82ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad v. Mö'orcl op Kasteel Entzberg FEUILLETON - ':i". ,pjr GISTEREN HAD IN DE GROOTE KERK TE NAARDEN de uit voering plaats van-Bach's Matthaus-Passion, door de Nederlandsche Bachvereeniging, Overzicht tijdens de uitvoering. (Polygoon) VAN HET STRIJDTOONEEL IN HET ZUIDOOSTEN. Zoo zien de wegen er uit. (Holland) AAN HET GRIEKSCH—ALBANEESCHE FRONT. BIJ EEN HEFTIGE ACTIE WORDEN ZWARE STUKKEN GESCHUT AFGEVUURD. (Holland) DE TOMATEN STAAN IN DE WARENHUIZEN REEDS ZOO HOOG, DAT ZE OPGEBONDEN MOETEN WOR DEN. Tevens moeten deze planten van tijd tot tijd met een plumeau kunstmatig bestoven worden, daar er anders geen vruohtvorming ontstaat Eenige tuinders in de tropisch verhitte kassen- aan het werk. (Polygoon) -/ ggs -,»w HIER BEVONDEN ZICH EENS DE ROTSWONINGEN VAN HET GEULDAL. De overblijfselen van den vroegeren mergelwand met zijn oude rotswoningen in het Geuldal te Geulhem, een der mooiste plekjes van Zuid-Limburg. (Het Zuiden) HET TWEEDE GEMAAL voor de droogmaking van den Noord-Oost-polder nabij dè Voorst zal binnen korten tijd ook in werking worden gesteld Het" gemaal (links) en de schutsluis, gezien van de polderzijde af. Op den voorgrond de sluisput Polygoon door PETER PAUL BERTRAM. „Het was pikdonker in de kamer. Dat was de tweede leugen. De jalouzieën waren naar beneden. Niets kunt u gezien hebben. De moordenaar heeft een zaklantaarn gebruikt of licht gemaakt, anders kan hij mijnheer Von Ghetaldi niet gedood hebben." Angela zweeg. „Ik heb u maar laten praten," ging Buschroitner voort, „omdat ik dacht, dat u wel iets zou zeggen, waarvan ik wist dat het niet waar was. Gelijk heb ik gehad ook." Hij stond op en glimlachte. „In ieder geval heb ik iets geleerd: dat u het niet ge weest is." Angela wilde Iets antwoorden. Op dat oogenblik viel ergens in het kasteel een schot. En dadelijk daarop drongen op gewonden stemmen tot de kamer door. HOOFDSTUK X. „Commissaris, commissaris!" hoorde Buschroitner inspecteur Haberler roepen. Met een snelheid, die men niet verwach ten zou. van iemand van zijn postuur, was Buschroitne: de deur uit en de trap af. Daar kwamen de inspecteur en dr. Muir reeds op hem toe, de laatste met een revolver in zijn zakdoek. „Duschinsky heeft zich voor zijn hoofd eschoten, commissaris," riep Haberler. „Voor onze~oogen. Hij heeft Von Ghetaldi vermoord. Mijnheer Vahoda heeft het be wezen." „Zoo," zei Buschroitner. „Duschinsky. En mijnheer Vahoda heeft het bewezen!" Hij schudde het hoofd een beetje mismoedig. Toen dacht hij aan zijn plichten. „Waar ligt Duschinsky?" Haberler bracht den commissaris in de biljartzaal. De tafels waren opzij gezet en een aantal stoelen stond als bij een schouwburgopvoering in enkele rijen bij el kaar. Aan den muur Was een wit stuk pa pier geprikt, waarop onder elkaar de namen van alle bewoners, gasten en personeel van het kasteel geplaatst waren. Achter de na men was de ruimte verdeeld in perioden van ■vijf minuten ieder, tusschen tien en één uur. Op deze wonderlijke tabel waren met rood potlood teekens en woorden geplaatst. Ir. een hoek van de kamer lag het lijk van Duschinsky. Uit een zwarte wond aan den rechter slaap siepelde bloed. Ook op de rechterhand van den doode waren sporen van rook. Buschroitner onderzocht het lijk. Toen wendde hij zich tot de omstanders. „Wilt u zoo goed zijn hiernaast te wach ten. Ik zal u moeten verhooren. Dokter," zei hij tegen den Amerikaan, „was u er bij?" Dr. Muir knikte. „Ik heb hem onderzocht. Hij was onmiddellijk dood." Buschroitner knikte. „Gaat u naar boven en vertelt u het de freule. Er zal haar wel een steen van het hart vallen, want ze was bang dat de graaf de moordenaar was." Hij keek den jongen dokter na, toen deze de kamer verliet. „En vertel me nu wat er gebeurd is," zei hij tegen Haberler. „Ongeveer drie kwartier geleden kwam mijnheer Vahoda bij me, begon de inspec teur zijn verslag. „Hij zeide, dat hij u wilde spreken. Ik vertelde hem, dat u de freule verhoorde en niet gestoord kon worden. En toen heb ik hem gevraagd, wat hij van u wilde en toen zei hij, dat hij wist wie de moordenaar was en dat hij daarover een voordracht wilde houden. Hoe lang u weg zou blijven wist ik niet. Toen zei hij, dat hij de voordracht