Kam
tklossen - De intocht van de
Duitsche troepen in Saloniki -
Bijenmarkt
82Vfo teraf
LtlDSCH DAGBLAD
Tweede Bled
Moord op kasteel
Entzberg
FEUILLETON
IN HET DORPJE WIJDENES, gelegen tusschen Hoorn en Enkhuizen, wordt het
kantklossen nog druk beoefend. Aldaar is ook een school gevestigd, waar men onder
richt kan krijgen in deze kunstzinnige huisnijverheid. De leerlingen in origineele West-
Friesche costuums krijgen les in het kantklossen. (Polygoon)
IN EEN DER ZALEN van de T.M.S. Technicum aan de
Eendrachtstraat te Rotterdam wordt tot en met 20 April
een nationale luchtvaarttentoonstelling gehouden, georgani
seerd door leden van de Technische Luchtvaart Club, een
onderdeel van den T.M.S.-bond. Een hoekje van deze
interessante tentoonstelling. (Polygoon),
IN DEN HAAGSCHEN DIERENTUIN is men bezig met tal van
proeven betreffende planten- en fruitteelt. Een leerling-hortulanus
is bezig met het uitwerken van de gezaaide rijst, waar men
momenteel proeven mee neemt. Polygoon
DE INTOCHT VAN DUITSCHE TROEPEN IN SALONIKI.
(Holland)
RIDDERKRUIS-DRAGER OBERLEUTNANT SEMMER AAN HET
HOOFD VAN ZIJN BERGJAGERS-COMPAGNIE OP MARSCH
DOOR ZUID-BOELGARIJE. (Polygoon)
VAN DE GEVECHTEN IN ZUID-SLAVIË. Bij de grensgevechten op 6 April boden Zuid-
slavische Garnitschani (grensjagers) in een Zuidslavisch tolhuis verbitterden tegenstand.
Terwijl het tolhuis nog brandt, gaat. aan den Zuidslavischen vlaggenmast
de Duitsche vlag in de hoogte. (Polygoon)
TE TILBURG werd de bekende voorjaars-bijenmarkt
gehouden. Er was een flinke aanvoer van bijenvolken in
korven en kasten en bijenvolken op zes raampjes. Van
heinde en ver werden de bijenkorven en kasten per elk
mogelijk vervoermiddel aangevoerd. (Polygoon),
door
PETER PAUL BERTRAM.
(37
„Nu weet ik niet, hoe het verhaal af
loopt," zei Vahoda. „En dat hindert me. Ik
moet steeds aan dat verhaal denken. Kent
u dat verhaal misschien?" Hij haalde uit
zijn jaszak het tijdschrift en gaf het Angela
Deze nam het aan. „Neen, het spijt me,
maar ik kan me niet herinneren het ver
haal gelezen te hebben. Vraagt u het aan
mijn stiefmoeder. Er staat.,een portret van
haar in, misschien heeft zij het gelezen."
Vahoda bedankte, zeide dat hij het aan
de gravin zou vragen en ging heen.
Vahoda was zoo in de war van het ont
breken van het slot van zijn verhaal, dat
hij iedereen er naar vroeg, dien hij maar te
pakken kon krijgen. Maar hij had geen ge
luk. Hij vond niemand, die de vertelling ge
lezen had of toegaf, de bladzijden er uit
gescheurd te hebben. Men verbaasde zich
over zijn. kinderachtige hardnekkigheid,
maar de indruk van zijn prestatie was nog
zoo versch, dat niemand om hem durfde te
lachen. Men glimlachte om Vahoda, maar
behandelde hem met eerbied.
Toen de gong voor het avondeten riep,
kwam over allen een zekere spanning. En
al spoedig stond graaf Vestic-Falkenberg
op, tikte zacht tegen zijn glas en dankte
Vahoda voor den grooten dienst, dien hij
aan de zaak der gerechtigheid, maar aan
dit huis in het bijzonder bewezen had. Hij
verzocht allen aanwezigen het glas op te hef
fen en het te ledigen op de gezondheid van
den man, aan wien het te danken was, dat
niemand meer in den ander een moorde
naar behoefde te vermoeden.
Vahoda had deze toespraak met een men
geling van verlegenheid en ontroering aan
gehoord. Hij voelde een vreemde beklem
ming in zijn keel en achter zijn dikke bril-
leglazen staken hem tranen in de oogen.
Hij kon nauwelijks bedanken, toen graaf
Vestic-Falkenberg hem toedronk en alle
anderen langs hem defileerden om met hem
aan te stooten. En toen begonnen de vragen
op hem neer te hagelen, van alle kanten.
Deels verstandige vragen, deels dwaze en
oppervlakkige, vragen uit werkelijke be
langstelling en uit pure nieuwsgierigheid.
Vahoda had spoedig geen gelegenheid
meer cp alles te antwoorden. Telkens wend
de hij zich met een hulpzoekenden blik naar
den commissaris, die tegenover hem zat en
die er niets om scheen te geven, dat hij
niet het succes had gehad, dat den kleinen
boekh '.ndelaar beschoren was geweest. En
Buschroitnor was telkens bereid Vahoda te
hulp 'e komen. Hij was niet schuchter of
verlegen en gaf breedvoerig inlichtingen
over de details van het onderzoek.
Professor Pribram, die den commissaris
zijn terechtwijzing tijdens het verhoor nog
niet vergeven had, kon het niet nalaten een
welgerichte pijl op Buschroitner af te
schieten.
„Voor mij," zei hij een beetje zelfverge-
noegd, „is er van den aanvang af geen twij
fel aan geweest, dat slechts één persoon als
de dader in aanmerking kwam. Een feit,1
ging hij voort, toen hij verbaasde en spot
tende blikken op zich gevestigd had, „dat
de commissaris u kan bevestigen."
