Welke bon is geldig? LErfTCH DA&5LAD - D@fd® Bfsd Zaterdag 28 Juni 1941 AVONTUREN VAN BARON VAN MÜNCHHAUSEN FINANCIEN Drietal nieuwe verordeningen Opgave van 28 Juni Heden laatste dag Maandag laatste dag Eieren Aardappelen Boter en vet Brandstoffen Brood en Bloem Grutterswaren Honden en Kattenbrood Kaas Koffie-surrogaai en Thee Melk Petroleum Suiker Vleesch en vleeschwaren Zeep VRAGENRUBRIEK Dagbladreclame is niet te vervangen DIVIDENDBELASTING. Het Verordeningenblad, dat gisteren verscheen, bevat een drietal verordeningen op financieel terrein, o.a. een besluit van den secretaiis-gene:aal var het departe ment van financiën betreffende de divi dendbelasting (besluit op de dividendbe lasting 1941). Het besluit luidt als volgt: Artikel 1. (1) Onder den naam van „dividendbelasting" wordt, bij wijze van ^voorheffing op de inkomstenbe lasting en de winstbelasting, een be lasting geheven van de opbrengst van aandeelen. winstbewijzen en winstdee- lende obligatiën van naamlooze ven nootschappen en commanditaire ven nootschappen op aandeelen, welke bin nen het rijk gevestigd zijn en niet van de winstbelasting zijn vrijgesteld krach tens artikel 2, 1; van het besluit op de winstbelasting 1940 no. 83/1940). (2) Of een vennootschap binnen het rijk gevestigd is, wordt naar de omstan digheden beoordeeld. Artikel 2. (1) Als opbrengst worden ondei meer beschouwd: 1. alle winstuitdeelingen, met inbegrip van die, welke op obligatiën geschieden; 2. alle liquidatie-ultkeeringon, voor zoo ver zij het gestorte kapitaal te boven gaan; 3. bij uitreiking van aandeelbewljzen zonder storting van de volle nominale waarde; de nominale waarde, voor zoo ver niet blijkt, dat storting heeft plaats gevonden of zal plaats vinden; bijschrij ving op aandeelbewljzen wordt met. uit reiking van zoodanige bewijzen gelijkge steld; 4. geheele of gedeeltelijke teruggave van hetgeen op aandeelen is gestort, indien en veor zoover er zuivere winst is, tenzij te voren het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap door wijziging in de akte \an oplichting dienovereenkomstig is ver minderd; 5. vaste interessen van obligatiën, waar op tevens uitdeelingen kunnen geschieden, welke hetzij van de winst, hetzij van het bedrag van de winstuitdeelingen van de vennootschap afhankelijk zijn; (2) uitdeelingen in geld of in anderen vorm worden ook als opbrengst beschouwd, indien zij niet door reeds behaalde winst zijn gedekt. Artikel 3. (1) de belasting bedraagt 15 ten honderd van de bruto-opbrengst; (2) de belasting is verschuldigd ten dage, waarop de opbrengst betaalbaar of op andere wijze vorderbaar is; (3) de belasting is voor rekening van degenen, die rechtstreeks of door middel van certificaten tot de op brengst gerechtigd zijn, verschuldigd door de vennootschap. Artikel 4 (1) De belasting wordt op de opbrengst ingehouden. Neemt de schulde naar van de opbrengst/ de belasting voor eigen rekening, dan wordt voor de bereke ning van de belasting de opbrengst met 100/85 vermenigvuldigd. (2) Bestaat de opbrengst niet in geld, doch in een bewijsstuk, dan verkrijgen de in artikel 7 bedoelde personen en lichamen ten bedrage van de belasting een vordering op hem, aan wien dat bewijsstuk wordt af gegeven. Voor deze vordering hebben zij op dat bewijsstuk een recht van terughouding. Artikel 5. (1) De bestuurders van het lichaam, dat de opbrengst verschuldigd is, zijn gehouden binnen vijf dagen nadat de belasting op den voet van artikel 3, lid 2, verschuldigd is geworden, daarvan aangifte te doen en tevens de belasting af te dragen. (2) Aangifte en afdracht geschieden bij den ontvanger der directe belastingen, bin nen wiens dienstkring het lichaam gevestigd is in den zin van artikel 2 van het besluit op de winstbelasting 1940. (3) De secretaris-generaal van het depar tement van financiën kan voor de aangifte een formulier vaststellen en voorschriften geven met betrekking tot de afdracht. Artikel 