M.j\ Linthorst Homan: Ons Kort Verhaal LEIDSCH DAGBLAD - Derde BEad Zaterdag 15 Februari 1941 Dagbladreclame is niet te vervangt Het gaat om het zelf uitzetten en zelf bouwen van den toekomstweg Pleidooi voor Winterhulp GRËEP-aanvcd wordt gestuit! akkers Abdijsiroop Justitie in Amerika RECHTZAKEN Gevangenisstraf voor dierenmishandeling. Gisteravond heeft mr. J. Linthorst Ho- man een radiorede gehouden, waaraan wij (het volgende ontleenen: Mr. J. Linthorst Homan. Dat er zeer veel voor ons volk gedaan moet worden, weten wij allen. Dat ieder volk. ook wij, dit het liefste zelf doet, we ten wij allen evenzeer. Maar helaas weten wij allen ook wel, dat het moeilijk is, ge zamenlijk den weg te vinden, waarlangs wij zullen gaan Ik zou eraan willen toe voegen, dat wij in ieder geval moeten be denken, dat wij den weg niet zullen vinden door te blijven staan. Want het gaat in de geschiedenis der volkeren niet om het inslaan van gebaande paden, doch om het zelf uitzetten en zelf bouwen van den toe komstweg in het moeilijke terrein der om standigheden. Onjuist is dan ook de houding van hen, die nu niets nieuws willen. Ieder leven, zcowel in de natuur als ook in het bestaan der volkeren, is gToei, is KAMPMUTS VOOR DE PADVINDERS. Er zijn geen hoeden meer. „Weest paraat", het officieel orgaan van „De Nederlandsche Padvinders", bevat een mededeehng van den Commissaris voor Uitrustingen en Uniformen, dat de padvin- dershoeden uitverkocht raken. De afdeeling verkoop van de padvindersvereeniging is er nimmer in geslaagd, om de padvindershoe- den ergens anders dan uit Engeland te betrekken. Wat de overige uniform- en uit' rustingsstukken betreft, reeds jaren lang zijn Nederlandsche fabrikanten de leveran ciers voor het benoodigde van „De Neder landsche Padvinders". Nu de padvinders- hoeden dus niet meer kunnen worden inge kocht, besloot het Nationaal Hoof kwartier dezelfde gedragslijn te volgen van de mobi lisatiejaren 19141918 en de kampmute wederom voor den dag te halen. Reeds zijn hier en daar padvinders met deze kamp mutsen te zien en het laat zich aanzien, dat geleidelijk de padvinderhoed door deze muts zal moeten worden vervangen. LAAT DE OORLOGSINVALIDEN NIET STAAN. Men zou het niet voor mogelijk houden...! In de afgeloopen weken is het voorgeko men, dat jonge menschen en onder geleide van de ouders reizende kinderen een zit plaats in den trein hadden, terwijl Neder landsche oorlogsinvaliden, met kennelijk letsel, zichmet een staanplaats moesten vergenoegen. Wij zullen er verder het zwijgen maar toe doen, hoe wij denken over deze onwelle vendheid tegenover diegenen, die het groot ste offer voor ons vaderland hebben ge bracht, dat zij brengen konden en tegen over wie wij niets dan grooten dank en eerbied verschuldigd zijn. Het heeft ons in elk geval veel genoegen gedaan te vernemen, dat.de directie van de Spoorwegen zich door middel van een dienstorder tot haar personeel heeft ge richt, met het verzoek er vooral op toe te zien, dat onze oorlogsinvaliden een zit- plaatsje krijgen en als ook na een vriende lijk en tactvol verzoek van den conducteur het beoogde doel nog niet wordt bereikt, wèl dan heeft hij vérgaande bevoegdheden gekregen, om den oorlogsinvaliden aan de zitplaats te helpen, waar hij toch wel recht op heeft Laten wij hopen, dat hetgeen is voorge komen tot het verleden behoort een ieder weet nu waar het bij zoo'n invalide om gaat en dat verder optreden door ons treinpersoneel, dat zich in dit geval overi gens gaarne van zijn opvoedende taak zal kwijten, verder overbodig zal wezen. VERSPREIDE BERICHTEN. Op 