LEIDICH MföLAD
Tweede Blad
Dé behandeling van het
Joodsche geldelijke vermogen
Scherpe maatregelen tegen
stroopen
82ste Jaargang
Tekst der verordening
Straffen verhoogd
MȐ#
«ET DUITSCHE ZWAARD SLAAT TOE IN HET OOSTEN. Een ver
nielde Sovjet-pantsertrein. Hij werd door een voltreffer van een lichte bom
tot staan gebracht. (Orbis-Holland)
GEMOTORISEERDE INFANTERIE EN TANKS BIJ DEN AANVAL IN HET STRIJDGEBIED
OM SMOLENSK. (Fromme-Hoffmann)
OP HET DROOGGEKOMEN LAND BIJ
KUINRE (NOORD-OOSTPOLDER) heeft
men een oudheidkundige vondst gedaan, name
lijk een hunnebed. (Polygoon-Sagers)
EEN ONTMOETING MET STALIN. Mannen
van den Rijksarbeidsdienst, die voor de Weer
macht aan straten en bruggen in het Oosten
helpen bouwen, met een vernielde buste van
den Sovjet-heerscher.;
(PK. Wurzrainer-Hoffmann)]
EEN DER SCHOONSTE KERKEN VAN HET FRIESCHE LAND. de Martinikerk te Bols.
ward, aal gerestaureerd worden. Deze typische Friesche kerk met zijn toren met zgn. zadel
dak, is gebouwd in de jaren 1446—1463 en staat bekend om zijn vermaard orgel.
(Polygoon-Har tos)
SUCCESRIJKE OPERATIES VAN DE DUITSCHE TROEPEN IN HET
OOSTEN. Duitsche infanterie wordt bij den opmarsch in Bessarabië
van een hoogte af plotseling beschoten. Uit de dekking achter een vracht
auto springen de scherpschutters naar voren om het vuur te beantwoorden.
(Orbis-HollandX
Het Verordeningenblad van 9 Aug.
bevat een verordening van den Rijks
commissaris voor het bezette Neder-
landsche gebied betreffende de be
handeling van het Joodsch geldelijke
vermogen.
Deze verordening luidt als volgt:
Artikel I. 1. Personen, die in den zin
van artikel 4 der verordening no. 189/1940
betreffende het aangeven van onderne
mingen Jood zijn of als Jood worden aan
gemerkt, dienen onverwijld de hun op het
tijdstip van de inwerkingtreding van deze
verordening toebehoorende.
1. contante gelden en chèques te stor
ten op een rekening bij de bankiersfirma
Lippmann, Rosenthal- en Co., te Amster
dam. Deze verplichting tot storting be
staat niet ten aanzien van een maximum
verder te noemen: het vrije maximum),
hetwelk duizend gulden bedraagt, bedraagt
de totale som der contante gelden en
chèques meer dan duizend gulden en gaat
deze som tevens het bedrag van 1/10 ge
deelte van het voor het belastingjaar
1940/41 vastgestelde inkqjnen te boven,
dan wordt het vrije maximum gesteld op
laatstgenoemd bedrag.
2. effecten in depot te geven bij de onder
1 genoemde bank;
3. tegoeden en deposito's bij banken,
spaarkassen en andere geld- en crediet-
instellingen ovr te schrijven naar de onder
1 genoemde bank.
2. De verplichting ingevolge lid 1 is
eveneens van toepassing ten aanzien van
na het in werking treden van deze veror
dening ontvangen waarden van genoemde
soort; ontvangen contante gelden en chè
ques dienen evenwel slechts te worden ge
stort, voor zooveel zij t zamen met de zich
op het tijdstip van ontvangst in het bezit
van den stortingsplichtige bevindende
contante gelden en chèques een totaal be
drag van duizend gulden per kalender
maand te boven gaan.
3. Bevinden zich de vorenbedoelde waar
den niet in het bezit of in de feitelijke
macht van de in lid 1 genoemde personen,
dan bestaan de verplichtingen ingevolge
Üd 1 en 2 eveneens voor de bezitters en de
feitelijke houders van deze waarden.
4. Bovenstaand bepalingen zijn eveneens
van toepassing op de wettelijke en bij
overeenkomst aangewezen vertegenwoordi
gers van de in lid 1 genoemde personen
ten aanzien van de door hen beheerde
vermogensbestanddeelen, als bedoeld in
lid l.
5. Iedere andere beheer- en beleggings
handeling dan in lid 1 bedoeld ten aanzien
van de aldaar genoemde waarden is ver
boden.
Artikel 2 1. Vermogensbestanddeelen
van de in artikel 1 aangeduide soort,
waarop rechten van derden zijn gevestigd
tot zekerheid van vorderingen, moeten bij
de in artikel 1 genoemde bankiersfirma
onverwijld worden aangegeven. Zij moeten
overeenkomstig artikel 1 worden gestort,
in depot worden gegeven of worden over
geschreven, indien de verordening door
genoemde bankiersfirma wordt overgeno
men. Vindt zoodanige overneming niet
plaats dan moeten deze waarden zoo spoe
dig mogelijk te gelde worden gemaakt ten
einde uit de opbrengst de vorderingen te
voldoen.