6 Degene, die de opbrengst ver schuldigd is, houdt een register, waarin hij de gegevens, noodig voor de berekening van de belasting, boekt volgens door den secre taris-generaal van het departement van financiën te stellen regelen. Artikel 7 (1) Degene, die de opbrengst verschuldigd is, alsmede degene, bij wien de opbrengst is betaalbaar gesteld, het admini stratiekantoor, dat de opbrengst doorbetaalt aan certificaathouders, en ieder tot wiens beroep het koopen of innen van dividend bewijzen gewoonlijk behoort, is verplicht den rechthebbende een nota uit te reiken, welke de volgende gegevens bevat: 1 den naam en het adres van den recht hebbende; 2. den dag waarop de opbrengst betaal baar of op andere wijze vorderbaar was; 3. de opbrengst (eventueel verhoogd vol- gesn artikel 4, lid 1) 4. het bedrag van de belasting; 5. de dagteekening. (2) De nota dient te worden uitgereikt, zoodra de opbrengst uitbetaald, te goed ge- scherven of verrekend is. Bestaat de op brengst niet in geld, dan staat de afgifte van de opbrengst met betaling gelijk. (3) De secretaris-generaal van het depar tement van financiën is bevoegd nadere voorschriften te geven met betrekking tot de dividendnota en het houden van aanteeke- ningen. Indien deze voorschriften .niet in acht genomen zijn, wordt aangenomen dat aan de bepalingen van dit artikel niet is voldaan. (4) De secretaris-generaal van het depar tement van financiën is bevoegd vrijstelling te verleenen van de in het eerste lid om schreven verplichting. Artikel 8. (1) Indien de belasting is betaald voor rekening van een binnenland- schen rechtsnersoon, die niet aan de winst belasting onderworpen is, wordt hem op zijn verzoek teruggaaf van de belasting verleend. Het verzoek moet bij den inspecteur worden ingediend binnen een maand na dedag teekening van de nota, bedoeld in artikel 7. Op het verzoek wordt uitspraak gedaan door den inspecteur. (2) Waar in dit besluit wordt gesproken van „de inspecteur", is daarmede bedoeld de inspecteur der directe belastingen of die der registratie, onder wiens inspectie de schul denaar der opbrengst in den zin van artikel 2 vap het besluit op de winstbelasting 1940 is gevestigd. Artikel 9 (1) Indien de dividendbelas ting niet of niet tot het juiste bedrag is ingehouden of afgedragen of indien een te hooge teruggaai is verleend, kan de te weinig ingehouden of afgedragen belasting of de te veel teruggegeven belasting door middel van een aanslag worden nagevor derd. Navordering is uitgesloten, indien meer dan vijf jaren sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de belasting had moeten worden ingehouden of afgedragen, zijn verstreken. (2) Artikel 18, leden 2 tot en met 5, van het besluit op de Winstbelasting 1940 vin den bij de navordering overeenkomstige toepassing. Artikel 10 (1) De volgens artikel 9 op gelegde aanslagen worden, voor wat betreft de invordering, als aanslagen in een directe belasting aangemerkt. (2) De aanslagen moeten worden voldaan binnen een maand na de dagteekening van het aanslagbiljet. (3) Artikel 23 van het Besluit op de Winst belasting 1940 vindt overeenkomstige toe passing. Artikel 11 Hij die bezwaar heeft tegen het bedrag, dat hem als dividendbelasting in rekening is gebracht, kan binnen een maand na de dagteekening van de nota, bedoeld bij artikel 7, een bezwaarschrift, houdende verzoek om teruggaaf, indienen bij den inspecteur. Tegenover dengene, die de opbrengst verschudigt is, bestaat te dier zake geenerlei aanspraak. Artikel 12 Hij die bezwaar heeft tegen een uitspraak van den inspecteur ingevolge de artikelen 8 en 11, kan binnen een maand nadat het afschrift van die uitspraak ter post is bezorgd, of tegen ontvangbewijs is uitgereikt, in beroep komen bij den raad van beroep voor de directe belastingen, bin nen wiens rechtsgebied de uitspraak is ge daan. Artikel 13 Ten aanzien van de indie ning en behandeling van de bezwaar- en