„Tot ziens Franziska"
Radiostations
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 19 November 1941 Tweede Blad
No. 25047
De saneering van het
Nederlandsche Orkestwezen
MOTVRIJ
BLEIJS N.V.
De Komedianten
komen
32sie Jaargang
De Staat garandeert het inkomen der musici
naar welke nien mag luisteren
MAKEN VAN UW WONING
OF MEUBILAIR 5623
LEIDEN TELEF. 21078
Gemengd Nieuivs
FEUILLETON
In de tot voor kort heerschende ongezon
de toestanden in het Nederlandsche orkest-
wezen heeft de Overheid aanleiding gevon
den om binnen het kader van de reorgani
satie van het muziekleven over te gaan tot
de uitvoering van een saneeringsplan, dat
gebaseerd is op sociale, oeconomische, cul-
tureele en historische overwegingen.
Deze zyn samen te vatten in een viertal pun
ten.
Vooropgesteld moge worden, dat de noodza
kelijkheid van het bestaan van 8 symphonie-
orkesten voor ons land thans officieel dient te
worden erkend, in overeenstemming met de
momenteel bestaande cultureele eischen.
De orkestbegrootingen Zijn herzien en in ver
band hiermede is een schema van de bezetting
en salarieering van de orkesten ontworpen, dat
tot doel heeft bepaalde kunstzinnige leemten
aan te vullen en dat terstond aan de algemeen
bekende slechte economische positie van de
orkestmusici op redelijke wijze tegemoet komt.
De Staat dient het inkomen van de mu
sici te garandeeren.
In verband met deze garantie is het ten
slotte niet meer dan billijk, dat het opper
toezicht op de groote orkesten op een van
staatswege controleerend lichaam overgaat.
Voor de uitvoering van het tweede punt in
deze opsomming heeft het Departement van
Volksvoorlichting en Kunsten, in samenwerking
met deskundigen uit het Muziekgilde van de
Ned. Cultuurkamer i.o. de bestaande orkesten
verdeeld in drie salarisklassen t.w.:
Eerste klasse: Het Residentie Orkest; Tweede
klasse: Rotterdamsch Philharmonisch Orkesten
Utrechtsch Stedelijk Orkest; Derde klasse: Gro-
ningsche Orkest-Vereeniging, Haarlemsche Or
kest-Vereeniging, Arnhemsche Orkest-Vereeni
ging en Maastrichtsch Stedelijk Orkest.
Als laagste salarisgrenzen werden aange
nomen voor de le klasse f.183.voor de 2e
klasse f. 166.voor de 3e klasse f. 150.
per maand.
Dat het Concertgebouw Orkest buiten deze
regeling valt het vormt een klasse op zich
zelf vindt zijn oorzaak in het feit, dat de
salarieering bij deze instelling grootendeels bo
ven de thans geldende normen valt en dus geen
aanleiding geeft tot onmiddellijk ingrijpen in
den bestaanden toestand.
VERVULLING VAN REDELIJKE
WENSCHEN.
De nieuwe salarisregeling, welke door toedoen
van de Afd. Muziek van het Departement van
Volksvoorlichting en Kunsten op 1 October 1941
van kracht is geworden, is de vervulling van
jarenlang door de musici en hun bonden ge
koesterde redelijke wenschen en zij stemt de
betrokkenen alom tot groote tevredenheid.
Hoe diep de orkestmusici economisch gezon
ken waren, moge blijken uit de oude cijfers,
waarvan Rotterdam met een minimum van
f. 82.Haarlem met een minimum van f. 63.
en Arnhem met een minimum van f. 65.— per
maand als voorbeelden mogen gelden.
De wijze, waarop de reorganisatie van het
muziekleven en de hiermede hand in hand
gaande saneering van het orkestwezen zijn
(Een film vol geest en charme) 5564
aangepakt, dient zeer zeker niet gezien te
worden als een daad van politieke of pro
pagandistische strekking, maar als een lo
gische gevolgtrekking uit den historischen
ontwikkelingsgang van het muziek gebeuren.
DIEP BESCHAMENDE TOESTANDEN.