2. Indien ten aanzien van die vermogens
bestanddeelen gerechtelijke maatregelen
tot bewaring van zijn recht of executoire
maatregelen zijn genomen, moeten zij
desniettegenstaande overeenkomstig arti
kel 1 worden gestort, in depot worden ge
geven of worden overgeschreven. Daarna
worden deze maatregelen beschouwd bij
de in artikel 1 genoemde bankiersfirma te
zijn getroffen, indien haar althans mede-
deeling daarvan is gedaan.
Artikel 3, Indien voor het verrichten
van handelingen ingevolge artikel 1 een
goedkeuring is vereischt op grond van het
Deviezenbesluit 1941 of van de Verorde
ning no. 26/1940 betreffende de behande
ling van vijandelijk vermogen, wordt deze
geacht hiermede te zijn verleend.
Artikel 4 De bepalingen van artikel
1 zijn niet van toepassing op personen
wier zuiver vermogen de waarde van
tien duizend gulden niet te boven
gaat en wier belastbaar inkomen in
het laatstverloopen kalenderjaar, on
geacht de onverrekende verliezen uit
vorige jaren en de persoonlijke ver
plichtingen, bovendien niet meer dan
drie duizend gulden bedraagt.
Artikel 5 1. Hij, die opzettelijk in
strijd met de bepalingen dezer verorde
ning of met een krachtens haar uitge
vaardigde bepaling handelt of dezelve ont
duikt. wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste vijf jaren en met geld
boete tot een onbeperkt bedrag of met een
van deze straffen..
2. Wordt het feit door schuld gepleegd,
dan wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste een jaar of met geldboete
van ten hoogste honderdduizend gulden.
Artikel 6 1. Naast de straf kan tevens
verbeurdverklaring der waarden, op welke
het strafbare feit betrekking heeft, worden
uitgesproken.
2. Is het niet mogelijk tegen een bepaal
den persoon een vervolging in te stellen
of hem te veroordeelen, dan kan de ver
beurdverklaring als op 'zichzelf staand
worden uitgesproken.
Artikel 7 1. De strafvervolging vindt
niet dan op vordering van den Rijkscom
missaris voor het bezette Nederlandsche
gebied commissaris-generaal voor Finan
ciën en Economische Zaken plaats.
2. De vordering tot strafvervolging kan,
zoolang de uitspraak van het vonnis in
laatste instantie nog niet heeft plaats ge-
vcncer worden ingetrokken.
Artikel 8 De in artikel 5 strafbaar ge
stelde handelingen worden beschouwd als
delicten in den zin van par. 2, lid 2, der
Verordening no. 52/1940 betreffende de
Duitsche rechterlijke macht voor strafza
ken. zooals deze verordening laatstelijk is
gewijzigd bij de Verordening no. 123/1941
Artikel 9 1. De waarden, waarop de in
artikel 5 strafbaar gestelde handeling be
trekking heeft, kunnen ook bij interne
bestuursbeschikking worden verbeurd ver
klaard.
2. De verbeurdverklaring wordt in een
dusdanig geval bevolen, bij beschikking
van den Rijkscommissaris voor het bezette
Nederlandsche gebied (commissaris-gene
raal voor de Openbare Veiligheid); de ver
beurdverklaring wordt van kracht op het
tijdstip harer openbare bekendmaking of
op het tijdstip, waarop zij aan den betrok
kene wordt medegedeeld. Indien goederen
of rechten worden verbeurd verklaard, te
welker aanzien ingevolge eenig wettelijk
voorschrift inschrijving in een openbaar
rgister is geschied, moet de verbeurdver
klaring op vordering van den Rijkscom
missaris (commissaris-generaal voor de
Openbare Veiligheid) onverwijld en vrij
van kosten in dat register worden inge
schreven.
3. De Rijkscommissaris voor het bezette
Nederlandsche gebied (commissaris-gene
raal voor Financiën en Economische Za
ken) beslist omtrent de bestemming der
verbeurd verklaarde waarden.
Artikel 10 De Rijkscommissaris voor
het bezette Nederlandsche gebied (com
missaris-generaal voor Financiën en Eco
nomische Zaken) neemt de voor de uit
voering dezer verordening noodzakelijke
maatregelen. Hij kan in twijfelgevallen,
welke zich bij de toepassing van de bepa
lingen van deze verordening mochten
voordoen, algemeen bindende beslissingen
nemen.
Artikel 11 Deze verordening treedt
heden in werking.
OOK SCHIETEN MET SCHROOT OP EDEL
WILD EN REEËN VOORTAAN
STRAFBAAR.
In het verordeningenblad van den
Rijkscommissaris van 9 Augustus is een
verordening verschenen van de bevoeg
de secretarissen-generaal, welke onver
biddelijk een eind zal maken aan het
zeer verbreide misbruik van het zetten
van strikken en stroopen.