zonder u zou houden. En hij ging weg. Toen dacht ik, ik ga mee. Ik heb toch niets te doen en dan is er tenminste iemand van de autoriteiten bij. Wie weet wat hij werkelijk gevonden heeft. Toen ik in de biljartzaal kwam, begon mijnheer Va hoda juist." „Wie waren daar binnen?" onderbrak Buschroitner hem. „Nou, natuurlijk Vahoda," begon de in specteur'op te tellen, „dr. Muir, de graaf en de gravin, de zusters Grabner, mevrouw Fechner, Feldmann, de Hollanders, alle zés, mijnheer Maxwell, het echtpaar Pribram, de chauffeur Wieninger en Kriegler. En na tuurlijk Duschinsky." „Dat zijn een en twintig personen. Waren de Chineesche heeren er niet bij?" „Neen, die zijn na tafel met een wagen van den graaf naar den Alpcnncg gereden om de lawine en de opruimingswerkzaam heden te bekijken." „Mooi. En toen?"' „Die Vahoda zei, dat het een eigenaar digheid van deze misdaad was, dat bijna niemar.d een alibi had. Daarop had hij op de tabel diegenen doorgehaald, die wel een alibi hadden. Toen zei hij, dat men naar het motief moest zoeken. En toen heeft hij allen 'oorgehaald, die geen motief hadden. Toen waren er nog maar vier, namelijk Wieninger, de graaf, de freule en Duschins ky. Vervolgens beweerde hij, dat in zoo'n geval Je gewone wijze van onderzoek niet voldeed en dat men de zaak psychologisch bekijken moest. De dader kon alleen ont dekt worden, als „Zijn theorie zal Vahoda me zelf wel ver klaren,", onderbrak Buschroitner hem. „Wien heeft hij als dader aangewezen?" „Eerst heeft hij geen naam genoemd, slechts, "an den dader gesproken, maar iedereen wist al gauw, wien hij bedoelde. Te gen het einde zei hij: „En nu zal ik den naam van den moordenaar noemen. Het isToen schreeuwde mijnheer Maxwell plotseling: „Om hemèlswil, wat doet u!" en toen. klonk al een schot en Duschinsky had zich van kant gemaakt. Maxwell wilde hem nog de revolver afnemen, maar het ging te vlug. En toen zei Vahoda: „Nog voor ik zijn naam genoemd heb, heeft hij zichzelf te rechtgesteld. Dr. Muir heeft hem direct mderzocht, maar hij was al dood. Maxwell nam de revolver op en gaf haar den Ame rikaan, maar deze zei, dat niemand haar mocht aanraken en heeft haar in zijn-zak doek aangepakt." „Je hebt een groote dwaasheid begaan, Haberler," zei Buschroitner, „Zonder mijn toestemming had Vahoda ooit zijn voor dracht mogen houden. Je had me direct moeten waarschuwen. Dat kan ons de groot ste onaangenaamheden bezorgen. Waar heb je je verstand gehad?" Inspecteur Haberler stond /erlegen voor zijn meerdere. „Het is zoo, commissaris. Maa; ik dacht, dat die Vahoda toch maar onzin uit zou kramen. Omdat hij toch maar detective-boekjes leest." „Je moet niet denken, maar je. aan de voorschriften houden. Om te denken ben ik hier." Toen voegde hij er hoofdschud dend wat milder aan toe: „Nou heeft die Vahoda toch'nog -wat uit zijn romannetjes geleerd. Dat had ik nooit gedroomd, dat die het geval nog eens zou oplossen. Roep hem eens hier, Haberler." D" kleine bibliotheekbezitter uit Teplitz- Schönau betrad enkele oogenblikken later het tooneel van de tweede tragedie op kas teel Entzberg. Hij keek wat angstig naar het lijk van Duschinsky en knipperde toen verlegen naar Buschroitner. „Nou, mijnheer Vahoda," zei de commis saris, „daar heeft u wat moois aangericht met uw detective-spelen. Nou heeft Du schinsky zich voor zijn kop geschoten in plaats van terecht te staan. Daarbij is het kasteel vol agenten. Dat had niet mogen gebeuren." Vahoda knikte bedrukt. „Dat heb ik niet gewild. Ik wilde alleen maar „Ik weet het," zei Buschroitner. „De schuld ligt bij inspecteur Haberler en bij mij. Haberler had verstandiger moeten zijn in ik had me van den aanvang af meer om u moeten bekommeren. Hoe is u er achter gekomen, dat het Duschinsky toch was?" Vahoda knipperde opgewonden. „Ik heb nagedacht en gecombineerd, commissaris. En toen ik een theorie had die juist bleek te zijn, heb ik getracht bewijzen te vinden. Je moet eerst een theorie zoeken en die dan bewijzen." Er. h'j begon den opmerkzaam luisterenden commissaris zijn gedachten- gang en speculaties uiteen te zetten. Eerst aarzelend en wat bedeesd, kwam de kleine man evenwel langzamerhand op gang en hij vertelde overtuigend. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 5