In een uitvoerige beschouwing wordt deze ont
wikkelingsgang met de voor componisten en
musici in vroeger tijden heerschende ellendige
toestanden geschetst en voorts gewezen op het
feit, dat het antwoord op de vraag, wat men
voor de uitvoerenden deed, diep beschamend
moet klinken. Het concertbezoekende publiek van
de thans levende generaties zou eigenlijk nim
mer een concert in gemoedsrust hebben kunnen
bijwonen, Indien het de omstandigheden van den
musicus besefte, zooals zij in haar vollen omvang
waren. Het hoofd van de Afd. Muziek van het
Departement van Volksvoorlichting en Kunsten
heeft in het begin van dit jaar den bestaanden
toestand reeds kernachtig juist geschetst.
Slechts enkelingen waren in staat op te wor
stelen tegen den stroom.
Zij, die er door dreigden te worden mee
gesleurd, hebben tot heden tevergeefs de
hulpzoekende hand uitgestoken. Niet het
minst geldt dit voor de eigenlijke ruggegraat
van ons openbare muziekleven, de groote
orkesten met hun talrijke naamloozen, die
de speelbal zijn gebleven van het voor hen
te krachtige, wisselende getij.
De EXPLOITATIE DER ORKESTEN.
Wat de exploitatie der orkesten betreft, wordt
o.a. gewezen op het feit, dat elk orkestbestuur
naar beste weten exploiteerde, doch geheel onaf
hankelijk t.o.v. de andere orkesten en in con
currentie daarmede. De terwille van de tekorten
gezochte uitbreiding van het arbeidsterrein werd
het uitgangspunt voor vele ergerlijke misstan
den.
Onder de ongezonde financleele verhou
dingen moesten de salarissen van de orkest
leden de sluitpost op de orkestbegrootingen
worden.
Steeds lager werden de salarissen en men
raakte zóó ingesteld op de ziekte van het or
kestwezen, dat men van „sluitende begrootin
gen" sprak, wanneer door het ellendige salaris
peil het einde van het boekjaar zonder extra
groote tekorten kon worden gehaald.
DE OVERHEID KOMT TE HULP.
Deze methode moest tot een crisis leiden en
de oorlogsomstandigheden hebben haar slechts
vervroegd. De particuliere bijdragen zijn vrijwel
geheel opgedroogd, het concertbezoek is veelal
bemoeilijkt door verkeersproblemen.
Op dit moment, waarop de laatste be
staanszekerheid den orkestmusici ontnomen
dreigde te worden, heeft de overheid inge
grepen.
Het is gebleken, dat de behoefte aan goede
muziek in het algemeen grooter is geworden
dan ooit tevoren.
Ervaringen, opgedaan in Amsterdam, Den
Haag, Rotterdam, Haarlem, Utrecht en Arn
hem bevestigen dit en zij leiden tot de conclusie,
dat inkrimping van het bestaande aantal sym-
phonie orkesten zeker op dit moment, met de
bestaande muziekbehoefte in strijd zou zijn.
Het nieuw ontworpen schema van de orkest
bezettingen en van de salarieering van de musici
is in overeenstemming gebracht met de nor
male en redelijke cultureele en sociale eischen.
Kazemat-stellingen voor Leningrad werden door de Duitsche troepen
buiten gevecht gesteld. Ook de tankversperringen vormden geen hin
dernis voor de dappere .Feldgrauen." Terwijl de Infanterie de vluch
tende bolsjewisten op de hielen zit. vlucht de burgerbevolking, van de
bolsjewistische terreur bevrijd, uit het gebied van den strijd.
(PK. Lehr-Hoffmann)
Voor orkestmusici, die ten minste 7 jaar
ernstige studie achter den rug hebben, werd
een minimum salarieering vastgesteld, welke
gezien den huidigen levensstandaard niet
anders dan matig is te noemen, maar die
niettemin voor talloozen een verdubbeling
van ti tot heden gangbare salaris uitmaakt.
