rr -W'* 82 ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad De Productieslag in Europa Nederlands taak en plaats belicht door de heeren Backe en Posthuma DE ZEGEVIERENDE DUITSCHE OPMARSCH IN HET OOSTEN. INFANTERIE VAN DE WAFFEN S S. BIJ VERDER ACHTERVOLGD. Duitsche Infanterie be- HET VOORUITDRINGEN DOOR EEN SOVJET-DORP. (Orbis-Holland) nut de verlaten veldstelling van de Sovjets als tijde lijke dekking. Met de handgranaat in de vuist gereed om te werpen, observeeren de beide Infanteristen het terrein. (Orbis-Holland) DAT ZIJN SOVJET-WEGEN. Weltbild-Polygoon OP DB-TABAKSVELDEN IN DE OMGEVING VAN AMERONGEN is thans de eerste pluk in vollen gang. De groote onderste bladeren worden het eerst geplukt, over eenige weken volgt de tweede en daarna nog een derde pluk* (PolygooQ-v. Bilsen IN PULCHRI STUDIO IN DEN HAAG is de tentoonstelling „Pro ductieslag in Europa" geopend. Tijdens den rondgang v.l.n.r. Drt Pos- thuma, Staatssecretaris Backe, minister Fischböck en Graf Grote. iPolygoon-Meijer)] HET CLANDESTIENE SLACHTEN. SMAKELIJK ETEN. iProfiW In een gistermiddag in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te 's-Graven- hage gehouden vergadering, georganiseerd door de commissie ter ondersteuning van de maatregelen, getroffen voor de regeling van de landbouwproductie (commissie-dr. Posthuma) en bijgewoond door alle leidende persoonlijkheden op het gebied van land en tuinbouw in" ons land, heeft de staats secretaris van het Duitsche Rijksministe rie voor landbouw en voedselvoorziening, de heer Backe, een groote rede gehouden over de plaats en de beteekenis van den landbouw ln het Europa van de naaste toe komst. Deze bijeenkomst werd door tal vanhoo- ge autoriteiten bijgewoond. Van Duitsche zijde werden om. opgemerkt de commissa rissen-generaal voor financiën en econo mie, minister dr. Fischböck, voor de open bare veiligheid, SB. Gruppenführer Rau- ter en voor bijzondere aangelegenheden, Oberdienstleiter Schmidt, de gevolmachtig den van den Rijkscommissaris voor de provincie Zuid-Holland en de stad Rotter dam, resp. dr. Schwebel en dr. Völckers, Landesbauernführer Graf Grothe, luite nant-generaal Siburg, generaal-majoor Schumann, de commandant van de Ord- nungspolize4, de schouten-bij-nacht Reimer en Hintzmann en General-Arzt dr. Wagner. Van Nederlandsche zijde waren o.m. aan wezig de secretarissen-generaal van het departement van Volksvoorlichting en Kunsten, prof. dr. T. Goedewaagen, van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Landbouw en Visscherij, dr. H. M. Hirsch- feld. en van Sociale Zaken, ir. R. A. Ver- weij, en de directeur-generaal van den Landbouw, de heer G. J. Ruiter. REDE VAN STAATSSECRETARIS BACKE. Staatssecretaris Backe had tot onderwerp van zijn rede „de taak van den Nederland- schen landbouw in de Europeesche econo mische ruimte" gekozen. Naar aanleiding van een gebeurtenis als de opening van de tentoonstelling „De Productieslag in Europa" in Ne derland, vraagt men zich onwillekeu rig af, of men hier te lande eigenlijk wel groote resultaten mag verwachten van pogingen tot verhooging van de productie. Wat de opbrengsten per hectare betreft, staat Nederland im mers onder alle landen ter wereld zoo ongeveer bovenaan, te zamen met zijn nabuurstaten Denemarken en België. Daarom stelt spr. deze vraag doelbewust aan het begin van zijn uiteenzetting, om van het begin af aan duidelijk te laten uitkomen, dat bedoeld feit geenszins over het hoofd gezien is, maar dat hij er des ondanks van overtuigd is, dat onder den invloed van de nieuwe economische staat kunde der grootè Europeesche ruimte het productievermogen van Nederland nog tot een aanzienlijke uitbreiding in staat is. Onder de omstandigheden, welke de voor bije wereldhuishouding beheerschten, was in Nederland het productievermogen van den landbouw ongetwijfeld tot een groote hoogte gestegen, een zoodanige hoogte, dat zij onder de in die dagen optredende eco nomische verhoudingen wellicht reeds een topprestatie beteekende. Thans* echter zijn deze omstandigheden principieel gewijzigd en door deze wijziging zijn de voorwaarden geschapen voor nieuwe productiemogelijk heden, welke zelfs in het intensieve Neder land volledig kunnen en moeten worden uitgebuit. Om dit duidelijk te maken, moet er steeds weer op gewezen worden, op wel ke manier de feiten, in het groo.tgezien, samenhangen, en hoe de ontwikkeling in het verleden was. De Nederlandsche graanhuishouding volgde den typischen ontwikkelingsgang van een land. datdierlijke producten ver edelt. Daarbij gelukte het nog tarwe in overmaat voort te brengen en geringe hoe