mm® mm M 82ste Jaargang Tweede Blad Moord op kasteel Entzberg FEÜILLETON door PETER PAUL BERTRAM. Maar omdat hij wist wie de moordenaar was en chantage op hem gepleegd had. Hij wist, wie Von Ghetaldi vermoord had, waar schijnlijk kwam hij den dader tegen, toen hij uit de donkere kamer kwam. Dat is ook de reden, waarom hij gelogen heeft. En met het geld,^dat hij voor zijn zwijgen kreeg, of zou krijgen, wilde hij zijn schulden betalen. Van alle zorgen bevrijd, kon het hem niets schelen of mevrouw Fechner met hem trou wen wilde of niet. Hij had alle reden te vreden en vergenoegd te zijn. De moorde naar was sluwer. Hij ontdeed zich van den afperser en tegelijkertijd maakte hij hem tot den schuldige. Twee vliegen in één klap. Be rijpt u?" Buschroitner knikte. „Dat kan kloppen," vond hij. „Als dat zoo ie, dan kreeg ook dat telegram, dat Duschinsky naar Pflüger wil de sturen maar niet gestuurd heeft, een waarschijnlijker verklaring." „Ziet u!" zei Vahoda verheugd. „Nu heb ben we het geval in principe opgelost." ..Schei xt man, zoo hard gaat dat niet! U vergeet dat alles in duigen valt, als uw eerste veronderstelling, namelijk dat Du schinsky vermoord is, onjuist is." „Maar dat verhaal!" »»Dat verhaal is maar een verhaal, en niets meer," verklaarde Buschroitner. „En zelfs als er wat van waar was, dan bleef nog uw oplossing, nu de laatste bladzijden weg zijn, een vermoeden, dat door niets bewezen is. Neep! Neen!" hij schudde het hoofd, „we mogen bij zoo'n onderzoek de werkelijkheid niet. uit het oog verliezen." Hij stond op en begon weer de kamer op en neer te loopen. „Weet u", ging hij voort tegen den bi bliotheekeigenaar, „uw theorie is heel knap, ja...*." hij zocht naar het juiste woord, geniaal, maar voor mijn verstand te onwerkelijk. Alles vloeit je tusschen de vin gers door, er is geen enkel aanknoopings- punt. Maar één gedaohte er in bevalt me, daar zit een kop en een staart aan: de gedachte, dat Duschinksy chantage ge pleegd heeft." „En wat wil u doen. commissaris?" „Doen? Goede hemel, we kunnen voorloo- pig niets doen, behalve probeeren de zaak weer op te nemen." „We moesten eigenlijk uitzoeken, hoe de novelle eindigt." stelde Vahoda voor en hij verzonk in nadenken. „Dat ook," zei Buschroitner. „Hoe zouden we dat kunnen doen?" Vahoda nam het blad op. „Het is in Wee- nen gedrukt. We moeten iemand naar den uitgever sturen om het slot na te zien." Hij keek Buschroitner vragend aan. Maar deze had weinig zin daar de Weensche politie mee lastig te vallen. Vahoda evénwel, die ongeduldig was om het spoor weer op te nemen, sprak verder. „Ik heb een zaken vriend in Weenen. Een zeer betrouwbaar man. Als ik hem telegrafeer, kan ik mor genochtend al antwoord hebben." „Goed," zei Buschroitner, „en ik zal zien of ik iets kanontdekken. Wie kan Du schinsky afgeperst hebben?" vroeg hij meer aan zichzelf dan aan Vahoda. „Ik zal meteen gaan telegrafeeren," zei Vahoda. „Goeden nacht, commissaris." „Goeden nacht, mijnheer Vahoda. Welte rusten". Hij schudde den kleinen man de hand, haalde zuchtend zijn tasch te voor schijn en nam de stukken er uit, die hij begon te bestudeeren. Commissaris Buschroitner en Vahoda za gen elkander pas weer bij het ontbijt. Va hoda, die zichzelf als een samenzweerder zag, wisselde nauwelijks een woord met hem. Pas toen zij de eetzaal verlieten vond hij gelegenheid te vragen, of Buschroitner iets gevonden had. Maar de commissaris schudde het hoofd. „Neen", zei hij, „ik heb wel geprobeerd te werken, maar ik "was te moe. Na tien minu ten vielen mijn oogen dicht en ik heb ge maakt dat ik in bed kwam. Ik ga nu naar mijn kamer werken. Komt u naar mij toe als u bericht uit Weenen heeft?" Vahoda beloofde dat te zullen doen. Toen ging hij in de hall zitten wachten. lederen keer dat de deur geopend werd dacht hij, dat hij aan de telefoon geroepen werd. Hij was ongeduldig en zenuwachtig. Zoo lang zaam als de tijd voortging! Half negen. Nu moest zijn vriend al in het bezit van zijn telegram en onderweg naar de uitgeverij zijn. Hij had de zaak als bijzonder dringend aangeduid. Hij kon in geen geval Vahoda's verzoek onbeantwoord laten. Maar mis schien was hij ziek, of met acantie. Het angstzweet stond Vahoda plotseling op het voorhoofd. Negen uur, nu moest hij toch weten hoe het verhaal verder liep. Misschien was hij al weer op weg naar huis om hem op te bellen. Hoe lang zou het duren, voor een gesprek uit Weenen doorkwam? Als