DE NIEUWE REGELING IN DE PRACTIJK
Om de nieuwe salarisschema's in de practijk
te kunnen doorvoeren, nam het Rijk de ver
plichting op zich om het verschil tusschen de
oude en nieuwe loonlijsten te garandeeren. In
deze kwestie heeft het aan medewerking van
de zyde van ..De Nederlandsche Omroep" niet
ontbroV:en. Zijn royale gebaar heeft de nieuwe
mogelijkheden mede verwezenlijkt. Ten deele
woraen nu de verhoogde bedragen ter dekking
van de salarissen gewonnen uit de bedragen,
welke eer. omroep betaalt voor de uitzending
van de groote orkesten in programma's. Dit
honorarium ontvangen de orkesten in den ver
volge niet meer rechtstreeks, noch individueel:
alle orkesten profiteeren gezamenlijk van de
gelden, welk zij gezamenlijk bij den omroep
hebben verdiend. Ook op dit punt is van een
werkelijke verbetering sprake.
Tegenover de verleening van de gelden door
de Overheid aanvaarden de orkesten enkele
voorwaarden, welke te beschouwen zijn als de
eerste maatregelen tot reorganisatie van het
muziek- en concertwezen in ons land en het van
staatswege contróle uitoefenen op het besturen
van de orkesten.
In het kort kunnen deze voorschriften als
volgt worden samengevat: voor belangrijke aan
gelegenheden en maatregelen, betrekking heb
bende op de exploitatie, de economische en so
ciale belangen, alsmede op de artistieke en cul
tureele belangen van het orkest en van de met
de orkesten verband houdende vereenigingen en
instellingen, dient overleg te worden gepleegd
met het Departement.
Voorts zijn de orkesten gehouden de wer
ken van Nederlandsche componisten meer
dan voorheen in hun programma's recht te
doen wedervaren en 20 a 30% van de totale
programma's voor deze werken in te rui
men, Dat de nadruk moet worden gelegd op
het engageeren van Nederlandsche solisten,
spreekt wel vanzelf.
Ook is er door verschillende maatregelen zorg
voor gedragen, dat vele instrumentalisten, die
van „losse werkzaamheden" moeten leven, thans
een behoorlijk stuk brood zullen verdienen, zoo
dat de werkloosheid onder deze categorie zal
worden ingekrompen, waarbij elk uitzonderings
geval individueel zal worden bezien.
RUIMERE BESTUURSTAAK.
Het Departement zal een wakend oog houden
op de artistieke en cultureele belangen van
het Orkestwezen, terwijl de zakelijke aangele
genheden zullen- worden behartigd door het
Centrale Bureau voor het Orkestwezen, dat de
werkzaamheden van de orkest-administratie zal
omvatten en aldus ten nauwste voeling zal
houden met het orkest-apparaat in het geheele
land om dan onder deskundige leiding alle han
delingen van de orkesten te stimuleeren en te
controleeren.
STIMULEERING DER MUZIKALE
BELANGSTELLING.
Ten deele hangt dit werk van het Centrale
Bureau voor het Orkestwezen samen met de
nieuwe en ruimere taak, welke den orkestbe-
sturen toevalt. Met name kan deze nieuwe taak
ln het bijzonder bestaan uit het creeëren van de
behoefte aan muziek, het kweeken en opvoeren
van de sluimerende en reeds bestaande belang
stelling voor het werk van de orkesten in het
rayon van hun werkzaamheden, het vormen
en uitbreiden van vereenigingen van „Vrienden
van het Orkest" en van Jeugdvereenigingen, ge
lijk deze reeds in vele steden bestaan, het voe
ren van een intensieve ooncertpropaganda ln
de pers, het organiseeren van de voorlichting,,
het samenvoegen van andere muzikale uitings
vormen tot een harmonisch stedelijk en pro
vinciaal muziekleven door koren en kunst
kringen in een ruimer plan te betrekken.
VERZWARING DER
VERANTWOORDELIJKHEID.
