele ergerlijke misstan den. Onder de ongezonde financleele verhou dingen moesten de salarissen van de orkest leden de sluitpost op de orkestbegrootingen worden. Steeds lager werden de salarissen en men raakte zóó ingesteld op de ziekte van het or kestwezen, dat men van „sluitende begrootin gen" sprak, wanneer door het ellendige salaris peil het einde van het boekjaar zonder extra groote tekorten kon worden gehaald. DE OVERHEID KOMT TE HULP. Deze methode moest tot een crisis leiden en de oorlogsomstandigheden hebben haar slechts vervroegd. De particuliere bijdragen zijn vrijwel geheel opgedroogd, het concertbezoek is veelal bemoeilijkt door verkeersproblemen. Op dit moment, waarop de laatste be staanszekerheid den orkestmusici ontnomen dreigde te worden, heeft de overheid inge grepen. Het is gebleken, dat de behoefte aan goede muziek in het algemeen grooter is geworden dan ooit tevoren. Ervaringen, opgedaan in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Haarlem, Utrecht en Arn hem bevestigen dit en zij leiden tot de conclusie, dat inkrimping van het bestaande aantal sym- phonie orkesten zeker op dit moment, met de bestaande muziekbehoefte in strijd zou zijn. Het nieuw ontworpen schema van de orkest bezettingen en van de salarieering van de musici is in overeenstemming gebracht met de nor male en redelijke cultureele en sociale eischen. Kazemat-stellingen voor Leningrad werden door de Duitsche troepen buiten gevecht gesteld. Ook de tankversperringen vormden geen hin dernis voor de dappere .Feldgrauen." Terwijl de Infanterie de vluch tende bolsjewisten op de hielen zit. vlucht de burgerbevolking, van de bolsjewistische terreur bevrijd, uit het gebied van den strijd. (PK. Lehr-Hoffmann) Voor orkestmusici, die ten minste 7 jaar ernstige studie achter den rug hebben, werd een minimum salarieering vastgesteld, welke gezien den huidigen levensstandaard niet anders dan matig is te noemen, maar die niettemin voor talloozen een verdubbeling van ti tot heden gangbare salaris uitmaakt. DE NIEUWE REGELING IN DE PRACTIJK Om de nieuwe salarisschema's in de practijk te kunnen doorvoeren, nam het Rijk de ver plichting op zich om het verschil tusschen de oude en nieuwe loonlijsten te garandeeren. In deze kwestie heeft het aan medewerking van de zyde van ..De Nederlandsche Omroep" niet ontbroV:en. Zijn royale gebaar heeft de nieuwe mogelijkheden mede verwezenlijkt. Ten deele woraen nu de verhoogde bedragen ter dekking van de salarissen gewonnen uit de bedragen, welke eer. omroep betaalt voor de uitzending van de groote orkesten in programma's. Dit honorarium ontvangen de orkesten in den ver volge niet meer rechtstreeks, noch individueel: alle orkesten profiteeren gezamenlijk van de gelden, welk zij gezamenlijk bij den omroep hebben verdiend. Ook op dit punt is van een werkelijke verbetering sprake. Tegenover de verleening van de gelden door de Overheid aanvaarden de orkesten enkele voorwaarden, welke te beschouwen zijn als de eerste maatregelen tot reorganisatie van het muziek- en concertwezen in ons land en het van staatswege contróle uitoefenen op het besturen van de orkesten. In het kort kunnen deze voorschriften als volgt worden samengevat: voor belangrijke aan gelegenheden en maatregelen, betrekking heb bende op de exploitatie, de economische en so ciale belangen, alsmede op de artistieke en cul tureele belangen van het orkest en van de met de orkesten verband houdende vereenigingen en instellingen, dient overleg te worden gepleegd met het Departement. Voorts zijn de orkesten gehouden de wer ken van Nederlandsche componisten meer dan voorheen in hun programma's recht te doen wedervaren en 20 a 30% van de totale programma's voor deze werken in te rui men, Dat de nadruk moet worden gelegd op het engageeren van Nederlandsche solisten, spreekt wel vanzelf. Ook is er door verschillende