Gymnastiek in de zon - Rupsenüerdelging - Dr. Goedewaagen te Utrecht
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
Moord op kasteel
Entzberg
82sfe
FEUILLETON
MIDDEN IN DE VERKEERSDRUKTE op den Dam te Amsterdam
gingen plotseling de doozen, welke op een handkar geladen waren, open.
De inhoud, zijnde blikjes van het een of ander, rolden over de straat.
De verkeersagent begreep de moeilijkheden, zette zijn bordje op „neu
traal" en zette zich achter de handkar, waarmede de eerste moeilijk
heden „uit den weg" waren geruimd. (Polygoon)
VERDELG DE RUPSEN. In de maand Maart is het zaak de rupsennesten
van den bastaardsatijnvlinder te vernietigen; dit jaar zijn de nesten-talrijker
dan in vorige jaren. -Een klas schoolkinderen krijgt van den onderwijzer
instructies hoe de nesten moeten worden uitgeroeid. (Polygoon)
MET DE LENTEZON verschijnt ook de poppenkast weer op
den Dam te Amsterdam. Zij was met nieuwe „décors" versierd.
Dat de poppenkast niets aan aantrekkelijkheid heeft verloren,
bewijzen de kindergezichtjes wel. (Polygoon)
EEN GROOT^AANDEEL in de verdediging van de langgerekte Italiaan-
sche kusten hebben de kleine snelle motorbooten. Zij voeren op het
achterdek afweergeschut en zijn meestal voorzien van
torpédo-lanceerbuizen. (Holland)
IN HET GELID als Pruisische Grenadiers staan hier de rompen van de
nieuwe Junckers Ju 88-bommenwerpers in rij en gelid
in de groote serie-fabricatie. (Hoffmann)
door
PETER PAUL BERTRAM.
(14
Duschinsky aarzelde voor hij verder ging.
„Helaas heb ik mij vergist. Want mijnheer
Von Ghetaldi begon mevrouw Fechner op
onbeschaamde wijze het hof te maken en
mevrouw Fechnerscheen hem daarin aan
te moedigen. U kunt zich voorstellen dat
mij dat geërgerd heeft. Ik ben een ernstig
zakenman en heb de dame met eerbare
bedoelingen genaderd. Ik heb mevrouw
Fechner er voor gewaarschuwd, dat zij zich
met dingen inliet, die haar later zouden
berouwen. En dat heb ik niet uit egoïsti
sche beweegredenen gedaan. Want wat
kon Von Ghetaldi haar aanbieden? Hij was
slechts een employé van een reisbureau,
een gewezen officier weliswaar, maar hij
had toch geen positie om mevrouw Fech
ner te onderhouden."
„Hm. Maar mevrouw Fechner wilde niet
luisteren."
„Het is me in ieder geval gelukt den
omgang tusschen hen beiden te beperken."
„En heeft de dood van mijnheer Von
Ghetaldi iets aan uw betrekkingen tot de
dame veranderd?"
„In zeker opzicht wel. U zult begrijpen
dat de volkomen uit de lucht gegrepen be
schuldiging van mevrouw Fechner mij niet
alleen beleedigd, doch ook ontnuchterd
heeft."
„Dat is alles voor het moment, mijnheer
Duschinsky. Misschien zal ik u later nog
eenige vragen moeten stellen."
„Uitstekend. Ik sta natuurlijk te allen
tijde tot uw beschikking."
Duschinsky stond op eii verliet de biblio
theek. Enkele oogenblikken later verscheen
Untermoser.
„Wat gevonden?" verscheen Buschroit-
ner.
De beambte overhandigde hem een vloei-
blad. „Hij heeft iets geschreven, maar ik
kan het niet lezen."
Buschroitner bekeek het vloeiblad, dat
blijkbaar uit een schrijfmap kwam. Hij zag
onduidelijke inktsporen en verder fijne,
nauwelijks waarneembare groeven, zooals
iemand die maakt met een pen op iets
zachts, dat onder zijn papier ligt.
„Zou een telegram kunnen zijn," dacht
hij hardop. „Bewaar het goed en vraag den
graaf bij me te komen."
„Wel, commissaris," informeerde graaf
Vestic-Falkenberg. „Is u al iets te weten ge
komen?"
Buschroitner schudde het hoofd.
„Het is een ingewikkeld geval. Maar mis
schien kunt u ons helpen. Heeft mijnheer
Von Ghetaldi gisteren gevraagd of mijn
heer Duschinsky uw donkere kamer mocht
gebruiken?"
„Ja. Ik heb mijnheer Duschinsky alleen
laten zeggen, dat ik de kamer al jaren, niet
meer gebruikte en geen chemicaliën meer
had."
„Lat schijnt dus te kloppen", merkte
Buschroitner op. „U kende mijnheer Von
Ghetaldi nog van vroeger, niet waar? Wat
was hij voor iemand?"
„Tja", zei graaf Vestic-Falkenberg pein
zend, „ik heb hem wel gekend, maar opper
vlakkig. Hij was een jeugdvriend van mijn
vrouw. Zijn vader was een hooge marine
officier, goede familie, militaire adel. Woon
den in Pola. Mijn'vrouw is daar ook opge
groeid. Die zou u meer inlichtingen kunnen
geven. Ook mijn dochter, die gedurende
mijn diensttijd in China veel met de familie
van mijn vrouw heeft omgegaan. Zij waren
schoolvriendinnen, die op dezelfde kost
school zijn geweest. Ik zelf heb hem slechts
een paar maal gesproken. Hij was bij mijn
huwelijk, mijn tweede natuurlijk. Sedert
dien heb ik hem nooit weer gezien."