Buschroitner knikte.
„Maar de eerste die de verdenking uitge
sproken heeft, was mevrouw hier," zei
Maxwell en wees op zijn tafelbuurvrouw
Mathilde Fechner.
„Verdenken is gemakkelijk, maar het be
wijs leveren, dat is de kunst."
„Bestaan er ook foutieve bewijzen?" wilde
Melitta Grabner weten.
„Neen, juffrouw Grabner", antwoordde
professor Pribram. „Een foutief bewijs is
een tegenspraak op zichzelf. Want het
woord bewijs beteekent al, dat het gelukt
is de juistheid van een bewering, theorie,
waarneming of inzicht aan te toonen. Als
een bewijs fout is, is het geen bewijs meer.'
Buschroitner lachte. „Weet u, professor,'
zei hij, „een leermeester heeft mij eens iets
gezegd, dat ik mij mijn leven lang zal her
inneren. „Bewijs", zei hij, „is datgene, wat
een jury begrijpt." En ziet u, daarom ben
ik zoo blij dat mijnheer Vahoda de zaak
uitgeknobbeld heeft. Zijn ingrijpen heeft
niet alleen het geval opgehelderd, maar
ook geliquideerd. Ik heb het mijnheer Va
hoda al gezegd en de officier is het met
mij eens. Als Duschinsky niet, door een pa-
nischen schrik bevangen, het hoofd verloren
had, was hem waarschijnlijk niets gebeurd.
Hij had alleen maar hoeven te ontkennen."
Er klonken verbaasde stemmen.
„Neen, neen," ging Buschroitner voort,
„u moet niet denken, dat ik het succes van
mijnheer Vahoda kleineeren wil. Maar als
Duschinsky was blijven ontkennen, zou er
gen hem ingesteld zijn. En als het zoo ver
gekomen was, zou het een handigen advo
caat gemakkelijk gelukt zijn, hem vrij te
krijgen. Mijnheer Vahoda heeft over het
geval nagedacht en conclusies getrokken.
Zijn bewijs berust evenwel op louter hypo
thesen, die hij niet zou kunnen bewijzen!
Hij kan alleen maar bewijzen, dat de afvoer
in de donkere kamer geen lawaai maakte
en dat Duschinsky drie, in plaats van, zoo
als hij gezegd had, één film ontwikkeld
heeft."
„U vergeet de tijdaanduiding," zei pro
fessor Pribram.
„O, neen," zei Buschroitner. „Die vergeet
ik niet. Maar ook dat punt is geen absoluut
bewijs. Duschinsky zegt, dat hij om elf uur
uit de donkere kamer gekomen is. Mijnheer
Vahoda meent, dat het vijf minuten voor
twaalf was. Omdat in het donker, en mijn
heer Feldmann lag in het donker; de lich
tende cijfers en wijzers van zijn horloge
bijna niet te onderscheiden zijn. En een
suggestieve opmerking van Duschinsky zou
licht bij den heer Feldmann het geloof heb
ben kunnen wekken, dat hij werkelijk om
elf uur iemand door de gang heeft hooren
komen, terwijl het in werkelijkheid vijf
minuten voor twaalf was. Een knappe com
binatie en het zal wel zoo geweest zijn ook,
maar een bewijs is het niet. We weten nu
dat Duschinsky de moordenaar was, om
dat hij zich zelf gedood heeft, maar voor
een proces zou er niet voldoende bewijsma
teriaal geweest zijn. En dat dames en hee-
ren, moest ik u toch zeggen. Niet om mijn
schijnbare mislukking te bemantelen, maar
alleen om u aan te toonen, welke moeilijk
heden wij als autoriteiten te overwinnen
hebben. U moet niet gelooven, dat onze
waarschijnlijk niet eens een vervolging te- politie onbekwaam is." Buschroitner lachte
toen hem verzekerd werd, dat niemand zoo
Iets dacht. „Ik weet in ieder geval," zei hij
goedmoedig, „dat als mijnheer Vahoda niet
toevallig hier geweest was, we met een on
opgehelderde misdaad gezeten zouden heb
ben en dan zou de onbedrevenheid van de
politie weer eens een dankbaar onderwerp
van gesprek geweest zijn. Maar dank zij
mijnheer Vahoda zijn we er met een blauw
oog afgekomen. Proost, mijnheer Vahoda!"
Hij dronk den kleinen man toe.
Vahoda maakte een afwezigen indruk. Hij
hoorde nauwelijks toe, toen de anderen ver
der op bewijzen en indirecte bewijzen ingin
gen. Meeningen voor en tegen een jury
werden verdedigd, herinneringen aan be
roemde gevallen werden opgehaald en
Buschroitner vertelde van'mnderne, weten
schappelijke onderzoekingsmethoden en be
treurde het, dat die instrumenten zoo
schandelijk duur waren en door geleerden
bediend moesten worden. „Maar wat heb
ben we daaraan, als het steeds maar heet:
bezuinigen, bezuinigen. De heeren In Wee-
nen, die hebben het gemakkelijk. Maar wij
in de provincie krijgen de nieuwe spullen
altijd het laatst."
j,Ik vond hem griezelig, dien Duschinsky,"
zei Melitta Grabner en zij Huiverde by de
herinnering, dagenlang met een moorde
naar samen geweest te zijn.
„En hij was een slecht mensch", viel haar
zuster by. „Als ik er aan denk hoe verge
noegd en opgewekt hy 's morgens vroeg na
den moord v/as
„Hij was opgewekt?:' vroeg Vahoda en
knipperde opgewonden naar Daisy Grabner.
(Wordt vervolgd).