veelheden van deze graansoort met de hoogste waarde voor den uitvoer af te ge ven. Wel is waar werd dit slechts moge lijk gemaakt, doordat een toenemende in voer van voederrogge. gerst en vooral mais. de eigen voedselvoorziening op breederen grondslag stelde. Deze ontwikkeling zette zich voort door een stijgenden invoer van lijnkoeken en vooral ook van oliehoudende zaden, welke laatste zoowel de noodige vee koeken leverden voor de rundveehouderij en de boterproductie, alsook een stijgenden boteruitvoer mogelijk maakten, doordat zij voortdurend grootere hoeveelheden mar garine voor verbruik in het land zelf ter beschikking stelden. De wereldoorlog onderbrak deze ontwik keling slechts voor korten tijd. Gelijktijdig en evenwijdig met de ontwikkeling tot vee- veredelingsland, en evenzeer veroorzaakt door de boven vermelde werkverdeehng, verliep de ontwikkeling van Nederland tot groentenland. In het bijzonder was het de Engelsche markt, maar later ook de Duit sche en Belgische markten, Welke deze ont wikkeling in de richting van een uitbrei ding van de teelt van groenten en vroege aardappelen bevorderden. Onder deze om standigheden, welke in zeer sterke mate van buiten af, en wel vooral uit Engeland, beïnvloed werden, verkreeg de Nederland sche landbouw een zeer bijzondere struc tuur, n.l. die van een landbouwgebied, waar men veel meer groenten en aardap pelen, gedeeltelijk ook ooft, teeide dan men zelf noodig had, en waar dierlijke ver edelingsproducten als bater, kaas, vleesch en eieren in veel grootere mate wérden voortgebracht dan men zelf behoefde. Maar deze overschotten werden slechts mogelijk doordat men steeds meer afhankelijk ge- aakte van den invoer van voedermiddelen en in de laatste tientallen jaren ook van broodgraan. De omstandigheid, dat Engeland met be trekking tot den afzet van afgewerkte pfo- ducten zoo afhankelijk was van zijn eigen dominions leidde ten slotte in 1932 tot het verdrag van Ottawa, waarbij Engeland aan zijn dominions op landbouw-economisch gebied voorkeursposities gaf. In stijgende mate ontwikkelde zich binnen het Britsche rijk dus een streven naar zelfgenoegzaam heid. hetgeen slechts gaan kan ten koste van de tot dusver tot ontwikkeling geko men veredelingsnijverheid der Europeesche landen. "Voorzeker hadden de Europeesche landen met een belangrijke veeteelt, zooals Denemarken en Nederland en verscheidene andere een natuurlijken voorsprong op de overzeesche staten. Deze voorsprong werd echter van jaar tot jaar kleiner, vooral omdat de productiekosten in de landen van overzee aanzienlijk lager waren dan in de oude cultuurlanden. Sedert 1930 ongeveer had Nederland bij zonder sterk te lijden onder het ineen schrompelen van zijn afzetgebieden, ver loor het door het steunen op de Angelsak sische landen den grondslag, waarop het met Duitschland kon ruilen en kon het zelfs de tegen spotprijzen aangeboden groenten niet meer in Engeland kwijt raken. Millioenen kilogrammen moesten eenvoudig vernietigd worden, hoewel de Duitsche behoeften in geenen deele gedekt waren. Ter vermindering van den nood werden crisis-organisaties geschapen, wel ke hulp verleenden, prijsverordeningen doorvoerden, den uitvoer geldelijk onder steunden en dit is karakteristiek de voortbrenging contingenteerden. Met an dere woorden: goederen, welke met zeer veel moeite en tegen hooge kosten waren voortgebracht, moesten wegens gebrek aan afzetmogelijkheden vernietigd worden. Na Mei 1940 werden de afzetmoeilijkhe- den naar Duitschland uit den weg ge ruimd en verkreeg in het bijzonder de Ne derlandsche tuinbouw wederom loonende prijzen. Eindelijk kon een halt worden toe geroepen aan den steeds stijgenden schul denlast en de weg worden vrijgemaakt naar gezondere toestanden. Heden ten dage staat de landbouw in de Europeesche landen wederom voor een beslissende keuze. De weg van een werkverdeeling tot over de grenzen van Europa heen, heeft bewezen gevaarlijk en onmogelijk te zijn. Voortaan mogen wij slechts den weg opgaan, die reeds in gene dagen de organische was: den weg van de groote economische Euro peesche ruimte. Dit is de eenige moge lijkheid om de in de laatste eeuwen ontstane bijzondere landbouwvormen der verschillende Europeesche landen in stand te houden en tot bloei te brengen. REDE VAN Dr. POSTHUMA. Dr. F. E. Posthuma ving zijn rede aan met op te merken, dat het „Nederland voedt zichzelf" materieel de waarheid zal moeten zijn, wil het inderdaad in de toe komst zijn „In Nederland woont een vrij volk, omdat het zichzelf voedt". In het vervolg van zijn rede vroeg dr. Posthuma zich af of onze eigen landbouw