Zoo heeft dc historische uitgroei van het
openbare muziekleven nog een ander gevolg:
de gemeenschap van de wereld der muziek
moet thans dringender dan voorheen een
beroep doen op de arbeidskracht van de
orkest bes turen en moet dit beroep vergezeld
doen gaan van een niet te onderschatten
verzwaring van him taak en van hun ver
antwoordelijkheid. Omdat er natuurlijke
grenzen zijn gesteld aan datgene, wat men-
schenhand verrichten kan en het menschen-
oog kan overzien, heeft de overheid van
haar kant weer maatregelen getroffen, om
dez« bestuurstaak gedeeltelijk te ontlasten
door ruimere bevoegdheden te verlecnen
aan dirigenten en administrateurs. Laatst
genoemden zullen met het bestuur een
werkcombinatie vormen, waarin ieder zijn
eigen verantwoordelijkheid draagt: de diri
gent als kunstzinnig, de administrateur als
commercieel leider, het bestuur als coör-
dineerend lichaam.
Op deze wijze slechts kan de overheid er zeker
van zijn, dat van de door haar toedoen verbe
terde materieele positie van de orkestleden en
de hierdoor bewerkstelligde geleidelijke sanee
ring van het orkestwezen, ook het volle cultu
reele profijt v/ordt getrokken.
Al met al is hier een toestand geschapen,
waardoor na een jarenlange ontwikkeling in
de verkeerde richting, eindelijk daden kun
nen worden gesteld van cultureel en vooruit
gang en sociale rechtvaardigheid, twee
grondpijlers van het gezonde Nederlandsche
muziekleven.
De rijkscommissaris voor de bezette Neder
landsche gebieden heeft de verordening no. 35
van 4 Juli 1940 ter bescherming van de Neder
landsche bevolking tegen onware berichten,
zoodanig gewijzigd, dat in de toekomst niet
alleen geluisterd mag worden naar de zenders
gelegen in het bezette Nederlandsche gebied en
de zenders van het Groot-Duitsche rijk, hierbij
ingesloten die van het protectoraat Bohemen
en Moraviè, alsmede in het gouvernement-ge
neraal van het bezette Poolsche gebied, doch
ook naar de zenders, gelegen in alle, door de
Duitsche troepen bezette gebieden.
De desbetreffende zenders worden hieronder
met opgave van frequentie en golflengte ge
noemd.
Voor alle. niet in deze lijst opgenomen zen
ders blijft het verbod tot luisteren onvermin
derd van kracht. (Verordening 35 van 4 Juli
1940).
Zij, die dit verbod overtreden, zijn strafbaar
volgens par. 2 van deze verordening.
Naam Golflengte Frequentie
Duitsche zenders.
Lange golf:
Deutschlandsender 1571 191
Luxemburg 1293 232
Weichsel 1339 224
Middengolf
Alpen 338,6 886
Berlijn 356,7 841
Böhmen 269,5 1113
Bremen 395,8 758
Breslau 315,8 950
Danzig 1 304,3 986
Danzig 2 209,9 1429
Donau 325,4 922
Dresden 204,8 1465
Frankfurt/M. 251 1195
Freiburg 231,8 1294
Graz 233,5 1285
Hamburg 331,9 904
Kattowitz 345,6 868
Kaiserslautern 209,9 1428
Klagenfurth 568,3 527
Keulen 455,9 658
Königsberg 1 291 1031
Königsberg 2 222.6 1348
Leipzig 382.2 785
Linz 236.8 1267
Litzmannstadt 224 1339
Memel 216,8 1384
München 405,4 740
Posen 249.2 1204
Saarbrücken 349,2 859
Strassburg 240.2 1249
Stuttgart 522,6 574
Weenen 506,8 592
Norddeutsche gieichwelle 225.6 1330
Ostmark, gieichwelle 233.5 1285
Schles, gieichwelle 243.7 1231
Schles. gieichwelle 233.5 1285
Südd. gieichwelle 578 518
Westd. gieichwelle 251 1195
Zenders in de bezette gebieden:
Lange golf:
Bergen I 1064 282
Bodö 1186 253
Friesland 1875 160
Kowno 1961 153
Minsk 1442 208
Oslo 1154 260
Parijs 1648 182
Tromsö 1064 283
Middengolf
Baranowicze 576,9 520
Belgrad 4378 686
Bergen n 845.1 355
Bordeaux 219.6 1366
Bordeaux 255.1 1176
Bordeaux 278.6 1077
Brünn 259.1 1158
Brussel I 321.9 932
Brussel II 410.4 731
Brussel III 483.9 620
Calais 515 582
Dorpad 585.9 512
Drontheim 360.6 832
Finnmark 764 347
Frederikstad 235.1 1276
Goldingen 271.7 1104
Hamar 578 519
Hilversum I 3018 995
Hilversum II 4156 722
Kr a ka u 293.5 1022
Christiansand 476,9 629
Lemberg 377.4 795
Llbau 209 9 1428
Rijssel 2478 1213
Modano 5146 583
Mahrisch-Ostrau 222 6 1348
Metodden 231.8 1294
Parijs 274 1095
Parijs 280 1064
Par|)s 312.8 959
Porsgrunn 246,5 1222
Praag 470.2 638
Rennes 288.7 1040
Rennes 431.7 695
Riga 238.5 1040
Rjukan 222.6 1348
Smolensk 491.8 610
Sta vanger 352.9 850
Vlgra 476.9 229
Warschau 219.6 1366
Wilna 559.7 536
DETECTIVE IN KORTE BROEK.
