Van bol tot koffiesurrogaat - De hoepelmakerij nog steeds handwerk 82sfe Jaargang Moord op kasteel Entzberg FEUILLETON door PETER PAUL BERTRAM. (10 De dokter keerde zich om. Achter hem stond de kleine, zandkleurige Vahoda. „Er mag niets aangeraakt en geen sporen uit- gewischt worden," zei hij tegen dr. Muir. „Een moord is een ernstige zaak." Hij ging voorzichtig op zijn teenen den sa lon binnen. Dr. Muir was zonder aarzelen de slaapkamer binnengerend .Daar heersch- te door de neergelaten jalouzieën een sche merig halfduister. Dr. Muir zocht naar den schakelaar „Hier," zei Vahoda en gaf hem een zak doek. De dokter draalde het licht aan. In het bed lag Felix von Ghetaldi, bijna op zijn buik, het gezicht naar den muur gekeerd. Zijn gezicht stond vredig, alsof hij sliep. Tusschen zijn schouderbladen stak het handvat van een dolk, blijkbaar van exotische herkomst. De kling was diep in het lichaam gedrongen. De rug van de pyjama en het bed waren met een donker bruine massa bedekt. Dr. Muir hoefde Von Ghetaldi's lichaam maar zacht aan te raken om te weten, dat de reisleider vele uren dood was. Hier kwam geneeskundige hulp te laat. Zonder iets aan te raken, ging hij met Vahoda de kamer uit. Op de gang stonden de leden van het reisgezelschap en eenige bedienden. Vahoda sloot de deur, draalde den sleutel om en nam dezen er uit. „Dood. Vermoord," zei dr. Muira Graaf Vestic—Falkenberg kwam de trap op gesneld. „Wat ls er gebeurd?" vroeg hij opgewonden. „Von Ghetaldi?" riep hij ver baasd. „Maar om 'shemelswil! Hoe is dat mogelijk? Wie kan dat gedaan hebben?" Hij ging op de deur toe en wilde binnen gaan. „Ik heb de deur gesloten," zei Vahoda. „Het is misschien beter, wanneer u den sleutel in bewaring neemt en er voor zorgt, dat niemand de kamer betreedt, vóór de politie komt." Hij reikte den graaf den sleutel. Het was duidelijk te zien dat hij al zijn moed verzamelde toen hij zacht zei: „Niemand, ook u niet!" Graaf Vestlc-Falkenberg keek den kleinen bibliotheekeigenaar een oogenblik verrast aan. Toen knikte hij. „U hebt gelijk mijn waarde." Hij schudde het hoofd, alsof hij het nog steeds niet kon gelooven, dat er op zijn kasteel een moord gepleegd was. Van de trap kwamen haastige voetstap pen naar beneden. Mathilde Fechner zag, op weg naar de eetkamer, de gasten met ontstelde gezichten bij elkaar staan. „Moord?!" riep ze ontzet. „Maar wie is er danZe werd doodsbleek, toen men haar den naam noemde. „Von Ghetaldi..." zei ze toonloos. ..Neen," schreeuwde ze toen. „Dat kan niet "Ze brak in tranen uit en zonk jammerend op een stoel neer. Duschinsky naderde haar om haar te troosten. „Het is verschrikkelijkbegon hij. Mevrouw Fechner keek op. Ze schrok voor den fabrikant terug. „Jij!" riep ze en op haar gezicht waren angst en afgrijzen te lezen. „Jij! Jij hebt hem gedood!" Duschinsky bleef als verstijfd staan. Een oogenblik heerschte er een ijzig zwijgen. Duschinsky keek hulpeloos om zich heen, niet in staat om te spreken. Hij zag Vahoda, die hem door zijn brilleglazen als met doode visschenoogen aankeek, de zus ters Grabner, die daar met open monden stonden en beschuldigend op hem wezen, het echtpaar Pribram, dat verlegen op zij keek, de familie De Jongh die hem even min durfde aankijken. Toen drongen flarden van zinnen tot hem door. „Herinner je je nog, wat hij gisteren in Lienz gezegd heeftHij was jaloerschop hemeen moordenaar.... Hij ontkent het niet eens „Neen!" schreeuwde Duschinsky. „Neen! Ik heb hem niet gedood. Geloof me toch!" smeekte hij. „Ik geef toe dat ik Von Ghe taldi niet mooht. Maar daarom hoef lk hem toch nog niet vermoord te hebben!" Maxwell trad op hem toe. „Windt u zich niet op, mijnheer Duschinsky", zei hij. „Wanneer u onschuldig is zal dat stellig blijken". „Ik ben onschuldig," herhaalde Duschins ky toonloos. „Dames en heeren," zei graaf Vestic- Fal kenberg met stemverheffing, „ik zal onmid dellijk de autoriteiten van de tragische ge beurtenis op de hoogte stellen. De politie zal den schuldige vinden. Intusschen is u allen mijn gasten en daarom moet lk u verzoeken af te zien van beschuldigingen en verdenkingen, die u onmogelijk kunt be wijzen. De heer