82sfe Jasiwg LEioscH nsmrn Tweede Blad Moord op kasteel Entzberg FEUILLETON door PETER PAUL BERTRAM. (18 „En mijnheer Maxwell, kunt u mij mis schien zeggen wat mijnheer Duschinsky toen gedaan heeft?" „Hij verontschuldigde zich dat hij zoo slecht gespeeld had en is toen naar boven gegaan, naar de eerste verdieping." „En u?" „Ik heb gekeken, of er nog iemand van mijn vrienden pp was. Toen ik zag, dat iedereen weg was, ben ik ook naar mijn kamer gegaan." „Hebt u wellicht iets gezien, dat met het geval in verband zou kunnen staan?" „Wel, dat kunt u beter beoordeelen dan ik, maar ik geloof het niet. Maar ik zal het u toch vertellen. Die mijnheer Duschinsky is de kamer van mijnheer Von Gethaldi binnengegaan." „Oho! Dat is interessant. Wanneer was dat?" „Dat zal om ongeveer tien uur tien of vijftien geweest zijn". „Heeft hij u daarbij gezien?" Maxwell haalde de schouders op. „Ik ge loof het niet. Hij stond met den rug naar me toe." „Het kan niet iets later geweest zijn? Bij voorbeeld kwart voor elf?" „Kwart voor elf? Neen, beslist niet." „Haberler," wendde Buschroitner zich tot den griffier, „heb je het verhoor van Du schinsky al uitgewerkt?" „Jawel, commissaris." Hij reikte Busch roitner een betikt vel papier toe. De com missaris las het door en schudde ontevreden het hoofd. Maxwell schraapte zijn keel. „Mag ik iets zeggen, commissaris?" „Maar natuurlijk." „Ik geloof vast dat Duschinsky den moord niet begaan heeft." „En waarom gelooft u dat?" „Om een zeer belangrijke reden," glim lachte Maxwell. „Ondat die mijnheer toen dat weet ik zeker geen wapen, geen kris dus, bij zich had." „Misschien had hij die ergens verborgen". Maxwell schudde het hoofd. „Neen, dat kan niet. Graaf Vestic-Falkenberg heeft me vandaag verteld, welk wapen het was. Een bolo uit Mindanao, Philippijnen. Ik ken die dingen, ik ben er zelf geweest. Die kun je niet verstoppen. Te groot, ik zou het abso luut gezien hebben." „Dat kan zijn", dacht Buschroitner. „Het is in ieder geval aardig van u, dat u pro beert den heer Duschinsky te ontlasten." „Och, ik heb er geen belang bij. Ik wil alleen niet, dat hij op grond van mijn ont dekking in een valsch daglicht komt te staan. Als u mocht ontdekken dat hij mijn heer Von Ghetaldi toch gedood heeft, dan zult u waarschijnlijk zien, dat hij nog eens teruggekomen is en toen de bolo gehaald heeft." „We zullen zien. En nu, mijnheer Maxwell, nog een vraag: heeft u gedurende den nacht iets gehoord? U en mijnheer Von Ghetaldi waren immers buren." Maxv/ell schudde het hoofd. „Neen, com missaris, ik ben vlug in slaap gevallen. Het klimaat hier maakt me spoedig moe." „Ik dank u, mijnheer Maxwell. Uw ver klaring heeft me een stukje verder ge bracht. Ik wilde u alleen vragen, voorloo- pig het striktste stilzwijgen over dit verhoor in acht te nemen." „Vanzelfsprekend, commissaris." Buschroitner begeleidde Mazwell naar de deur. Naast Zeilmoser stond een bediende te wachten. „Is u Sebastian Kriegler?" „Ja, commissaris." „Kom dan maar eens hier." De bediende volgde Buschroitner in de bibliotheek. „Kriegler, vertel me eens hoe dat was met die kruik voor mijnheer. Feldmann. Hoe laat was dat?" „De eerste maal om half elf, misschien een paar minuten eerder." „Nou, en hoe ging dat?" ,>Hoe dat ging? Vrouw Fini had de kruik met heet water gevuld, Kriegler had er een handdoek omheen gewikkeld, omdat zij te heet was en hem toen naar boven ge bracht naar mijnheer Feldmann." „En toen?" Toen was hij weer terug gegaan naar het bedienden vertrek. „Ja, Kriegler, maar heb je onderweg nie mand ontmoet? Je moet nauwkeuriger ver tellen1." Ja, nu viel hem in dat hij iemand van het reisgezelschap ontmoet had. „Verder! Laat me toch niet ieder woord uit je mond trekken." De mijnheer had naar de donkere kamer gevraagd. Hij had eerst de kruik afgeleverd In dien tijd had die mijnheer gewacht. Toen had hij hem naar de donkere