Groote brand te Naarden - Italiaansehafweergeschut inde woestijn
imiF
82sfe iaarprp
Tusede Blad
Sonate Pathétique
FEUILLETON
DE GEMEENTE LOSSER HEEFT EEN BIJZONDERHEID IN DEN
VORM VAN EEN EEUWENOUDEN, ALLEENSTAANDEN KERK
TOREN. JAREN GELEDEN IS DE KERK AFGEBROKEN EN OP
EEN ANDERE PLAATS HERBOUWD, DE TOREN
BLEEF ECHTER STAAN. (Holland)
DRIE ENGELSCHE GEVANGENEN (BRITSCH-INDIËRS) OP
EEN VLIEGVELD IN CYRENAICA. (Hoffmann)
HET NIEUWE STADHUIS VAN MEDEM-
BLIK is reeds zoover gereed, dat men
het in Juli of Augustus in gebruik hoopt
te nemen. Het fraaie stadhuis. (Polygoon)
BRANDSTOF VOOR DEN VOLGENDEN WINTEROp de laagveengronden in de omgeving van Hoorn
is men druk bezig met het steken van turf voor privé gebruik. Op een hoekje van het erf graaft men daar--
toe een geul van ongeveer 75 cjn. diep. Het laagveen, dat uit deze geul komt, wordt in blokjes gestoken
en te drogen gezet. De gegraven geul wordt daarna weer gedicht met slib uit de sloot. (Polygoon)
DONDERDAGAVOND IS BRAND UITGEBROKEN IN DE REEDS IN DE MIDDELEEUWEN ALS HOFSTEDE
BEKEND STAANDE BOERDERIJ „KOMMERRUST" TE NAARDEN, waarbij dit historische Gooische
huis voor het grootste gedeelte door het vuur werd vernield. Het vernielde gebouw. Polygoon
door OCTAVUS ROY.
(1
Gregg Stuart verveelde zich een beetje
°P de partij. De muziek was hem al te luid
ruchtig, er waren maar enkele menschen
die hij wat beter kende. Daarom nam hij,
al was het nog niet#laat, afscheid van zijn
gastvrouw, en besloot terug te wandelen
haar zijn vrijgezellenwoning.
Hij hield van wandelen en bovendien
bood de frissche, heldere Novembernacht
gelegenheid, zijn longen te laten door
waaien en te bevrijden van de bezinksels
vau de stoffige, rookerige atmosfeer, die in
de populaire nachtclub, waar de partij ge
geven was, gehangen had.
Hij had geen zorgen aan zijn hoofd, noch
duistere voorgevoelens omtrent gebeurte
nissen, die de rust van zijn benijdenswaar-
'Z bestaan zouden kunnen verstoren. Hij
is niet anders dan een lange, slanke,
beter-dan-middelmatig uitziende jongeman,
die niet ove: het leven te klagen had en
wiens vooruitzichten nog beter waren.
Wiens heldere grijze oogen getuigden van
verdraagzaamheid voor andermans mee-
hihg, ontstaan zooals gewoonlijk uit
esn levendig gevoel voor humor.
Hij was de Fifth Avenue omhoog geloopen
en daarna een rechterzij straat ingeslagen,
^en straat van deftige woonhuizen, al even
^rrect als het avondcostuum, dat hij onder
zijn overjas droeg. Een zoo deftige en eer
biedwaardige straat, dat er zelfs geen poli-
tie-agent te zien was. In de groote ver
keersaderen aan beide zijden, Fifth en Ma
dison Avenue, zoemden de jachtende auto's
maar deze verbindingsweg lag als een ver
rassend eiland van stilte er tusschen in.
Gregg's schreden weerklonken in de leege
straat. Hij stapte stevig aan, met elastische
wandelaarspas, als iemand, die tevreden is
met zijn eigen gezelschap. Zoo baf verve
lend was het feest toch ook alweer niet
geweest; hij bezat trouwens veel te veel
levenslust om zich zwaar over zoo iets te
ergeren. Hij had interesse voor hetgeen
rondom hem gebeurde zelfs voor dien
kleinen gesloten auto, die hem nu met een
vaart achteropkwam, om plotseling, met
een erbarmelijk gepiep van remmen, kort
voor hem uit langs het trottoir tot stil
stand te komen.
De jonge Stuart liep in de schaduw van
de hooge huizen en keek met een onver
schillig oog naar den auto. Het was wel de
eenige auto, die op dat moment in de straat
te zien was, en hij had wel op een vrij
rauwe manier tegen den kant van het trot
toir gebotst, maar verder was er niets bij-
zonaers aan: een doodgewone aftandsche
auto met doodgewone menschen.
Toen werd zijn belangstelling minder on
verschillig. Het rechter voorportier van den
auto werd opengegooid en een jonge dame
sprong er uit, op het trottoir, waar Stuart
naderde. Twee dingen vielen hem onmid
dellijk op: ten eerste, dat het meisje onge
woon knap was; ten tweede, dat zij hevig
verschrikt of beangst was. Gregg zag dit
laatste aan de manier, waarop zij uit den
auto sprong, aan de haast, waarmee zij
trachtte weg te komen, aan iets, wat zij
op scherpen toon zei hij kon niet ver
staan, wat tegen dengene, dien zij zoo
plotseling verliet.