beroepschriften zijn verder van toepassing alle voorschriften, geldende voor de indie ning en behandeling van bezwaar- en be roepschriften, inzake inkomstbelasting. Artikel 14 De artikelen 24, 25, 26, 28 en 29 van het besluit op de winstbelasting 1940 zijn ook voor de dividendbelasting van toe passing. Artikel 15 De secretaris-generaal van het departement van financiën is bevoegd voorschriften, noodig ter uitvoering en tot aanvulling van dit besluit, uit te vaardigen. Artkel 16 (1) Hij die een aangifte, als bedoeld bij artkel 5, opzettelijk onjuist of onvolledig doet, hij die opzettelijk een divi dend-nota, als bedoeld is bij artikel 7, met een onjuisten inhoud uitreikt, en hij die bij een verzoek om teruggaaf, ingevolge arti kel 8 opzettelijk onjuiste feiten stelt, wordt indien daaruit nadeel voor het rijk kan onttaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden. (2) Artikel 30, leden 2 en 3, van het be sluit op de winstbelasting 1940 vinden op alle in het eerste lid omschreven strafbare feten overeenkomstige toepassing. Artikel 17 Hij die aan den inspecteur, aan den raad van beroep, aan een door den inspecteur aangewezen ambtenaar of aan een door den voorzitter van den raad van beroep aangewezen persoon opzettelijk een valsch of vervalscht boek of ander ge schrift overlegt of ter inzage aanbiedt wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoog ste twee jaren. Artikel 18 (1) Hij die opzettelijk de hem bij artikel 14 van dit besluit, .in ver band met artikel 28 van het besluit op de winstbelasting 1940. opgelegde geheimhou ding schendt, wordt gestraft met gevange nisstraf van ten hoogste zes maanden of boete van ten hoogste zeshonderd gulden. (2) Hij, aan wiens schuld schending van de geheimhouding te wijten is, wordt, ge straft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of boete van ten hoogste driehon derd gulden. (3) Geen vervolging wordt ingesteld dan op klachte van hem, te wiens aanzien de geheimhouding is geschonden. Artikel 19. Met boete van ten hoog ste duizend gulden wordt gestraft: le. Hij die niet volledig voldoet aan een verplichting, opgelegd bij of krachtens een van de artikelen 5, 6, 7 en 15; 2e. Hij die niet volledig voldoet aan een van de verplichtingen, opgelegd bij art. 14 van dit besluit, in verband met artikel' 25 of artikel 29 van het besluit op de winstbe lasting 1940. Artikel 20. (1) De bij dit besluit straf baar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijven, behalve de feiten, strafbaar volgens artikel 19, die als overtredingen worden beschouwd. (2) De artikelen 35, 36 en 37 van het besluit op de winstbelasting 1940 vinden overeenkomstige toepassing. Artikel 21. (1) Dit besluit treedt in werking met ingang van den achtsten dag na dien zijner afkondiging. (2) Het wordt aangehaald als „besluit op de dividendbelasting 1941". Dit besluit heeft t.a.v. de dividenden een zelfde beteekenis als het besluit op de Loonbelasting 1940 ten aanzien van de loonen. Het besluit bevat geen zelfstandige belasting. De dividendbelasting is slechts een voorheffing op de inkomstenbelasting en de winstbelasting. De door de uitdeelende lichamen betaal de en in den regel op de opbrengst inge houden dividendbelasting wort verrekend met de aanslagen in de inkomstenbelas ting en in de winstbelasting van de per sonen en lichamen die opbrengst van aan deelen, winstbewijzen en winstdeelende obligatiën van naamlooze vennootschap pen of commanditaire vennootschappen op aandeelen hebben genoten. Het besluit op de dividendbelasting be vat dus geen regeling in zake beperking van dividenden, waarover den laatsten tijd in verscheidene dagbladen beschouwingen zijn verschenen. DE OMZETBELASTING. In het verordeningenblad is afgekondigd eveneens een besluit van den secretaris generaal van het departement van finan ciën, houdende een wijziging en aanvul ling van het besluit op de omzetbelasting 1940, welke met ingang