kamer ge bracht en een schilling gekregen. Buschroitner stond op en liep heen en weer. „Zeg eens. Kriegler, ben je nog eens bij mijnheer Feldmann geweest?" De bediende trok een lang gezicht. „Ja, ik heb vannacht twee keer moeten opstaan er voor. Ik moest warm water ma ken enj hem een kruik brengen. De tweede maal om,half een, de derde maal om vier uur." „En heh, je daarbij iets gemerkt?" „Ja, connpissaris. Die chauffeur uit Wee- nen, die eerst den heelen avond met onze Emerenia ge?eten heeft, kwam de tweede maal dat ik pp de tweede verdieping kwam uit de gang van de eerste en ging de trap af naar de hah, Hij zag er hevig ontsteld uit en hij liep, alsof de duivel hem op zijn hielen zat." ~-L Sebastian Kriegler keek den commissaris vol verwachting aan. Maar Buschroitners gezicht verried niets. En toen hij van den moord gehoord had toen hij terug kwam, ging de bediende voort, had hij er het zijne van gedacht. Hij wilde natuurlijk niets kwaads van den chauffeur zeggen, o neen, maar het zou hem niets verwonderen, als bleek, dat de moordenaar deze chauffeur uit Weenen was. „Heb je er al met iemand over gesproken, Kriegler?" wilde Buschroitner weten. De bediende trok een sluw gezicht. Neen, dat hij niet gedaan, maar hij had wel Eme- renzia een wenk gegeven, dat ze nog won deren zou beleven met dien chauffeur uit Weenen en dat ze er nog spijt van zou heb ben, dat ze hem als oud vuil behandelde. „Ik zal je wat zeggen Kriegler. Misschien is wat je me verteld hebt belangrijk, mis schien ook niet. Maar als je er tegen een sterveling ook maar over kikt, dan zul jij eens wat beleven." Kriegler beloofde zijn mond te zullen hou den. De telefoon rinkelde. Buschroitner nam de hoorn op. „Ja juffrouw, verbindt u maar." En tot Kriegler: „Je kimt gaan. Maar denk er om: mond houden!" Kriegler ging. Buschroitner wachtte. Na een poosje hoorde hij „hoofdcommissariaat". „Hier commissaris Buschroitner uitLienz. Mag ik den dienstdoenden commissaris van de afdeeling moordzaken.Ja, ik wacht Hallo, ja, hier commissaris Engelbert Buschroitner, Lienz. Neen, neen, niet Linz aan de Donau, L-i-e-n-z in Oost-Tyrol ja. Ik heb hier een geval van moord te onderzoeken. Op kasteel EntzbergEn Buschroitner verhaalde in kort bestek de feiten. „Nu wilde ik om het volgende ver zoeken. Wilt u eens laten nazien of er over de menschen die ik u zal opgeven bij de politie iets bekend is? Als dat zoo is, dan graag bericht per telefoon.Ja, uitste kend. maar graag vlug. Hier zijn de namen en adressen." Buschroitner begon op te le zen. „Ja, nog iets, collega. Informeert u over Duschinsky ook eens bij de economi sche politie en stuurt u iemand naar het reisbureau Ueberland en naar de woning van den vermoorde.Ja, dat is voor het oogenblik alles. Dank u." .(Wordt vervolgd), j DR. TH. GOEDEWAAGEN, de secretaris-generaal van het de partement van Volksvoorlichting en Kunsten, bracht een bezoek aan de tentoonstelling van den Hollandschen Kunstenaarskring in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Na de bezichtiging hield dr. Goedewaagen een rede. (Polygoon) HET NIEUWE RAADHUIS VAN HEESCH (N.Br.) IN GEBRUIK GE- NOMEN. Het fraaie dorpsraad- huis, dat onder architectuur van der bekenden bouwmeester Kropholler is verrezen. (Het Zuiden in een leger-kleedingmagazijn. bij hef vervaardigen der kleedingstukken moet met iedere maat rekening worden gehouden. (Polygoon) de hongaarsche minister van buitenlandsche zaken bardossy bij rijkskanselier adolf hitler. (Telegrafisch overgebrachte foto.) (Hoffmann) ZATERDAG IS DE 30.000STE INWONER VAN VOORBURG GE- BOREN. De gelukkige ouders, de heer en mevrouw van de Greft, met de kleine Emmy. (Polygoon), D.F.C. SLAAGDE ERIN A.D.O. EEN PUNTJE AFHANDIG TE MAKEN, door een 22 gelijkspel te bevechten. Een gevaarlijk oogenblik voor het D.F.c.-doel. (Polygoon)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 5