76-jarigen leeftijd is te Assen over leden de heer D. L. Hars, oud-directeur van de strafgevangenis te Utrecht. In den leeftijd van 71 jaar is te 's Gra- venhage overleden de heer W. H. Beyen, oud-chef van de ^personeelfondsen van de Ned. Spoorwegen. De heer J. E. Boddens Hosang, (vroeger burgemeester van Woubrugge) is gere kend van 1 Januari j.l. af, opnieuw tot burgemeester van de gemeente Naarden benoemd. ontwikkeling, ook in de moeilijkste uren. Ook in een storm groeit het na tuurlijke leven, ook in tijden van oor log en bezetting ontwikkelt zich een volk. Ja, de ontwikkeling in een volk is dikwijls in tijden van oorlog en van moeilijkheden nog meer beslissend dan in tijden van geleidelijkheid. In het sociale leven in Nederland is dik wijls prachtig werk verricht. In alle deelen des lands, in alle volksgroepen heeft men zich op dit terrein krachtig ingespannen. Veel is voor den naaste gedaan en menig werk zal lang blijven getuigen van goeden broederzin Maar ook hierin stond de tijd niet stil Ook hierin openbaarde zich in Nederland reeds duidelijk de behoefte aan meer nationale samenwerking en aan meer aaneenvoeging van het zoo verschei den beeld. Zou de oorlog niet zijn geko men, dan zou stellig ook op dit sociale ge bied de nationale saamhoorigheid zich steeds krachtiger hebben doen gelden en dan zou ook hier de aaneenvoeging zijn tot stand gebracht, waarnaar op ieder ter rein ontelbaar velen alom reeds streefden. Spr wees erop, dat wij bij een dergelijk streven gewoonlijk groot enthousiasme en eerlijk idealisme bij velen, doch even groot wantrouwen en even groote afzijdigheid bij vele anderen, zien. Dit is geen toeval, want dat beeld vertoonde door de eeuwen heen de geschiedenis van ieder volk, en het zal door de eeuwen heen steeds hetzelf de blijven: iedere meer of minder ingrij pende verandering zal steeds hare voor vechters en hare bestrijders en vele af- zijdigen hebben. Maar wij zien tegelijkertijd, dat men kort na de felste schermutselingen, ook op het sociale gebied, de veranderingen aanvaardt en zelfs binnen vrij korten tijd daarna deze veranderingen beschouwt en behandelt alsof zij de gewoonste zaak van de wereld zijn. Ik heb in de laatste maanden honderden, misschien duizenden brieven gelezen en behandeld over de Winterhulp. Bijna alle spraken van bezorgdheid om het eigen volk verlangen naar eigen werk voor ons volk, behoefte aan arbeid voor ons volk. Ik heb in verschillende functies ontelbare bespre kingen en gesprekken gevoerd en meege maakt over de Winterhulp, waarbij ieder repte van zijn verlangen, veel voor den naaste te kunnen doen. Is onze bezorgd heid, onze bekommernis om het volk zoo groot, dan kunnen en dan moeten wij of fers brengen. Een offer is ook dikwijls een offer van eigen plannen, eigen initiatief, eigen voornemens. Invoegen van eigen vraagstuk ziet. werk in dat van anderen is wellicht het grootste offer, dat wij als werkers kunnen brengen Wij moeten dat doen, wanneer wij de eigen idealen daardoor niet scha den. Ik aarzel niet te verklaren, dat ik de overtuiging heb, dat door invoeging van ons aller werk in een nationaal Winterhulp geheel, ten behoeve van goede hulp aan de maatschappelijk min der gelukkigen, een groote vermeerdering van gezamenlijk resultaat zal zijn te be reiken. Neen, zoo zeggen dan sommigen, want de Winterhulp behoort aan deze of gene groep. Neen, zoo zeggen weer anderen, want de Winterhulp geeft niet genoeg. Neen, zoo zeggen derden, de Winterhulp zal toch niet slagen. Deze menschen doen mij denken aan een fietser, die woedend is op zijn