Bij duizenden konden op de Nederland
sche jachtterreinen de gemeene strikken
gèvonden worden, in iedere grootte en uit
voering. Door de strikken sterven dieren
van allerlei aard, van het konijn tot het
hert, een vreeselijken dood en hun jongen
worden aan verhongering blootgesteld. De
laaghartige stroopers werden tot dusver
slechts zachtzinnig gestraft en hebben der.
halve op gemakkelijke wijze hun winzucht
kunnen bevredigen. De straffen zijn thans
belangrijk verhoogd en er zal meedoogenloos
worden ingegrepen. In de gebieden, die door
de weermacht tot verboden terrein zijn ver
klaard, zullen de krijgsraden desbetreffende
zaken behandelen. De genoemde verorde
ning stelt ook het schieten met schroot op
edel wild en reeën strafbaar. Hiermede
wordt tegemoet gekomen aan een verlangen
van alle jagers met vergunning, aangezien
met schroot het meeste wild slechts aan
geschoten wordt.
Verder regelt de verordening het dood
schieten van verwilderde honden en katten,
zoodat het van nu af aan aanbeveling ver
dient de katten thuis of in den tuin en
honden aan de lijn te houden, voor zoover
zij niet naast den baas loopen.
De bepalingen der verordening gelden
totdat een nieuwe jachtwet uitkomt, welke
een einde zal maken aan alle misstanden
op het gebied van het jachtrecht.
DE VERORDENING.
Het besluit zelf luidt als volgt:
Artikel 1. (1). Met hechtenis van ten
hoogste zes maanden of geldboete van ten
hoogste drieduizend gulden worden gestraft:
1) hij, die strikken, bestemd of geschikt
voor het opsporen, bemachtigen of dooden
van wild of schadelijk gedierte, bezigt, stelt
of herstelt^ voorhanden heeft, aanbiedt of
aflevert;
2) hij. die (a) tusschen een uur na zons
ondergang en een uur vóór zonsopgang,
(b) op Zondagen, den Nieuwjaarsdag, den
Christelijken Tweeden Paasch- en Pinkster
dag, de beide Kerstdagen en den Hemel
vaartsdag. met een schietwapen schadelijk
gedierte opspoort, bemachtigt of doodt, of
poogt op te sporen, te bemachtigen of te
dooden
3) hij die wild of schadelijk gedierte, dat
door mildel van een strik gevangen is voor
handen heeft, aanbiedt cf aflevert,
4) nij, die herten, damherten, reeën,
moefflons of wilde zwijnen verwondt of
loodt, of poogt ie verwonden of te do" den,
met hagel, posten schroot, met vandvuur-
patronen of ms. pair men, waarvan de huls
korter is dan 40 m.M.
(2). De in het eerste lid onder 3 opgeno
men verbodsbepaling geldt, voor zoover het
voorhanden hebben betreft, niet voor per
sonen, die op het terrein, waarop de strik
ken zich bevinden, tot jagen bevoegd zijn
en voor hun ondergeschikten.
(3). De in dit artikel strafbaar gestelde
feiten worden beschouwd als overtredingen.
De artikelen 43 tot en met 45 en 48 tot en
met 52 van de Jachtwet 1923, vinden over
eenkomstige toepassing. Artikel 51 vindt
ook toepassing op moefflons en wilde
zwijnen.
Artikel 2. (1). Door of vanwege den
secretaris-generaal van het departement
van Landbouw en Visscherij kunnen ver
gunningen worden verleend om, onder door
door hem te bepalen voorwaarden, honden
en katten, welke zich zonder toezicht op
meer dan 200 meter van het dichtstbijgele
gen woonhuis op een jachtterrein bevinden,
te dooden.
(2). De vergunningen, bedoeld in het
voorgaande lid, geven niet recht tot het
dooden van: 1) honden van herders; 2)
jachthonden, daaronder niet begrepen lange
honden; 3) geleidehonden van blinden; 4)
leger- of Roode Kruis-honden; 5) politie
honden. een en ander voor zoover deze als
zoodanig kenbaar zijn en als zoodanig door
den gerechtigde worden gebruikt.
Artikel 3. (1). De voorschriften van de
Jachtwet 1923 blijven, voor zoover niet in
strijd met het bepaalde in dit besluit, van
kracht.
(2). Voor zoover op overtredingen van die
wet niet reeds een hoogere straf is gesteld,
worden zij gestraft met hechtenis van ten
hoogste zes maanden of geldboete van ten
hoogste drie duizend gulden.
(3). Honden, waarmede een overtreding
van die wet is begaan, kunnen worden ver
beurd verklaard, ook indien zij den veroor
deelde niet t.oebehonren
(4) Schadelijk gedierte, onwettig be
machtigd of gedood, kan worden ^rbeurd
verklaard.
Artikel 4. Dit besluit treedt heden in wer
king op den dag zijner afkondiging.