van 1 Juli in wer king treedt. De belangrijkste wijziging is het ver vallen van de vrijstelling voor grond stoffen, hetgeen tot gevolg heeft, dat het vroeger hier geldende stelsel van eenmalige heffing van omzetbelasting thans geheel is vervallen en over de geheele lijn vervangen door een meer- malige heffing bij elke levering van alle goederen. Zoowel de tabel van vrijgestelde grondstoffen als de moge lijkheid van het betrekken van grond stoffen op bestelorder is mitsdien vervallen. In verband daarmede is het alge- meene percentage van heffing van twee en een -half tot twee verlaagd. Verder is de mogelijkheid geopend om in meer gevallen dan tot dusverre de verdub beling van het tarief van de belasting, geldende bij aflevering door den fabri kant rechtstreeks aan den consument, achterwege te laten. Voorts heeft de omschrijving van de begrippen groothandelaar en kleinhande laar wijziging ondergaan. Voortaan is niet slechts een groothandelslevering de leve ring van handelswaren aan een handelaar en de levering van grondstoffen aan een fabrikant, doch ook de levering aan onder nemers van bedrijfsmiddelen, als machines, vervoermiddelen enz. van hulpstoffen, als steenkolen, olie enz., van verpakkingsmid delen, van reclamemiddelen, van kantoor behoeften, van materialen, welke bij het verrichten van herstellingen en andere diensten worden gebezigd, kortom van alle goederen, welke ondernemers ten behoeve van hun onderneming betrekken. Een verdere belangrijke wijziging heeft betrekking op landbouw- en veeteeltpro ducten en op visch. Tot dusverre waren be paald aangewezen landbouwproducten aan een verlaagd percentage van één procent onderworpen. Thans wordt de regeling zoo, dat het verlaagde percentage van toepas sing is op alle landbouw- en veeteeltpro ducten en op visch, doch alleen voor zoover het betreft de leveringen, welke door land bouwers, veehouders en visschers zelf wor den verricht. Tenslotte is nog een aantal wijzigingen van minder ingrijpenden aard aangebracht. AANBIEDING VAN BUITENLANDSCHE EFFECTEN. Tenslotte werd in het Verordeningenblad opgenomen een besluit van de secretarissen- generaal van de departementen van finan ciën en van handel, nijverheid en scheep vaart betreffende de aanbieding van bui- tenlandsche effecten, waarin is bepaald, dat de secretaris-generaal van het departe ment van financiën kan bepalen, dat inge zetenen verplicht zijn de hun in eigendom toebehoorende en nadien door hen verkre gen buitenlandsche effecten of bepaalde groepen dezer waarden rechtstreeks of door tusschenkomst van een deviezenbank aan de Nederlandsche Bank aan te bieden en op verlangen te verkoopen en over te dragen. De bepalingen van artikel 44, derde tot en met negende lid, van het deviezenbesluit 1941 zijn van overeenkomstige toepassing. Aardappelbon nr. 7. Boterbonnen nr. 19 en 20. Vetbonnen nr. 19 en 20. Melkbon nr. 22. Bon nr. 37: ei. Bonnen nr. 67, 68, 77 en 78: kaas. Bon nr. 35: zeep. Honden- en kattenbrood bon nr. 14. iNadruk verboden? BON nr. 45 (t/m. 10 Augustus) 250 gr. gort. gortmout of grutten. BON nr. 54 (t/m. 10 Augustus): 10Ó gr vermicelli, macaroni of spaghetti BON nr. 55 (t/m. 10 Augustus): 100 gr. maïzena, griesmeel, sago, aard appelmeel of een hoeveelheid pudding poeder, welke 100 gr. zetmeel bevat. BON nr. 43 (t/m. 13 Juli) 250 gr. rijst, rijstemeel, rijstebloem, rijstgries of gruttenmeel. BON nr. 57 (t/m. 6 Juli) 500 gr. peulvruchten. Rantsoenbonnen rijst en havermout zijn doorloopend geldig. BON nr. 7 (t/m. 29 Juni) BON nr. 8 (30 Juni t/m. 6 Juli) 2 K.G. aardappelen. BOTERBON nr. 19 (t/m. 29 Juni) BOTERBON nr. 20 (t/m. 29 Juni): BOTERBON nr. 22 (30 Juni t/m. 16 Juli) BOTERBON nr. 23 (30 Juni t/m. 10 Juli) 250 gr. boter. VETBON nr. 19 (t/m. 29 Juni)- VETBON nr. 20 (t/m. 29 Juni) VETBON nr. 22 (30 Juni t/m. 16 Juli) VETBON nr. 23 (30 Juni t/m. 16 Juli) I 250 gr. boter met 15 ct. reductie. BRANDSTOFKAART „J" (haarden