„Tja", meende Buschroitner, „dan zal ik
me tot uw vrouw en uw dochter moeten
wenden." Hij zweeg een oogenblik en dacht
na.
„Ik zal ze even voor u halen", zei graaf
Vestic-Falkenberg en stond op.
„Dat kan nog wel even wachten", weerde
de commissaris af. „Ik zou u graag eerst
nog een paar vragen stellen. Weet u, het is
zoo moeilijk om vast te stellen, waar de
menschen geweest zijn. Daar kunt u mij
bij helpen."
„Natuurlijk, graag commissaris. Vraagt
u maar."
„In de eerste plaats dan, wat u na het
eten gedaan heeft."
Graaf Vestic-Falkenberg keek den com
missaris glimlachend aan. „Eerst zijn we in
de hal. gaan koffie drinken. En toen heb
ik mijn gasten mijn verzameling laten zien"
Buschroitnei nikte ..Ziet u, daar hebben
wij een belangrijk punt. Wie. waren daarbij,
toen u uw verzameling liet zien?"
„Het is misschien gemakkelijker te zeg
gen, wie er niet bij waren. Mijn vrouw en
dochter niet, want die kennen alles al. En
de Amerikaansche dokter kwam pas tegen
het einde. Die had den heer Feldmann ge
holpen. Weet u, commissaris, bij zoo veel
menschen'is het moeilijk vast te stellen
wie er was en wie niet. Ja, mijnheer Max
well .is ook niet meegegaan, die heeft met
iemand biljart gespeeld."
„Weet u met wien?"
„Neen. De deur was half open, ik heb hem
niet gezien".
Buschroitner keek op zijn lijst. „Dus alle
andere gasten waren er wel. De zes Hollan
ders?"
„Ja, de familie De Jongh was er, dat her
inner ik me."
„Mevrouw Fechner, het echtpaar Pribram
mijnheer Vahoda?"
Graaf Vestic-Falkenberg knikte. „Die wa
ren er ook bij."
„Én hoe stond het met de Chineesche
heeren?"
„Ook die waren er".
„Prachtig. En mijnheer Von Ghetaldi?"
„Von Ghetaldi," herhaalde de graaf, „Von
Ghetaldi? Merkwaardig! Nu weet ik toch
absoluut niet of hij er bij was!"
Buschroitner scheen dat heel belangrijk
te vinden. „Hebt u hem misschien later nog
gezien?"
„Neen Mijn gasten namen afscheid van
me en gingen naar hun kamers. Ook ik heb
me teruggetrokken."
„Enfin, ik ontdek nog wel waar mijnheer
''on Ghetaldi gisteravond geweest is."
Een oogenblik heerschte er stilzwijgen.
„Ik zou toch nog graag iets weten, alleen
voor den vorm," zei Buschroitner ten slotte
„Is u iets bekend, dat iicht zou kunnen
werpen op dezen moord?"
„U begrijpt, dat ik mij na de treurige ge
beurtenis deze vraag reeds zelf voorgelegd
heb," antwoordde de graaf. „Maar ik weet
niets, dat met den moord in verband zou
kunnen staan."
Buschroitner knikte. „Het is een moeilijk
geval." De graaf stond op.
„Wie is chef over uw personeel?" vroeg
Buschroitner nog.
„Jean, mijn bediende. Hij is zoo'n soort
major domus."
„Wilt u hem mij even sturen?" verzocht
de commissaris.
Graaf Vestic-Falkenberg knikte en ging
heen.
De telefoon naast Buschroitner rinkelde.
Hij luisterde.
„Ja, hier commissaris Buschroitner.
Goeden middag, mijnheer. Hoe zegt u?
Neen mijnheer, ik weet nog niets. Een net
met de verhooren begonnen. Het lijkt me
een ingewikkeld geval. Dokter Geier
denkt tegen middernacht, ja. Ik wacht
zelf nog op zijn rapport. Neen mijnheer,
er is nog niets van te zeggen. Ja, sporen
heb ik wel, maar ik heb nog geen idee waar
heen ze leiden. Ik ben nog niet eens klaar
met het eerste verhoor. Waarom ik zoo
laat was? Maar mijnheer de officier! De
brug is toch weg! We hebben uren moeten
omrijden! We waren hier pas tegen vier
uur. En dan het verhoor. Stelt u zich eens
voor mijnheerdrie Chineezen, een En-
gelschman. een Amerikaan, zes Nederlan
ders, een Tsjech, dan zeven andere reizi
gers, de grafelijke Tamilie en het heele per
soneel Ik zal blij zijn als ik vandaag met
het verhoor klaar kom. Natuunijk mijn
heer, met alle genoegen. Op uw eigen num
mer Zeker, ik zal u opbellen. Ja. ook als
het iaat wordt. Ja, we blijven hier. de
graaf heeft ons onderdak aangeboden. —Ja
mijnheer ik zal het hem overbrengen* Mijn
heer de officier.Hij belde af.
(Wordt vervolgd).
DINSDAG HEEFT DE SECRETARIS-GENERAAL van het
departement van Volksvoorlichting en Kunsten, Dr. T. Goede
waagen, een bezoek aan de Jaarbeurs te Utrecht gebracht. Dr. T.
Goedewaagen bewondert een der fraaie vazen van het zoo bekende
Leerdam-product Van rechts naar links baron C. R. F. Krayen-
hóf, Dr. T. Goedewaagen en Ir. W. L. Z. v; d. Vegte. (Polygoon)
ALS HET VOORJAARSZONNETJE SCHIJNT, kan de gymnastiekles beter
in de open lucht gegeven worden. De'leerlingen doeii een flinke
dosis gezondheid op.. (Polygoon)