fiets, omdat het ding zonder trappen niet rijden wil. of aan den toe schouwer, die boos is dat de brandweer den brand niet beter bluscht, terwijl hij zelf den watertoevoer dichtdrukt. En het ergste is dan nog. dat de fietser juist moet rijden voor hulp aan gezinnen, waar men hem met smarte wacht, en dat de brand weer een huis moet blusschen, waar kin deren zijn. NIET LEVEN OP GERUCHTEN. Nooit is een nieuw werk ineens volmaakt Alle instellingen, die wij kennen, hebben een tijd van kinderziekten gehad. Bij de Winterhulp, welke zich hier moet vormen en aanpassen is dit ook het geval. Er zijn bezwaren, er zijn fouten gemaakt, maar de leiding waarborgt ons, dat het in orde zal komen. Wij mogen niet overdrijven. Wij mogen niet, zooals mij dezer dagen iemand schreef, „leven op geruchten." Wie leeft op geruchten maakt voor zijn omgeving het leven ondragelijk. Er is heusch wel zooveel concreet werk in ons volk te doen, dat wij aan de geruchten niet behoeven toe te komen, laat staan „erop te leven," vergeet ook niet, dat een werk als dit juist in tijden als deze zooveel geruchten aan trekt, dat normaal verder werken uiterst moeilijk zou kunnen zijn. terwijl toch voortgewerkt moet worden. Leest eens in oude boeken en stukken van al hetgeen destijds rond vernieuwingen te doen is ge weest, zelfs buiten oorlogs- en bezettings tijd. En wat bleef van die geruchten over? Hoe wanhopig is bijvoorbeeld niet op het verkeersgebied de achterdocht en de strijd geweest bij iedere moderniseering? Is de spoorweg niet door hoogstaande doktoren als levensgevaarlijk voor de zenuwen afge wezen? Zijn de grootste plannen op wa terstaatsgebied, juist in ons waterstaats- land, niet het eerste met smaad begroet? Is niet de ontwikkeling van het wegver keer een tijdlang stelselmatig tegenge gaan? Zeker, ik weet het, dit alles ligt op het sociale gebied dieper, veel dieper dan op technisch of economisch terrein, hier komen overwegingen van geestelijken en godsdienstigen aard het vraagstuk veel moeilijker maken, doch ook dat kwam in ons verleden bij menig vraagstuk voor, waar nu nauwelijks iemand meer een Duizenden hebben reeds vroeger de ver rassende werking van Akkers Abdijsiroop bij griep-aanvallen ondervonden. Door haar hoest-slillende werking, haar ziekiekiem- doodende eigenschappen, haar gunsligen invloed op de Borst, keel en ademhalings- organen'is de bekende, vanouds geprezen het beproefde hoest-geneesmiddel! 7300 (Ingez. Med.) IEDERS INZET IS NOODIG. Het is van het grbotste belang, dat wij allen, zonder een uitzondering, de Winterhulp als onze eigen Winterhulp zien en behandelen, opdat alles ge zamenlijk hier versterking en verbete ring kan zijn van het vele goede, dat hier is. Dat zal voor velen medebren gen het terugtreden naar een terug- gelegen rij, maar het resultaat van het werk, innerlijk en praktisch, voor medewerker en voor geholpene, kan bij ieders inzet stijgen. Er zijn reeds plaatsen, waar bestaand werk, prach tig geconcentreerd, zich als geheel in het Winterhulpwerk heeft ingescha keld. Die voorbeelden toonen èn de bedoelingen van de Winterhulpleiding èn de praktische mogelijkheid aan. Hopenlijk zal dit voorbeeld hier en daar provincieeï, misschien ook na tionaal gevolgd worden. Dan groeit een steeds sterker geheel voor geheel het volk. O. het zit nog zoo vast in ons volk, dat wij vooral in eigen kring, maar ook vooral niet te ver buiten eigen gemeente of provincie, anderen behulpzaam zijn. Wel is bij groote rampen steeds goed geholpen, doch ook dan veelal had betere en krachtiger sa menbundeling nog heel wat meer