hij het maar dringend aanvroeg. Had hij wel duidelijk genoeg getelegrafeerd? Hij haalde het concept uit zijn zak. Ja, daar stond het: telefoneer dringend. Half tien waar bleef het nu? Misschien begon het kantoor pas om negen uur. Dan werd alles een half uur later. Of, Vahoda werd bleek bij de gedach te, misschien bestond die uitgeverij niet meer! Als dat blad niet meer verscheen waar kon zijn vriend dan het ontbrekende stuk vinden? In de nationale bibliotheek, dacht Vahoda. Zou zijn vriend daar aan denken? Zou hij hem nog een dringend te legram zenden? Hij stond op. Op dat oogenblik kwam een bediende de hall binnen. „Telefoon voor u, mijnheer, dringend uit Weenen." Commissaris Buschroitner wilde juist het dossier met stukken uit Weenen onder han den nemen, toen de deur opengerukt werd en Vahoda met een van opwinding gloeiend gezicht binnen kwam rennen. „Ik weet het," riep hij en sloot de deur. „Het is „Halt!" riep Buschroitner. „Ik weet het ook. Niets zeggen! Schrijft u den naam op een stukje papier, dan doe ik dat ook. Ik zal u later zeggen waarom." Wat verwonderd voldeed Vahoda aan zijn verzoek. Toen ruilden zij de papiertjes. „Klopt!" zei Buschroitner, naar het Va- Jioda. scheen, wat verbaasd. „Precies", zei Vahoda. „Maar hoe is u daaraan gekomen?" „Zooals ik u gisteren al gezegd heb. was er in al wat u zei één ding. dat me heel juist leek." „U zult dadelijk zien, dat ik met het ver haal ook gelijk had," onderbrak Vahoda hem. „Prachtig. Ik had beter kunnen zeggen, dat ik den indruk had, dat er maar één juiste gedachte inzat, namelijk de veronder stelling, dat Duschinsky bezig was iemand af te persen. Daar ben ik van uitgegaan. Ik heb me afgevraagd, wien hij in den tijd tusschen zijn aankomst op het kasteel en den volgenden morgen afgeperst kon heb ben. Toen ik dat onderzocht, vond ik het al spoedig. Dat kon maar één persoon zijn." Vahoda keek hem verwonderd aan. „U meent, toen Duschinsky hem bij den moord betrapte?" vroeg hij. „Neen, heelemaal niet. Duschinsky heeft hem niet betrapt. Hij wist waarschijnlijk niet eens, wie de moordenaar was. Hij heeft- uit anderen hoofde chantage gepleegd." „Maar waarom dan?" „Dat weet ik nog niet, dat moet ik nog uitzoeken. Maar vertelt u me nu eens, hoe u er achter gekomen bent." „Door het slot van het verhaal. Let u eens op. De detective van Scotland Yard heeft ontdekt, dat de jonge compagnon van het warenhuis een verhouding met de actrice wilde aanknoopen. Maar zij had ge weigerd. En toen heeft hij den verkooper, van wien hij wist dat hij uit jaloezie een pistool bij zich droeg, op het oogenblik, dat aller opmerkzaamheid op het zelfmoord plegende meisje gericht was, het pistool uit den zak gerukt, hem tegen zijn slaap ge drukt en afgeschoten. De verkooper wilde hem het wapen natuurlijk ontrukken en heeft er evenéens naar gegrepen. Daardoor wekte het den schijn, alsof hij het zelf gedaan heeft. De moordenaar had geroe pen: „Om hepielswil, wat doet u!", heeft het pistool laten vallen en meteen weer opgeraapt, om een verklaring er voor te hebben, dat zijn vingerafdrukken er op stpndea." fWordt vervolgd).. TER GELEGENHEID VAN DEN VERJAARDAG OP 20 APRIL VAN DEN FÜHRER VAN HET GROOT- DUITSCHE RIJK, ADOLF HITLER, werd Zaterdag op het Binnenhof in Den Haag een appèl van het Haagsche garnizoen gehouden, waarbij de Weermachts bevelhebber voor het bezette Nederlandsche gebied de troepen toesprak. Op de foto: Generaal der Vliegers Fr. Christiansen inspecteert de-troepen; links generaal-Majoor Schwabedissen. (Polygoon) VAN HET FRONT IN GRIEKENLAND. Pioniers herstellen een stuk geschoten bergweg. Deze weg werd tijdens den harden strijd bijna volkomen verwoest. (Hotfmann)] DRAVERIJEN EN RENNEN OP DUINDIGT. DE DRAVERIJ OM DEN BARCAROLE-PRIJS. RECHTS DE WINNAAR BON ESPRIT MET DEN HEER C. F. OCKHORST, LINKS DOCTOR SCOTT MET DEN HEER J. M. VAN DEN BERG, STRIJDEND OM DE EERSTE PLAATS. (Schimmelpennïngh) 4 V-*- -*N N F .-'*K >V - - C.. VOOR HET DOEL VAN A.D.O. TIJDENS DEN BELANGRIJKEN WED STRIJD A.D.O.—D.H.C. OP HET SPARTA-TERREIN IN ROTTERDAM (1—1). (Stapf) VAN HET NOORDAFRIKAANSCHE FRONT. ENGELSCHE GEVANGENEN (AUSTRALIËRS, INDIËRS EN CANA- DEEZEN) WORDEN WEGGEVOERD. (Hofftnahn) HET ZONNIGE WEER HEEFT OOK DE EZELS DOEN BESLUITEN HUN POSTEN OP HET STRAND TE BETREKKEN. Liefhebbers voor een ritje waren er direct al te vinden. (Polygoon),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 5