Twee jeugdige Rotterdammers van nauwelijks
dertien lentes hebben voor detective gespeeld en
het resultaat was zoo frappant, dat geen Sher
lock Holmes het hun zou kunnen verbeteren,
aldus „De Tijd".
Zij hadden reeds meermalen gehoord en ge
lezen van mannen, die het in dezen tijd vooral
gemunt hebben op rijwielbanden en besloten als
ware detectives op pad te gaan.
In de avondschemering, toen de omstandig
heden gunstig schenen voor de zwijntjesjagers,
trokken zij er op uit en ziet, op de Prins Hendrik
kade bleken zij succes te hebben. Juist hadden
zij bemerkt, dat een oudere man tegen de pui
van het postkantoortje even zijn karretje had
neergezet en de deur binnen was gegaan, toen
ergens uit het duister de schim van een man te
voorschijn sloop. De man greep het rijwiel, rende
er mee aan de hand over het trottoir, sloeg den
hoek van de straat om en zette er een kalm
pasje in, alsof hij de meest vreedzame burger
van Rotterdam was. Maar hij bemerkte niet, dat
hij gevolgd werd. Behoedzaam slopen de twee
jongens achter hem aan, n.l. de 13-jarige J. de
B. en zijn even oude vriendje W. H. Op het Burg-
Hoffmanplein verscheen onverwachts nog een
tweede schim uit het duister, die eveneens in
het bezit bleek te zijn wan een rijwiel. Zwijgend
liepen de twee mannen verder en even zwijgend
werden zy op de hielen gevolgd door de Jongens,
die zagen, dat de mannen met de fietsen plot
seling in een winkel verdwenen. Op dat oogenblik
acntten de jeugdige detectives den tijd gekomen,
handelend op te treden. Terwijl een hunner in
de buurt de wacht betrok, ging de ander op zoek
naar een agent van politie. Deze was spoedig
gevonden. De man in uniform stapte den winkel
binnen, legde beslag op de rijwielen en verzocht
den onthutsten „heeren" maar mee te gaan naar
het bureau. Daar werden zij aan den tand ge
voeld en er kwam vast te staan dat niet alleen
de eerste fiets gestolen was, maar ook het rijwiel,
dat de tweede man had meegebracht.
HIJ HEETTE ADRIAAN.
Er verscheen gisteren te Amsterdam, naar de
Tel. meldt, een dame als getuige voor den vrede
rechter, die zich niet zoo gauw wist te herinneren
hoe haar man heette. Het bleek een kras staaltje
van vergeetachtigheid en het deed denken aan
het verhaal van den verstrooiden man, die na
een groote avondpartij aan een dame vroeg, of
hij haar zijn geleide mocht aanbieden. Goed,
zeide z|j, we z|jn immers de vorige week ge
trouwd.
Zoo erg was het hier voor den vrederechter
dus niet. Toch schoot iedèr in een lach, toen zij
in verwarring geraakte over de vraag van den
rechter: „Hoe heet uw echtgenoot?"
Ze lachte een beetje verlegen en draaide zich
om naar de publieke tribune en riep: „Hoe heet
je ook alweer?"
„Adrlaan," klonk het prompt terug. Haar man
zat inderdaad op de publieke tribune en de rech
ter herhaalde voldaan: „Dus h|j heet Adriaan".