Duschinsky zal uw uitla tingen als gedaan in een moment van op winding beschouwen en gaarne uw veront schuldigingen aanvaarden." Hij ging naast Duschinsky staan en keek onderzoekend om zich heen. Na een korte aarzeling mompelden de aanwezigen Iets dat op een verontschuldi ging kon lijken en begaven zich naar de eetzaal. Slechts graaf Vestlc-Falkenberg, Maxwell en Duschinsky bleven achter. „Ik dank u," zei Duschinsky tegen den graaf. „U hebt. „U is mijn gast. mijnheer Duschinsky," zei graaf Vestic-Falkenberg, „en zoo lang niet bewezen is, dat u werkelijk de ehschuldige bent, is het mijn plicht te zorgen, dat u van dergelijke beschuldigin gen verschoond blijft. En nu verzoek ik u beiden mij te verontschuldigen." Hij keerde zich om en snelde de trap af. In de eetzaal werd de moord druk be sproken. Vahoda had een notitieboekje te voorschijn gehaald en maakte haastig aan- teekeningen. Daisy Grabner vertelde hem uitvoerig, wat ze daags tevoren in Lienz opgemerkt had. „Gelooft u, dat hij hem gedood heeft?" vroeg ze sensatiebelust. „Een onderzoek naar een misdaad," zei Vahoda gewichtig, „is een moeilijke taak. Daar zijn omvangrijke navorschingen voor noodig. Ofschoon ik mij vlei van zulke din gen meer te weten dan anderen, wil ik mij toch niet tot een voorbarige conclusie laten verleiden." Hij had zijn schuchterheid ver loren en sprak luid en zelfbewust. „De heer Duschinsky is in zooverre ver dacht, dat er voor zijn daad een grondig motief schijnt te zijn. Er moet eerst onder zocht worden, of hij voor het tijdstip een alibi heeft. Overigens, wanneer ls de moord gepleegd? Misschien kan de dokter ons daar over inlichten." Hij wendde zich tot den Amerikaan. „Dat kan ik helaas niet zeggen. De heer Von Ghetaldi was, toen ik hem zag, stellig reeds uren dood, want de verstijving v/as reeds eenigen tijd ingetreden. De daad moet derhalve beslist gedurende den nacht gepleegd zijn. Om het tijdstip precies vast te stellen zou een nauwkeurig onderzoek noodig zijn." Mevrouw Fechner, die inmiddels wat tot kalmte gekomen was en zat te ontbijten zei met treurige stem, dat het een walgelijk misdrijf was. „Het ls afschuwelijk in zoo iets gemengd te worden," meende ze. „Alles zal in de kranten komen. Ik hoop dat het de politie zal lukken den moordenaar spoe dig te ontmaskeren." Vahoda keek op van zijn aanteekenlngen. „De politie hoeft slechts hier in het kas teel te zoeken. Een vlucht zou den dader sle-'rts belasten. Neen, als de moordenaar niet bekent, of als er geen getuige gevonden wordt, zal het een tijd duren voor hij ge vonden wordt, als hij gevonden wordt." De vertegenwoordigers van de autoritei ten kwamen pas tegen vier uur. Een agent in uniform en eenige heeren ln burger Zonder zich voorloopig om de gasten te be kommeren, begaven zij zich naar de eerste verdieping, waar zij geruimen tijd in de kamer waar de moord gepleegd was door brachten. Tenslotte kwam graaf Vestic- Falkenberg, vergezeld van een grooten blonden man, in de hal! terug. (Wordt vervolgd), j DE HOEPELMAKERIJ IN HET LAND VAN MAAS EN WAAL IS NOG STEEDS UITSLUITEND HANDWERK. Nadat in de wintermaanden het griendhout gesneden en gedroogd is, wordt het hout gepeld, daarna gesplitst en vervolgens met zgn. handschaafbeitels op. de vereischte dikte gebracht (voorgrond). (Polygoon)' DE DUITSCHE TROEPEN WORDEN'OVERAL IN BOELGARIJE HARTE LIJK DOOR DE BEVOLKING BEGROET. (Holland) DE FÜHRER WENSCHT GENERA AL-VELDMAARSCHALK WIL- HET ATHLETIEK-SEIZOEN NADERT. Eenige athleten zijn op het Sche- HELM KEITEL GELUK MET ZIJN VEERTIG-JARIG veningsche strand aan het trainen, om zoo goed mogelijk voor den dag MILITAIR-DIENST JUBILEUM. (Hoffmann) te kunnen komen. (Polygoon) ONDER DE TORENS, WELKE IN EN OM DEN HAAG GERESTAU REERD ZULLEN WORDEN, BEHOORT OOK DE TOREN VAN DE OUDE KERK TE SCHEVENINGEN. (Polygoon) NIET VAN BOL TOT BLOEM, maarvan bol tot koffie surrogaat. De bloembollen uit de trekkassen, welke vroeger in den regel waardeloos waren, blijken nu waarde te hebben, daar zij ver- werkt kunnen worden tot koffiesurrogaat. De bollen worden gereinigd en uitgezocht. (Polygoon)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 5