Ja, ze was knap en ze was jong. Zij was
eveneens in avondtoilet, hetgeen Gregg
het eerste moment deed denken, dqt zij in
een van de huizen uit de straat thuis
hoorde. Maar de gebeurtenissen, die er on
middellijk op volgden, lieten hem geen tijd,
zijn gedachte ten einde te denken.
Het portier aan den bestuurderskant werd
met nog grooter heftigheid opengegooid.
Er stapte een man uit, die bijna even lang
als hijzelf was, en misschien iets breeder
in de schouders. Ook de man was kennelijk
hevig opgewonden: hij riep op woedenden
toon het meisje iets na. Gregg zei bij zich
zelf: „Wel, wel, dat gaat er frisch naar
toe."
Hij had gelijk. Wat daar voor zijn oogen
gebeurde was om het zacht uit te druk
ken ongewoon. „Ze probeert van hem
weg te komen," dacht hij. „Ze is bang."
Het was alles heel interessant en heel on
gewoon, want hij vond, dat de jongedame
er nu niet uitzag als eentje, die het gauw
op haar zenuwen zou krijgen. Hij zag haar
een oogenblik in betere belichting: een fijn,
patriciërsch gezicht, gevoelige lippen en
oogen. Zeker niet het soort meisje, dat zoo
maar, als een kip zonder kop, zou weg
rennen.
Gregg wist, dat zij hem niet gezien had
den. Hij bleef staan en hield ze in de gaten.
Hij had het gevoel, dat dit niet zoo maar
een ruzietje was tusschen twee verliefden;
tusschen een langen, goed-uitzienden jon
geman en een heel knap meisje. Dit moest
ernstiger zijn.
De man die een smoking droeg onder
zijn openhangende jas liep om den auto
heen, en had in een paar sprongen het
meisje ingehaald. Gregg hoorde hem woe
dend zeggen: „Als je dan verdniet
naar me luisteren wilt
Het waren niet zoozeer de woorden als wel
de toon, waarop ze gezegd werden, die
Gregg op zijn hoede deden worden. Dat was
lang geen gewone oneenigheid: dat was
meenens! Hij werd er nog meer van over
tuigd, toen de man den arm van het meisje
greep en zij zich losrukte. Gregg hoorde
haar zeggen: „Ik zal de politie roepen!" en
zijn heesche antwoord: „Dat zal je wel
laten!"
„Hmm!" dacht Gregg, „daarmede is het
punt van geschil vrijwel vastgesteld."
Stuart bleef nog steeds onopgemerkt, en
kwam een paar passen naderbij. Dit kon
nog niet het eind zijn; hij voelde dat er nog
iets meer moest gebeuren maar zelfs na
dit duidelijke exposé was hij volkomen on
voorbereid op het volgende bedrijf.
De lange man ging voor het meisje staan.
Hij zei met onaangename stem, die niet de
minste onzekerheid liet: „Je hebt er om
gevraagd. Dan moet je er ook maar aan!"
Gregg begon te loopen, toen hij den man
n^ar zijn heupzak zag reiken. Hij dacht niet
na over hetgeen hij deed; hij handelde een
voudig instinctief, zooals een aangevallen
athleet zich zou te weer stellen. Hij was
vlakbij, toen de man zijn revolver gegrepen
had. Het meisje had zich niet bewogen.
Gregg Stuart ving een blik op van haar
oogen, die wijd open stonden van vrees. Met
een vlug gebaar hief de man zijn revolver
omhoog, maar hij was nog niet gauw ge
noeg. Gregg mat zijn afstand en sprong
toe. Zijn lange, sterke vingers sloten zich
om den pols van den njan. Dat was zjjn
eerste ingeving den man beletten, een
moord te begaan. Dien pols grijpen; zoo
draaien, dat het meisje niet geraakt zou
worden. Verder dacht hij nog niet.
De man liet een snauw van verrassing
hooren, maar het kwam niet tot een ge
vecht. De arm, welken Gregg trachtte vast
te klemmen, bezat geweldige kracht, maar
viel niet aan. De man rukte zich los en
rende naar zijn auto. Gregg zag hem de
revolver in zijn zak steken en achter het
stuur springen; hij hoorde het portier toe-
kletsen en de versnellingen knarsen. De
auto sprong weg, en reed als een gek, on
danks het roode verkeerslicht, Madison
Avenue in. Gregg stond den achter het
stuur ineengedoken man na te kijken. De
auto verdween om den hoek en daar
stond Gregg tegenover het knappe meisje,
wie leven hij blijkbaar had gered.
De straat had plotseling weer haar def
tige, akelig correcte uiterlijk herkregen.
Gregg Stuart keek naar het meisje en zei
onnoozel: „Hè, hè!" Haar oogen stonden
niet meer zoo groot, nu het onmiddellijke
gevaar voorbij was, maar toch school er nog
vrees genoegin. Haar zwart fluweelen
avondmantel hing open, en de jonge Stuart
zag een slank, gevuld figuurtje in een witte
avondjapon; hij zag, dat het meisje nauwe
lijks hooger kwam dan zijn schouder, en
dat zij hevige moeite deed zich te beheer-
schen. Daarom deedfiij een poging, haar te
helpen, ofschoon hij er zelf niet veel beter
aan toe was. Hij nam zijn hoed af en ze:
glimlachend, en zoo kalm hij maar kon:
„Het was 'me een waar genoegen kennis
met u te maken."
(Nadruk verboden);
(Wordt vervolgd l