maatregelen zorg voor gedragen, dat vele instrumentalisten, die van „losse werkzaamheden" moeten leven, thans een behoorlijk stuk brood zullen verdienen, zoo dat de werkloosheid onder deze categorie zal worden ingekrompen, waarbij elk uitzonderings geval individueel zal worden bezien. RUIMERE BESTUURSTAAK. Het Departement zal een wakend oog houden op de artistieke en cultureele belangen van het Orkestwezen, terwijl de zakelijke aangele genheden zullen- worden behartigd door het Centrale Bureau voor het Orkestwezen, dat de werkzaamheden van de orkest-administratie zal omvatten en aldus ten nauwste voeling zal houden met het orkest-apparaat in het geheele land om dan onder deskundige leiding alle han delingen van de orkesten te stimuleeren en te controleeren. STIMULEERING DER MUZIKALE BELANGSTELLING. Ten deele hangt dit werk van het Centrale Bureau voor het Orkestwezen samen met de nieuwe en ruimere taak, welke den orkestbe- sturen toevalt. Met name kan deze nieuwe taak ln het bijzonder bestaan uit het creeëren van de behoefte aan muziek, het kweeken en opvoeren van de sluimerende en reeds bestaande belang stelling voor het werk van de orkesten in het rayon van hun werkzaamheden, het vormen en uitbreiden van vereenigingen van „Vrienden van het Orkest" en van Jeugdvereenigingen, ge lijk deze reeds in vele steden bestaan, het voe ren van een intensieve ooncertpropaganda ln de pers, het organiseeren van de voorlichting,, het samenvoegen van andere muzikale uitings vormen tot een harmonisch stedelijk en pro vinciaal muziekleven door koren en kunst kringen in een ruimer plan te betrekken. VERZWARING DER VERANTWOORDELIJKHEID. Zoo heeft dc historische uitgroei van het openbare muziekleven nog een ander gevolg: de gemeenschap van de wereld der muziek moet thans dringender dan voorheen een beroep doen op de arbeidskracht van de orkest bes turen en moet dit beroep vergezeld doen gaan van een niet te onderschatten verzwaring van him taak en van hun ver antwoordelijkheid. Omdat er natuurlijke grenzen zijn gesteld aan datgene, wat men- schenhand verrichten kan en het menschen- oog kan overzien, heeft de overheid van haar kant weer maatregelen getroffen, om dez« bestuurstaak gedeeltelijk te ontlasten door ruimere bevoegdheden te verlecnen aan dirigenten en administrateurs. Laatst genoemden zullen met het bestuur een werkcombinatie vormen, waarin ieder zijn eigen verantwoordelijkheid draagt: de diri gent als kunstzinnig, de administrateur als commercieel leider, het bestuur als coör- dineerend lichaam. Op deze wijze slechts kan de overheid er zeker van zijn, dat van de door haar toedoen verbe terde materieele positie van de orkestleden en de hierdoor bewerkstelligde geleidelijke sanee ring van het orkestwezen, ook het volle cultu reele profijt v/ordt getrokken. Al met al is hier een toestand geschapen, waardoor na een jarenlange ontwikkeling in de verkeerde richting, eindelijk daden kun nen worden gesteld van cultureel en vooruit gang en sociale rechtvaardigheid, twee grondpijlers van het gezonde Nederlandsche muziekleven. De rijkscommissaris voor de bezette Neder landsche gebieden heeft de verordening no. 35 van 4 Juli 1940 ter bescherming van de Neder landsche bevolking tegen onware berichten, zoodanig gewijzigd, dat in de toekomst niet alleen geluisterd mag worden naar de zenders gelegen in het bezette Nederlandsche gebied en de zenders van het Groot-Duitsche rijk, hierbij ingesloten die van het protectoraat Bohemen en Moraviè, alsmede in het gouvernement-ge neraal van het bezette Poolsche gebied, doch ook naar de zenders, gelegen in alle, door de Duitsche troepen bezette gebieden. De desbetreffende zenders worden hieronder met opgave van frequentie en golflengte ge noemd. Voor alle. niet in deze lijst opgenomen zen ders blijft het verbod tot luisteren onvermin derd van