en kachels) bonnen nr. 1, 2 en 3 (t/m. 31 December) BRANDSTOFKAART „K" (haarden en kachels) bonnen nr. 1, 2, 3 en 4 (t/m. 31 December) BRANDSTOFKAART „L" (centrale verwar ming) bonnen nr. 1 t/m. 11 (t/m. 31 December) iedere bon 1 eenheid vaste brand stoffen. BRANDSTOFKAART „J" (haarden en kaohels) bonnen nr. 5, 6 en 7 (t/m. 31 December) BRANDSTOFKAART „K" (Haarden en kachels) bonnen nr. 5, 6, 7 en 8 (t/m. 31 December) Iedere bon 195 K.G. persturf, 200 K.G. baggerturf, 275 K.G. uit de Peel afkom stige turf, of 200 K.G. andere turf. De brandstofbonnen gemerkt „brandstof fen, één eenheid" geven ieder recht op 1 eenheid vaste brandstoffen (t/m. 1 Mei 1942). BROODBON nr. 23 (t/m. 6 Juli): 200 gr brood of 2 rantsoenen gebak. BLOEMKAARTBON nr. 9 (t/m. 13 Juli): 50 gram brood of Vb rantsoen gebak of 35 gr tarwemeel, tarwebloem, rogge meel. roggebloem of zelfrijzend bakmeel. BON nr. 44 t/m. 10 Augustus): 250 gr havermout, Havervlokken, haver- bloem, aardappelmeelvlokken, gort, gortmout of grutten. BON nr. 37 (t/m. 29 Juni).: BON nr. 99 (t/m. 6 Juli) BON nr. 89 (30 Juni t/m. 6 Juli): 1 ei. BON nr. 14 (t/m. 30 Juni) 1 Vz K.G. katten- en 3—10 K.G. honden brood. BONNEN nr. 67 en 77 (t/m. 29 Juni)': BONNEN nr. 68 en 78 (t/m. 29 Juni): BONNEN nr. 69 en 79 (30 Juni t/m. 27 Juli) elke bon 100 gram kaas. BON nr. 46 (tm. 20 Juli) 40 gr. thee of 250 gram koffiesurrogaat. MELKBON nr. 22 (t/m. 29 Juni)": MELKBON nr. 23 (30 Juni t/m. 6 Juli): 13/4 liter melk. BON nr. 11 (t/m. 10 Augustus) 2 liter (uitsluitend voor kookdoél- elnden). BON nr. 56 (t/m. 6 Juli) 1000 gram suiker. VLEESCHBON nr. 20 (t/m. 1 Juli) 50 gram vleesch of gevogelte, inclusief been of vleeschwaren. VLEESCHWARENBON nr. 20 (t/m. 1 Juli) V, rantsoen vleeschwaren. Een héél rantsoen vleeschwaren bedraagt 75 gram gerookt of gekookt varkens-, rund-, v kalfs-, paarden- of schapen- vleesch of gerookte worst, ,100 gr. ge kookte worst 125 gr. leverworst, 150 gr. bloedworst of 100 gr. gevogelte, been In begrepen. BON nr. 35 (t/m. 29 Juni) BON nr. 38 (30 Juni t/m. 3 Augustus) 150 gr. toiletzeep (nieuwe samenstel ling), 120 gr. huishoudzeep, 150 gr. zachte zeep, vervaardigd n& 1 Jan. '41 of 200 gram zachte zeep van vóór 1 Januari '41, 300 gr. zachte zeeppasta, 250 gr. zeeppoeder of 600 gr. waschpoe- der. Goed voor het wasschen van 20 K.G. droog waschgoed. TEXTIELKAART Bon K (t/m, 31 Aug) 60 gram scheerzeep, 1 tube scheercrême of 1 pot scheerzeep. OP DE BONNEN, WAARVAN DE GELDIG HEIDSDUUR DES MAANDAGS BEGINT, KAN REEDS DEN VOORAFGAANDEN ZATERDAG GEKOCHT WORDEN. Tja, wat moest ik nu doen? De wolt en ik keken elkaar lang niet II deed?.Ik greep hem plotseling in de Ingewanden en keerde hem vriendelijk aan en had Ik m'n arm teruggetrokken, dan zou 't eenvoudig binnenste bulten, zooals dames dat doen met een kous ondier mij des te woedender te l(Jt zjjn gegaan. Wat Ik tenslotte of een handschoen. Daarna liet ik hem rustig liggen en zette m'n wandeling voort» V. te L. - Bij de berekening van de loon belasting wordt met verschillende factoren re kening gehouden, o.a. het aantal kinderen. Het is mogelijk, dat bij de berekening de beide ge noemde bedragen samengeteld zijn. C. S, te O. - Bij plaatselijke verordening kunnen bepalingen betreffende de hoogte zijn vastgesteld. De matten plaatsen ter hoogte van de schutting zal ongetwijfeld geoorloofd zijn De huurbeschermingswet laat voor allerlei redenen ontruiming van de gehuurde woning niet toe. A. J, E. te L. - 1. De punten blijven geldig. 2. De directie heeft te beslissen, of duurtetoe- slag al dan niet zal worden uitbetaald. L. H. te L. - Artikel 1639 van het Burger lijk Wetboek kan hier ln verband met de plaatsruimte niet geheel worden afgedrukt. In genoemd artikel worden dringende redenen opgesomd op grond waarvan de werkgever een werknemer zonder opzegging en zonder scha deloosstelling kan ontslaan. 2-3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 10