kunnen doen. Wij hebben zoo menigmaal, ook nog in dezen oorlogstijd, het bezwaar onder vonden, dat al dat gescheiden werk, hoe goed ook voor de eigen groepen, zeer ve len tekort deed komen en zeer veel dubbel werk meebracht. Ook voor de medewer kers en de gevers kan een grootsche actie beter overzichtelijk en meer welkom wor den dan het vele kleinere. Laat ons dank baar zijn voor wat men in ons land aan organisatie en initiatief reeds volbracht, doch laat ons voor oogen houden, dat deze tijden om nationale en om praktische re denen samenbinding van ons vragen. Kortom, laat iedere organisatie eens ernstig overwegen, wat haar stap in dezen nu moet zijn. Dan kan er zeer veel goeds gaan komen. Niet ten bate van de Win terhulp zelf, doch door de Winterhulp ten bate van ons volk. Wij weten allen wel. dat de inspanning voor eigen omgeving bij waarlijk geheel zich gevende menschen reeds groote offeit vraagt. Toch moeten ook zij zich bewust I zijn, dat het volk als volk zich zijn innigen samenhang dagelijks bewust moet zijn, wil het niet in de stroomingen der tijden uit eenslaan. Vroeger bouwde langs onze kus ten en stroomen ieder zijn eigen dijk, maar reeds spoedig kwam het inzicht, dat juist de verbinding van dat alles voor allen beslissend was. Of, om een ander beeld te gebruiken, ook vroeger bloeide het prach tig in Neerlands tuin, maar er waren veel vergeten hoekjes. Velen hebben in een zaamheid geleden. En de oorlog deed in menigen anderen hoek nieuwe moeilijkhe den ontstaan. Laat ons nu gezamenlijk met Gods hulp weer werken voor nieuwen bloei en laat ons elkaar dan beloven, dat geheel de tuin zal worden verzorgd en er geen vergeten hoekjes meer zullen zijn. Wij zullen ervaren, hoezeer dat ons zal binden een nieuw plichtsbesef en in gezamen lijke arbeidsvreugde. Er zijn in ons land ruim duizend ge meenten. In die gemeenten wacht overal een zeer groot aantal gezinnen nu op onze daden. Ik weet het uit vroegere ervaring en ook uit berichten van dezen tijd. Laat ons als Nederlandsch volk het aan onze duizend burgemeesters mogelijk maken, on opvallend veel goed werk te doen. Er liggen vele, zeer vele aanvragen. Dat mogen wij niet vergeten. En daarom offe ren wij. door HANS RUETS. Toen Billy, nog wat duizelig van de slemp partij, welke hem over zijn verliezen aan de pokertafel had moeten heenhelpen, op het punt stond de Green Canyon in te rij- len, hoorde hij de schoten. Oogenblikkelijk hield hij zijn paard in en bond het aan een boom om te voet pools hoogte te nemen van wat er voor hem in de vallende schemering gebeurde. Nadat hij een paar honderd meter behoedzaam voorwaarts was gegaan zag hij op de plaats waar de weg een scherpe bocht naar rechts maakte, een postwagen van de Mail-Line- Company aan den kant staan, terwijl één der paarden in elkaar gezakt was. Doch de meeste aandacht schonk Billy aan den man, waarschijnlijk den bestuurder van den wagen, die met uitgespreide armen voorover op den grond lag. Billy bewoog zich aan den overkant van den weg voor zichtig in de richting van den wagen. Plotseling stopte hij. Onder de boomen had zich iets bewogen. Scherp turend ont dekte Billy een donkere gedaante, die zich uit het schemerduister achter den wagen losmaakte en zich naar een in de nabij heid staand paard begaf. Billy kwam in actie. Terwijl de duim van zijn rechterhand den haan van zijn Colt spande brulde hij den vreemde toe zijn handen omhoog te steken. Het antwoord kwam in den vorm van een kogel, die hem fluitend langs de ooren vloog. „BIdie vent is vlug met zijn artil lerie", dach Billy nog, toen