kracht. (Verordening 35 van 4 Juli 1940). Zij, die dit verbod overtreden, zijn strafbaar volgens par. 2 van deze verordening. Naam Golflengte Frequentie Duitsche zenders. Lange golf: Deutschlandsender 1571 191 Luxemburg 1293 232 Weichsel 1339 224 Middengolf Alpen 338,6 886 Berlijn 356,7 841 Böhmen 269,5 1113 Bremen 395,8 758 Breslau 315,8 950 Danzig 1 304,3 986 Danzig 2 209,9 1429 Donau 325,4 922 Dresden 204,8 1465 Frankfurt/M. 251 1195 Freiburg 231,8 1294 Graz 233,5 1285 Hamburg 331,9 904 Kattowitz 345,6 868 Kaiserslautern 209,9 1428 Klagenfurth 568,3 527 Keulen 455,9 658 Königsberg 1 291 1031 Königsberg 2 222.6 1348 Leipzig 382.2 785 Linz 236.8 1267 Litzmannstadt 224 1339 Memel 216,8 1384 München 405,4 740 Posen 249.2 1204 Saarbrücken 349,2 859 Strassburg 240.2 1249 Stuttgart 522,6 574 Weenen 506,8 592 Norddeutsche gieichwelle 225.6 1330 Ostmark, gieichwelle 233.5 1285 Schles, gieichwelle 243.7 1231 Schles. gieichwelle 233.5 1285 Südd. gieichwelle 578 518 Westd. gieichwelle 251 1195 Zenders in de bezette gebieden: Lange golf: Bergen I 1064 282 Bodö 1186 253 Friesland 1875 160 Kowno 1961 153 Minsk 1442 208 Oslo 1154 260 Parijs 1648 182 Tromsö 1064 283 Middengolf Baranowicze 576,9 520 Belgrad 4378 686 Bergen n 845.1 355 Bordeaux 219.6 1366 Bordeaux 255.1 1176 Bordeaux 278.6 1077 Brünn 259.1 1158 Brussel I 321.9 932 Brussel II 410.4 731 Brussel III 483.9 620 Calais 515 582 Dorpad 585.9 512 Drontheim 360.6 832 Finnmark 764 347 Frederikstad 235.1 1276 Goldingen 271.7 1104 Hamar 578 519 Hilversum I 3018 995 Hilversum II 4156 722 Kr a ka u 293.5 1022 Christiansand 476,9 629 Lemberg 377.4 795 Llbau 209 9 1428 Rijssel 2478 1213 Modano 5146 583 Mahrisch-Ostrau 222 6 1348 Metodden 231.8 1294 Parijs 274 1095 Parijs 280 1064 Par|)s 312.8 959 Porsgrunn 246,5 1222 Praag 470.2 638 Rennes 288.7 1040 Rennes 431.7 695 Riga 238.5 1040 Rjukan 222.6 1348 Smolensk 491.8 610 Sta vanger 352.9 850 Vlgra 476.9 229 Warschau 219.6 1366 Wilna 559.7 536 DETECTIVE IN KORTE BROEK. Twee jeugdige Rotterdammers van nauwelijks dertien lentes hebben voor detective gespeeld en het resultaat was zoo frappant, dat geen Sher lock Holmes het hun zou kunnen verbeteren, aldus „De Tijd". Zij hadden reeds meermalen gehoord en ge lezen van mannen, die het in dezen tijd vooral gemunt hebben op rijwielbanden en besloten als ware detectives op pad te gaan. In de avondschemering, toen de omstandig heden gunstig schenen voor de zwijntjesjagers, trokken zij er op uit en ziet, op de Prins Hendrik kade bleken zij succes te hebben. Juist hadden zij bemerkt, dat een oudere man tegen de pui van het postkantoortje even zijn karretje had neergezet en de deur binnen was gegaan, toen ergens uit het duister de schim van een man te voorschijn sloop. De man greep het rijwiel, rende er mee aan de hand over het trottoir, sloeg den hoek van de straat om en zette er een kalm pasje in, alsof hij de meest vreedzame burger van Rotterdam was. Maar hij bemerkte niet, dat hij gevolgd werd. Behoedzaam slopen de twee jongens achter hem aan, n.l. de 13-jarige J. de B. en zijn even oude vriendje W. H. Op het Burg- Hoffmanplein verscheen onverwachts nog een tweede schim uit het duister, die eveneens in het bezit bleek te zijn wan een rijwiel. Zwijgend liepen de twee mannen verder en even zwijgend werden zy op de hielen gevolgd door de Jongens, die zagen, dat de mannen met de fietsen plot seling in een winkel verdwenen. Op dat oogenblik acntten de jeugdige detectives den tijd gekomen, handelend op te treden. Terwijl een hunner in de buurt de wacht betrok, ging de ander op zoek naar een agent van politie. Deze was spoedig gevonden. De man in uniform stapte den winkel binnen, legde beslag op de rijwielen en verzocht den onthutsten „heeren" maar mee te gaan naar het bureau. Daar werden zij aan den tand ge voeld en er kwam vast te staan dat niet alleen de