dan zoo achterlijk was, dat wij al dien vreemden import behoefden? Kon onze landbouw slechts aardappelen leveren voor het middagmaal en kaas voor export, din gen, waardoor wij een minder vriendelijken bijnaam verwierven? Scheepvaart, handel, industrie en beurs stonden in Nederland in hoog aanzien. Over landbouw werd amper gedacht, laat staan gesproken. Doch het geheele Neder landsche volk kan trotsch zijn op hetgeen de Nederlandsche boer en tuinder, ondanks de eeuwenlange veronachtzaming en ach terstelling van den landbouw bij andere bedrijfstakken, hebben verricht. Waar in andere landen van Europa bij den productieslag verhooging van de pro ductie op den voorgrond staat, komt ver dere productieverhooging wegens het hooge peil waarop onze land- en tuinbouw staat pas in de tweede plaats. Nadat uitvoerig aangetoond was, op welk peil zich onze landbouw en veeteelt bevindt, brak dr. Posthuma een lans voor de vis scherij, die zoover is achtergeraakt. Verder werd er nog op gewezen, dat de hooge opbrengsten in den landbouw ver kregen werden door een aanvullenden over- matigen invoer van productiemiddelen, speciaal voedergranen en veekoeken. Spr. verklaarde vervolgens hoe wij in Nederland, waar de land- en tuinbouw steeds in den hoek werden gedrukt, toch tot zulke hooge prestaties zijn gekomen en ging de oorzaken na, die tot den noodtoe stand der laatste jaren hebben geleid. Op de wereldmarkt was te verdienen. De Nederlandsche agrariër richt zich oo de we reldmarkt, die in de eerste plaats het Brit sche rijk behelsde. Op het moment dat de Nederlandsche land- en tuinbouw gereed was om de ge heele wereldmarkt met onze uitstekende producten te voorzien, had de downperiode ingezet en wel ln die mate, dat de wereld markt er aan te gronde ging. Toen konden we niet anders meer. Na gewezen te hebben op onze hachelijke voedselpositie in den voorzomer van 1940, zeide dr. Posthuma, dat Nederland met de andere Europeesche volkeren zijn lot thans in eigen handen neemt. Dit houdt in, dat het geenszins onze bedoeling moet zijn naar volledige autarkie te streven. Volledige autarkie zou voor ons slechts sterke ver laging van den levensstandaard beteekenen. Wij moeten slechts de rangorde omkeeren. Vroeger was het de wereldmarkt, daarna het vasteland van Europa en ten slotte het eigen volk. Nu moet het de natuurlijke volg orde worden: vooreerst het eigen volk. dan onze natuurlijke afzetgebieden in Europa en In de toekomst met overig Europa een geordende goederenruil met de andere we- relddeelen. Eventueele toekomstige invoer van voe dergranen zal niet meer prijsdrukkend wer ken op de in eigen land verbouwde granen, zoo vervolgde dr. Posthuma zijn rede, want op een geordende markt zullen de regelende organen eventueele overschotten opvangen en ongemotiveerde prijsstijgingen tegen gaan. De prijs, die voor de producten be taald wordt, zal dan niet afhangen van vraag en aanbod, maar van de gemiddelde productiekosten met premie of korting voor dc betere of mindere dan gemiddelde kwa liteit. Met deze beheêrschïng der prijzen moet samengaan een regeling en ordening van het handelsapparaat en aanpassing van de productie, in aan- en uitvoer, aan de behoefte. De markt-regelende organen moeten in Nederland opgesteld worden. Iets wordt op dit terrein reeds gedaan door het Rijksbureau voor voedselvoorziening in oorlogstijd en zijn vertakkingen en door de ten deele nog bestaande crisis centrales en crisisorganisaties. Tot slot ging dr. Posthuma dieper in op de taak en de mogelijkheden van den pro ductieslag in Nederland. De vier voornaamste slagwoorden voor den productieslag 1941 welke ook voor het komende jaar van kracht zullen zijn. lui den: Nergens braakland. Betere benutting van het grasland. Ook in den winter vee- roeder van eigen bodem en ten vierde meer gTaan en meer aardapnelen. ALs rijfde dringende oproep aan de boeren komt nu hier bij: Verbouwt meer koolzaad. Voorts zijn er nog 6 belangrijke punten, die men niet uit het oog mag verliezen, wil de oroductieslag gewonnen worden. In de eerste olaats het mestvraaestuk. Ten twee de bpstriiding van sriiadelük 'gedierte, num mer 3 luidt dierziektebestriiding. als vierde noem 'k zorg voor orima zaai- en pootroed het vijfde mint behelst den onroeo gras land te schpurop en koolzaad te verhouwen en als laatste belangriik mmt, dat niet ver- rrctpp rnag worden, noemde spr. de vis- scherii. .Nederland voedt ziehzpif!" ts moei- liik te vervuhpp w«tvseh d<vh val ondanks alle zwarigheden en belemmeringen ern stig moeten worden nagestreefd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 5