hij zich met een sprong achter een boom dekte. Dat zijn tegenstander niet alleen snel, maar ook zuiver schoot, merkte hij even later. Op het moment, dat hij zich zijwaarts boog om beter te kunnen richten, klonken van de overzijde een paar schoten. Een kogel zocht zingend zijn weg in de ruimte, doch de andere nam een stuk boomschors mee om zich dan diep in Billy's rechter schouder te boren. De schok van het zwaar - caliber projectiel deel Billy troost in de vergetelheid zoeken. Met een dof gevoel in zijn hoofd vroeg Billy zich den volgenden morgen af hoe het kwam, dat het zonlicht door zoo'n vreemd getralied venstertje naar binnen scheen. Vermoeid draaide hij zijn oogen naar links, om dan plotseling tot de wer kelijkheid te komen. Naast hem stond de sherif, die zich door een oud heertje, waarin Billy den dokter van het veestadje herkende, liet vertellen, dat de toestand van den gewonde niet ernstig was De dokter vond de situatie blijkbaar nogal grappig want met een schrik lachje merkte hij op: „Hi, hi.... meneer is weer bijgekomen. Maar het kogeltje laten we zitten Het is de moeite niet waard om het eruit te halen, want hij is toch be stemd voor de galg, is het niet sherif?" De sherif keek Billy ernstig aan. „Ja jongen, ik heb je gisteravond zoo ongeveer op heeterdaad betrapt, toen ik op het ge luid der schoten afging. De bevolking eischt snel recht bij zoo'n laffen sluip moord en daarom zal de jury je zaak van middag berechten. Het was misschien be ter -voor je geweest als de wagenbestuurder- je meteen maar beter geraakt had." Dien middag was de zaal van het eenige behoorlijke plaatselijke hotel tot berstens toe gevuld met wraakzuchtige cowpunchers en inwoners van het stadje. Billy zat met verbonden schouder voor het midden van de jurytafel en trachtte zonder succes zijn onschuld te bewijzen. Mocht er nog^ een jurylid zijn, dat hem eenig geloof had ge schonken, toen de sherif verklaarde, dat hij den stervenden bestuurder van den wagen had hooren fluisteren, dat de moordenaar klein van stuk was en een buckskin jasje droeg, twijfelde niemand meer aan Billy's schuld. De beschrijving klopte met ver- dachte's signalement. Vooral het buckskin jasje vormde een doorslaggevend bewijs, want een dergelijk kleedingstuk werd door vrijwel niemand meer gedragen. Gelet op Billy's verliezen den vorigen dag bij het pokeren, behoefde men het motief voor de afschuwelijke daad ook niet ver te zoeken. De jury had niet veel tijd noodig voor haar beraadslaging. Het gepleegde feit was een laffe roofoverval met moord, de bevol king eischte dat er gerechtigheid werd ge daan en het bewijsmateriaal wees uit, dat Billy de dader was. Derhalve luidde het vonnis, dat William Smith, verdacht van en schuldig bevonden aan bovenvermeld delict, den volgenden dag te vier ure des middags zou gehangen worden. Dienzelfden avond kreeg de veroordeelde in zijn cel nog laat bezoek van zijn raads man, die hem tijdens de zitting had bijge staan. Opgewonden verzocht de bezoeker den deputy hem eenige minuten met den gevangene alleen te laten. Billy zat somber voor zich uit kijkend op zijn krib en trok zich van het drukke ge doe van den ander weinig aan. Doch toen deze hem een paar woorden in het oor ge fluisterd had keek hij plotseling op. Ver baasd en tegelijk ongeloovig vroeg hij„Is dat werkelijk waar?" „Ja, het is heusch waarjuichte zijn verdediger, „kerel ik feliciteer je." Billy stond een oogenbilk perplex en bracht er toen stamelend uit: „Maar dan isZijn bezoeker legde een hand opzijn mond. „Ssstlaat dat maar aan mij over. Daar zorg ik