eerste fiets gestolen was, maar ook het rijwiel, dat de tweede man had meegebracht. HIJ HEETTE ADRIAAN. Er verscheen gisteren te Amsterdam, naar de Tel. meldt, een dame als getuige voor den vrede rechter, die zich niet zoo gauw wist te herinneren hoe haar man heette. Het bleek een kras staaltje van vergeetachtigheid en het deed denken aan het verhaal van den verstrooiden man, die na een groote avondpartij aan een dame vroeg, of hij haar zijn geleide mocht aanbieden. Goed, zeide z|j, we z|jn immers de vorige week ge trouwd. Zoo erg was het hier voor den vrederechter dus niet. Toch schoot iedèr in een lach, toen zij in verwarring geraakte over de vraag van den rechter: „Hoe heet uw echtgenoot?" Ze lachte een beetje verlegen en draaide zich om naar de publieke tribune en riep: „Hoe heet je ook alweer?" „Adrlaan," klonk het prompt terug. Haar man zat inderdaad op de publieke tribune en de rech ter herhaalde voldaan: „Dus h|j heet Adriaan". OP EEN EMMER GEVALLEN. Toen de 35-Jarlge mej. de Graaf—Jepping te Emmen bezig was met ramen lappen, waarbij zij.op het aanrecht stond, had zy het ongeluk zoodanig te vallen, dat zij op een emmer terecht kwam. zy werd zoo ernstig gewond, dat zij spoedig overleed. Het slachtoffer laat een man en twee kleine kinderen achter. DOOR EEN AUTO GEGREPEN. Op den rijweg 's Hertogenbosch—Nijmegen on der de gemeente Nuland werd het 13-Jarlg zoontje van de familie Van Nistelrooy door een uit de richting Nijmegen komenden auto ge grepen en vrijwel op slag gedood. BUITENLANDSCH GEMENGD. BRAND IN SANATORIUM. Bij een grooten brand in een particulier sana torium in Amityville op Long Island (Ver. St.); zijn zes patiënten om het leven gekomen. „Dat volk is groot, dat zijn ge meenschap waarachtig beleeft. Daarom is de winterhulp een eerezaak voor iederen Neder lander". Mr. B. J. M. v. Spaendonck. Gironummer van de WHN 5553. Een blijmoedige roman door WILHELM LICHTENBERG. (Vertaling van Max van Straten). Copyright L P C. (G. L Weisz). A'dam.) (12 Ofschoon dit antwoord weinig bevredigend was, trok de directrice toch haar hoofd terug en 'het leek alsof een schildpad zich in zyn schild terugtrok. Babetta Leopardi fluisterde Riccardo toe: „Had maar gezegd, dat niemand komen wil zoo lang de oude de tenorpartijen kraait. Waarom geeft hij jou nooit een kans, Riccardo?" Riccardo knikte haar vriendelijk toe, maar zei niets. Zijn strijd tegen den eerzuchtigen direc teur scheen hopeloos, zijn functie als tweede tenor en biljettenuitdeeler zoo vast verankerd, dat het zinloos was daar nog woorden over vuil te maken. Bovendien zou ieder verder gesprek tusschen de leden van de stagione Campagna ook onmo gelijk geweest zijn, omdat de zevenjarige klein zoon van de directie, Manrico, op hen toe kwam. Dit twaalfde en door geen van de anderen ge liefde lid van het gezelschap was het kind van een oudere dochter, die zoo afvallig was, dat zij in een Turijnsche metaalfabriek werkte; een carrière, die nog geen Campagna in de laatste twee honderd jaar zoo ver ging de dynastie terug gekozen had. Wat sedert dien tijd tot de familie hoorde, had gezongen. Ook Manrico, het kind van een vader, die zich er toe beperkte zijn vaderlijke plichten maandelijks door mid del van een postwissel te vervullen, scheen weer het traditioneele theaterbloed in de aderen te hebben. En hij was de trots en de vreugde van zijn grootouders, die met den tijd over het droe vige feit heengekomen waren, wel een kleinkind maar geen schoonzoon te hebben. Nu, Manrico was zich zijn positie in deze gemeenschap wel bewust; hij wist, dat hij ln het persoonlijke leven van de stagione Campagna de eerste tenor was. voor wiens grillen ieder moest buigen. En hij buitte zijn bevoorrechte positie grondig uit, zooals alle sterren. Zoo eischte hij bijvoorbeeld in allen ernst van den ouden Leopardi, dat hij voor hem plaats zou