OP EEN EMMER GEVALLEN.
Toen de 35-Jarlge mej. de Graaf—Jepping te
Emmen bezig was met ramen lappen, waarbij
zij.op het aanrecht stond, had zy het ongeluk
zoodanig te vallen, dat zij op een emmer terecht
kwam. zy werd zoo ernstig gewond, dat zij
spoedig overleed. Het slachtoffer laat een man
en twee kleine kinderen achter.
DOOR EEN AUTO GEGREPEN.
Op den rijweg 's Hertogenbosch—Nijmegen on
der de gemeente Nuland werd het 13-Jarlg
zoontje van de familie Van Nistelrooy door een
uit de richting Nijmegen komenden auto ge
grepen en vrijwel op slag gedood.
BUITENLANDSCH GEMENGD.
BRAND IN SANATORIUM.
Bij een grooten brand in een particulier sana
torium in Amityville op Long Island (Ver. St.);
zijn zes patiënten om het leven gekomen.
„Dat volk is groot, dat zijn ge
meenschap waarachtig beleeft.
Daarom is de winterhulp een
eerezaak voor iederen Neder
lander".
Mr. B. J. M. v. Spaendonck.
Gironummer van de WHN 5553.
Een blijmoedige roman
door
WILHELM LICHTENBERG.
(Vertaling van Max van Straten).
Copyright L P C. (G. L Weisz). A'dam.)
(12
Ofschoon dit antwoord weinig bevredigend
was, trok de directrice toch haar hoofd terug
en 'het leek alsof een schildpad zich in zyn
schild terugtrok.
Babetta Leopardi fluisterde Riccardo toe:
„Had maar gezegd, dat niemand komen wil zoo
lang de oude de tenorpartijen kraait. Waarom
geeft hij jou nooit een kans, Riccardo?"
Riccardo knikte haar vriendelijk toe, maar zei
niets. Zijn strijd tegen den eerzuchtigen direc
teur scheen hopeloos, zijn functie als tweede
tenor en biljettenuitdeeler zoo vast verankerd,
dat het zinloos was daar nog woorden over vuil
te maken.
Bovendien zou ieder verder gesprek tusschen
de leden van de stagione Campagna ook onmo
gelijk geweest zijn, omdat de zevenjarige klein
zoon van de directie, Manrico, op hen toe kwam.
Dit twaalfde en door geen van de anderen ge
liefde lid van het gezelschap was het kind van
een oudere dochter, die zoo afvallig was, dat zij
in een Turijnsche metaalfabriek werkte; een
carrière, die nog geen Campagna in de laatste
twee honderd jaar zoo ver ging de dynastie
terug gekozen had. Wat sedert dien tijd tot
de familie hoorde, had gezongen. Ook Manrico,
het kind van een vader, die zich er toe beperkte
zijn vaderlijke plichten maandelijks door mid
del van een postwissel te vervullen, scheen weer
het traditioneele theaterbloed in de aderen te
hebben. En hij was de trots en de vreugde van
zijn grootouders, die met den tijd over het droe
vige feit heengekomen waren, wel een kleinkind
maar geen schoonzoon te hebben. Nu, Manrico
was zich zijn positie in deze gemeenschap wel
bewust; hij wist, dat hij ln het persoonlijke
leven van de stagione Campagna de eerste tenor
was. voor wiens grillen ieder moest buigen. En
hij buitte zijn bevoorrechte positie grondig uit,
zooals alle sterren.
Zoo eischte hij bijvoorbeeld in allen ernst van
den ouden Leopardi, dat hij voor hem plaats
zou maken op de bank in de zon. En hij deed
het met een argument, dat weinig tegenwer
pingen meer mogelijk maakte. „Ik wil hier zit
ten. En de directeur is mijn grootvader."
De oude Leopardi aarzelde nog even, maar
stond toch maar op, toen hij den vorschenden
blik van de directrice lilt de cassa op zich voelde
rusten. „Kom, Babetta," hielp hij zijn vrouw
overeind. „We kunnen in den hof zitten."