wel voor." Billy begon zich weer de oude te voelen. „Nee vader, dat laat ik niet aan jou over. Dat knap ik nu eens op mijn eigen manier op. Morgen om vier uur zal ik gehangen worden. Zorg, dat Hank en Jeffrey van de ranch bij het spel aanwezig zijn en vertel hun hoe de zaak in elkaar zit. Als ze dan hun proppenschieters klaarhouden, draait de zaak vanzelf. En nou ga ik maffen, ouwe wettenlikker. Tot morgen, als ik gehangen word." Grinnikend liet Billy zich op zijn brits vallen. Er was veel publiek op de binnenplaats van de gevangenis toen Billy met geboeide •handen naar de houten stellage werd ge voerd die speciaal voor de gelegenheid was in orde gebracht. Vele inwoners van het stadje en ranchbewoners uit den omtrek wilden de gelegenheid een gedegenereerd misdadiger te zien ophangen, niet voorbij laten gaan. Ook de heer Langford, houder van de Mail-Linc-factory, gaf blijk van zijn belangstelling. De grijns, waarmede Hank en Jeffrey, die in de voorste rij stonden, hun vriend begroetten, sprak recht tot Bil ly's hart. Een veelbeteekenend knipoogje ging gepaard met een handbeweging aan hun zijde Naast hem stond een lange vreemdeling. De veroordeelde klom het hou ten trapje, dat naar de galg voerde, op. De sherif begon met de voorbereidselen voor de executie. Na met gewichtige stem het vonnis voorgelezen te hebben, vroeg hij Billy of deze nog iets te zeggen had voor dat deze ging sterven. Billy kuchte eens. „Te zeggen..? Ja, te zeggen heb ik nog een heeleboel. Het spijt me voor de aanwezigen, maar ik zal het niet zijn, die voor dit zaakje opgeknoopt wordt. In de eerste plaats zit er nog een kogel in mijn schouder, dien ik er in de stad zal laten uithalen. De Staatspolitie zal dan wel onderzoeken uit welk schieter- tje dat ding afkomstig is. En had u verder niet een paar woorden van den stervenden bestuurder opgevangen, sherif? Woorden, die mijn schuid zouden aantoonenWel nu, meneer de sherif, de heer Langford hier, heeft aan mijn verdediger verklaard; dat de bestuurder voor het eerst deze route reed en sinds een jaar of dertig al geen woord meer kan uitbrengen, daar de Co- manchen hem indertijd zijn tong hebben uitgesneden Er ontstond rumoer. Aller blikken richtten zich op Langford* Doch voordat deze iets kon zeggen, stapte de lange vreemdeling naast Billy's vrienden naar voren met de woorden: „Inderdaad sherif, er is hier iets, dat niet klopt. Ik ben de marshal van Houston en kon nog juist op tijd hier zijn om in te grijpen. Eenige minuten geleden stelde ik met mijn helper een onderzoek in je huis in en vond daar onder anderen een postzak met het Mail-Line-insigne er op, Daarom Hij kon zijn zin niet voltooien. De sherif had bliksemsnel naar zijn wapen gegrepen Op hetzelfde oogenblik klonken een paar oorverdoovende knallen en de hand van den sherif kwam niet verder dan tot zijn patroongordel. Achter de optrekkende rookwolk kwamen de meesmuilende tronies van Billy's kame raden te voorschijn. „Kiekeboe, daar zijn we weer", grinnikte Hank. „Steek ze maar omhoog sherif je, als je je rechterpoot tenminste nog kunt op beuren met zooveel lood erin Eenige uren later reed Billy evenals een paar avonden tevoren den weg naar Green Canyon op. En ook thans was hij nog wat duizelig van een voorafgegane slemppartij Maar nu had hij er een verbonden schou der bij, terwijl twee naar slechte whisky riekende vrienden hem bro^der'iik tracht ten te steunen bij het tusschen hen in rij den. (Nadruk verboden.) (Auteursrecht voorbehouden.) KOEIEN GESTOKEN MET STOKKEN MET SCHERPE PUNTEN. Voor den politierechter te Utrecht ston