maken op de bank in de zon. En hij deed het met een argument, dat weinig tegenwer pingen meer mogelijk maakte. „Ik wil hier zit ten. En de directeur is mijn grootvader." De oude Leopardi aarzelde nog even, maar stond toch maar op, toen hij den vorschenden blik van de directrice lilt de cassa op zich voelde rusten. „Kom, Babetta," hielp hij zijn vrouw overeind. „We kunnen in den hof zitten." Babetta zei, terwijl zij met Francesco den tuin binnengingen: „Die bengel moest eens goed over de knie gelegd worden En zy stelde hem meteen gerust: „Laat maar! Ik doe het toch niet. Ik wilde het alleen maar!" Manrico scheen zelfs het alleenrecht van de bank op te eischen. Weliswaar kon hij tegen Riccardo niet zoo autoritair optreden, maar hij legde zyn beenen zoo, dat de bloote voeten langs den broek van Riccardo veegden. Overvloe dig te vermelden, dat Manrico's voeten niet be paald blonken van reinheid. Riccardo duwde de beenen van Manrico krachtig van zich af. Waar op Manrico onmiddeliyk begon te schreeuwen. Manrico beschikte over een krachtige stem, en zijn jammeriyk geschreeuw was over de heele piazza te hooren. Dat had tengevolge, dat signora Campagna uit haar cassa te voorschyn snelde en den jon gen als een leeuwenmama tot zich nam. Maar het veroorzaakte ook, dat directeur Campagna in hoogst eigen persoon de trap afrende, omdat niets hem zoo zeer van zyn stuk bracht, als leed dat zyn lieveling Manrico werd aangedaan. Nadat Manrico aldus den steun van de mach tigen dezer wereld verkregen had, begon hy nog veel harder te schreeuwen, en men behoefde heelemaal niet grootvader of grootmoeder te zyn om te meenen, dat den jongen hier het zwaarste lichameiyke letsel was toegebracht. De hulpactie der grootouders voltrok zich in twee afdeelingen. Grootmama stelde Manrico gerust met een stroom van teedere woorden, terwyi grootpapa zich vol woede tot den vermeenden aanvaller wendde. „Wat heeft u myn kleinkind gedaan?" blik semde hy tegen zijn tweeden tenor, terwijl hy zijn nietige gestalte als een spiraal omhoog trachtte te schroeven naar den goedgebouwden Riccardo. „Ik heb dat rotjoch niets gedaan", antwoord de Riccardo nog tameiyk rustig. Directeur Campagna wendde zich tot zyn kleinkind. „Wat heeft hy je gedaan?" „Hij heeft me gedood!" brulde Manrico. En ofschoon deze bewering duidelyk de ken merken der onwaarheid droeg, geloofde directeur Campagna hem onmiddeliyk. Hij trad nog dich ter op Riccardo toe en donderde hem lyrisch toe: „Zoo? Dus zoo gedraagt u zich tegen een onschuldig kind, dat geen mensch eenig kwaad doet? Zoo gedaragt u zich tegen het kleinkind van uw directie? Zoo gedraagt u zich tegen een jongen, die vanavond in ,3al Masqué" den tooverleerling van de waarzeggerin Ulrica moet spelen?" Riccardo werd boos. „Ach, laat me met rust! In het heele „Bal Masqué" komt geen toover leerling voor.' „Dat klopt. Omdat de libretto-schrijvers stumpers waren. Maar ik, directeur Campagna, heb er een by geschreven." „Ja, om ons een aandeel af te kunnen nemen. Dat weten we al!" schreeuwde nu ook de tweede tenor. Campagna deinsde achteruit. Zoo had nog nooit Iemand van zyn gezelschap tegen hem gesproken. Maar toen herstelde hy zich. „Slg- nor! Signor Daldini! Erbarmeiykste aller te noren, die de Italiaansche aarde alleen al door hun aanwezigheid ontwyden! Zoo waagt u het tegen my te spreken? Tegen my Celestino Campagna, aan wien de heele huidige zangers generatie haar opleiding dankt en die zelfs de eenlge geroepen opvolger van den goddeiyken Caruso is? U heeft slechts één verontschuldiging. Jonge, talentlooze lummel: dat u niet weet wat u zegt Uw brutaliteiten ergeren my al lang. Maar vandaag is het de laatste waarschuwing: nog een keer zoo'n opmerking en u ligt er uit! Begrepen? Want u bent my een doorn ln het ->og." (Nadruk verboden) (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 5