Babetta zei, terwijl zij met Francesco den tuin
binnengingen: „Die bengel moest eens goed over
de knie gelegd worden
En zy stelde hem meteen gerust: „Laat maar!
Ik doe het toch niet. Ik wilde het alleen maar!"
Manrico scheen zelfs het alleenrecht van de
bank op te eischen. Weliswaar kon hij tegen
Riccardo niet zoo autoritair optreden, maar hij
legde zyn beenen zoo, dat de bloote voeten
langs den broek van Riccardo veegden. Overvloe
dig te vermelden, dat Manrico's voeten niet be
paald blonken van reinheid. Riccardo duwde de
beenen van Manrico krachtig van zich af. Waar
op Manrico onmiddeliyk begon te schreeuwen.
Manrico beschikte over een krachtige stem, en
zijn jammeriyk geschreeuw was over de heele
piazza te hooren.
Dat had tengevolge, dat signora Campagna
uit haar cassa te voorschyn snelde en den jon
gen als een leeuwenmama tot zich nam. Maar
het veroorzaakte ook, dat directeur Campagna
in hoogst eigen persoon de trap afrende, omdat
niets hem zoo zeer van zyn stuk bracht, als
leed dat zyn lieveling Manrico werd aangedaan.
Nadat Manrico aldus den steun van de mach
tigen dezer wereld verkregen had, begon hy nog
veel harder te schreeuwen, en men behoefde
heelemaal niet grootvader of grootmoeder te
zyn om te meenen, dat den jongen hier het
zwaarste lichameiyke letsel was toegebracht. De
hulpactie der grootouders voltrok zich in twee
afdeelingen. Grootmama stelde Manrico gerust
met een stroom van teedere woorden, terwyi
grootpapa zich vol woede tot den vermeenden
aanvaller wendde.
„Wat heeft u myn kleinkind gedaan?" blik
semde hy tegen zijn tweeden tenor, terwijl hy
zijn nietige gestalte als een spiraal omhoog
trachtte te schroeven naar den goedgebouwden
Riccardo.
„Ik heb dat rotjoch niets gedaan", antwoord
de Riccardo nog tameiyk rustig.
Directeur Campagna wendde zich tot zyn
kleinkind. „Wat heeft hy je gedaan?"
„Hij heeft me gedood!" brulde Manrico.
En ofschoon deze bewering duidelyk de ken
merken der onwaarheid droeg, geloofde directeur
Campagna hem onmiddeliyk. Hij trad nog dich
ter op Riccardo toe en donderde hem lyrisch
toe: „Zoo? Dus zoo gedraagt u zich tegen een
onschuldig kind, dat geen mensch eenig kwaad
doet? Zoo gedaragt u zich tegen het kleinkind
van uw directie? Zoo gedraagt u zich tegen een
jongen, die vanavond in ,3al Masqué" den
tooverleerling van de waarzeggerin Ulrica moet
spelen?"
Riccardo werd boos. „Ach, laat me met rust!
In het heele „Bal Masqué" komt geen toover
leerling voor.'
„Dat klopt. Omdat de libretto-schrijvers
stumpers waren. Maar ik, directeur Campagna,
heb er een by geschreven."
„Ja, om ons een aandeel af te kunnen nemen.
Dat weten we al!" schreeuwde nu ook de tweede
tenor.
Campagna deinsde achteruit. Zoo had nog
nooit Iemand van zyn gezelschap tegen hem
gesproken. Maar toen herstelde hy zich. „Slg-
nor! Signor Daldini! Erbarmeiykste aller te
noren, die de Italiaansche aarde alleen al door
hun aanwezigheid ontwyden! Zoo waagt u het
tegen my te spreken? Tegen my Celestino
Campagna, aan wien de heele huidige zangers
generatie haar opleiding dankt en die zelfs de
eenlge geroepen opvolger van den goddeiyken
Caruso is? U heeft slechts één verontschuldiging.
Jonge, talentlooze lummel: dat u niet weet wat
u zegt Uw brutaliteiten ergeren my al lang.
Maar vandaag is het de laatste waarschuwing:
nog een keer zoo'n opmerking en u ligt er uit!
Begrepen? Want u bent my een doorn ln het
->og."
(Nadruk verboden)
(Wordt vervolgd).