den terecht de 19-jarige P. H. R„ de 23- jarige J. C. van D. en de 35-jarige G. M. allen slager te Driebergen terzake van mis handeling van dieren. De verdachten had den zich in de vorige maand te Driebergen schuldig gemaakt aan ergerlijke dieren mishandeling. Zij moesten af en toe koeien uit de wei halen en deze naar de slacht plaat-s brengen. En nu schepten de verdachten ër een .genoegen" in de stomme dieren met stok ken, waaraan scherpe punten zaten, er barmelijk te slaan en te steken. Af en toe sloegen de dieren op hol, zoo pijnlijk wer den zij door de belhamers met de stokken bewerkt. En dergelijke martelingen ge schiedden in het openbaar, zoodat op den duur heel het dorp er schande over sprak. Ondanks het feit. dat de verdachten alle drie nog een blanco strafregister hadden, meende de officier van justitie, mr. Camp- huis. dat de slagers er niet met een geld boete konden afkomen. Het is een schande zoo-als deze arme dieren zijn mishandeld en nu moeten de daders ook maar eens flink worden gestraft. Ik eisch. aldus de officier van justitie, tegen elk der verdachten een gevangenis straf voor den tijd van veertien dagen. De politierechter mr. Visser, was even eens van oordeel, dat de verdachten op meer dan ergerlijke wijze waren opgetre den. Ik begrijp de mentaliteit van deze menschen niet, die er „schik" in hadden de koeien zoo beestachtig te slaan en te steken. Ik ben het met den officier van justitie eens. dat de verdachten maar eens van hun vrijheid moeten worden verstoken Conform den eisch werd vonnis gewezen. HAAGSCHE RECHTBANK. Verduistering van een auto. Ten nadeele van een garagehouder te Alphen zou J. D. aldaar een auto hebben verduisterd. Voor dat feit heeft verdachte terecht ge staan, waarbij de officier tegen hem zes maanden gevangenisstraf had geëischt. De rechtbank heeft thans uitspraak g daan en hem veroordeeld tot negen maan den gevangenisstraf. Diefstal uit een pakhuis. De jeugdige J. R. de J. uit Leiden had de kans die hem was gegeven door de justitie wel slecht benut. Hij stond onder toezicht als gevolg van de omstandigheden dat reeds eerder moeilijkheden met hem waren ge weest, doch niettemin zag hij kans diefstal len te plegen in een pakhuis, waar hij thee. koffie, bouillon etc. weg nam. Als gevolg daarvan had de Officier tegen hem een jaar en zes maanden gevangenisstraf geëischt. De rechtbank heeft thans uitspraak gedaan en verdachte veroordeeld tot negen maan den gevangenisstraf. Lood weggenomen. Terzake van inbraak heeft zich voor de rechtbank te verantwoorden gehad een verschaft tot een leegstaand pand en daar schillenboer uit Leiden, die zich toegang haQ lood weggenomen. Tegen hem had de Officier zes maanden gevagenisstraf geëischt. De rechtbank heen uitspraak gedaan en verdachte veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf metaf* trek van preventief, zóodat hij in vrijheid wedr gesteld. HAARLEMSCHE POLITIERECHTER. Benzine gestolen. Een 25-jarige veilingbediende uit Aals meer had op 8 November van het vorige jaar door middel van een gummislang een hoeveelheid benzine uit een auto nomen die ergens te Aalsmeer in een f stond. De officier van Justitie eischte een ge* vangenisstraf van een maand. Verdachte wilde gaarne een voorwaardelijke straf o1 een geringe geldboete, want als hij SeT^n* genisstraf krijgt, is hij zijn betrekkms kwijt. De politierechter deelde verdachte mede dat voorwaardelijke straf niet meer bestaat. Spr. veroordeelde hem tot een week gevangenisstraf onvoorwaardelijk- nimtimiiiHiinnii

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 10