M.j\ Linthorst Homan:
Ons Kort Verhaal
LEIDSCH DAGBLAD - Derde BEad
Zaterdag 15 Februari 1941
Dagbladreclame
is niet te vervangt
Het gaat om het zelf uitzetten en
zelf bouwen van den toekomstweg
Pleidooi voor Winterhulp
GRËEP-aanvcd
wordt gestuit!
akkers Abdijsiroop
Justitie in Amerika
RECHTZAKEN
Gevangenisstraf voor
dierenmishandeling.
Gisteravond heeft mr. J. Linthorst Ho-
man een radiorede gehouden, waaraan wij
(het volgende ontleenen:
Mr. J. Linthorst Homan.
Dat er zeer veel voor ons volk gedaan
moet worden, weten wij allen. Dat ieder
volk. ook wij, dit het liefste zelf doet, we
ten wij allen evenzeer. Maar helaas weten
wij allen ook wel, dat het moeilijk is, ge
zamenlijk den weg te vinden, waarlangs
wij zullen gaan Ik zou eraan willen toe
voegen, dat wij in ieder geval moeten be
denken, dat wij den weg niet zullen vinden
door te blijven staan. Want het gaat in de
geschiedenis der volkeren niet om het
inslaan van gebaande paden, doch om het
zelf uitzetten en zelf bouwen van den toe
komstweg in het moeilijke terrein der om
standigheden.
Onjuist is dan ook de houding van
hen, die nu niets nieuws willen. Ieder
leven, zcowel in de natuur als ook in
het bestaan der volkeren, is gToei, is
KAMPMUTS VOOR DE PADVINDERS.
Er zijn geen hoeden meer.
„Weest paraat", het officieel orgaan van
„De Nederlandsche Padvinders", bevat een
mededeehng van den Commissaris voor
Uitrustingen en Uniformen, dat de padvin-
dershoeden uitverkocht raken. De afdeeling
verkoop van de padvindersvereeniging is er
nimmer in geslaagd, om de padvindershoe-
den ergens anders dan uit Engeland te
betrekken. Wat de overige uniform- en uit'
rustingsstukken betreft, reeds jaren lang
zijn Nederlandsche fabrikanten de leveran
ciers voor het benoodigde van „De Neder
landsche Padvinders". Nu de padvinders-
hoeden dus niet meer kunnen worden inge
kocht, besloot het Nationaal Hoof kwartier
dezelfde gedragslijn te volgen van de mobi
lisatiejaren 19141918 en de kampmute
wederom voor den dag te halen. Reeds zijn
hier en daar padvinders met deze kamp
mutsen te zien en het laat zich aanzien, dat
geleidelijk de padvinderhoed door deze
muts zal moeten worden vervangen.
LAAT DE OORLOGSINVALIDEN
NIET STAAN.
Men zou het niet voor mogelijk houden...!
In de afgeloopen weken is het voorgeko
men, dat jonge menschen en onder geleide
van de ouders reizende kinderen een zit
plaats in den trein hadden, terwijl Neder
landsche oorlogsinvaliden, met kennelijk
letsel, zichmet een staanplaats moesten
vergenoegen.
Wij zullen er verder het zwijgen maar toe
doen, hoe wij denken over deze onwelle
vendheid tegenover diegenen, die het groot
ste offer voor ons vaderland hebben ge
bracht, dat zij brengen konden en tegen
over wie wij niets dan grooten dank en
eerbied verschuldigd zijn.
Het heeft ons in elk geval veel genoegen
gedaan te vernemen, dat.de directie van de
Spoorwegen zich door middel van een
dienstorder tot haar personeel heeft ge
richt, met het verzoek er vooral op toe te
zien, dat onze oorlogsinvaliden een zit-
plaatsje krijgen en als ook na een vriende
lijk en tactvol verzoek van den conducteur
het beoogde doel nog niet wordt bereikt,
wèl dan heeft hij vérgaande bevoegdheden
gekregen, om den oorlogsinvaliden aan de
zitplaats te helpen, waar hij toch wel recht
op heeft
Laten wij hopen, dat hetgeen is voorge
komen tot het verleden behoort een
ieder weet nu waar het bij zoo'n invalide
om gaat en dat verder optreden door ons
treinpersoneel, dat zich in dit geval overi
gens gaarne van zijn opvoedende taak zal
kwijten, verder overbodig zal wezen.
VERSPREIDE BERICHTEN.
Op 76-jarigen leeftijd is te Assen over
leden de heer D. L. Hars, oud-directeur
van de strafgevangenis te Utrecht.
In den leeftijd van 71 jaar is te 's Gra-
venhage overleden de heer W. H. Beyen,
oud-chef van de ^personeelfondsen van de
Ned. Spoorwegen.
De heer J. E. Boddens Hosang, (vroeger
burgemeester van Woubrugge) is gere
kend van 1 Januari j.l. af, opnieuw tot
burgemeester van de gemeente Naarden
benoemd.
ontwikkeling, ook in de moeilijkste
uren. Ook in een storm groeit het na
tuurlijke leven, ook in tijden van oor
log en bezetting ontwikkelt zich een
volk. Ja, de ontwikkeling in een volk
is dikwijls in tijden van oorlog en van
moeilijkheden nog meer beslissend dan
in tijden van geleidelijkheid.
In het sociale leven in Nederland is dik
wijls prachtig werk verricht. In alle deelen
des lands, in alle volksgroepen heeft men
zich op dit terrein krachtig ingespannen.
Veel is voor den naaste gedaan en menig
werk zal lang blijven getuigen van goeden
broederzin Maar ook hierin stond de tijd
niet stil Ook hierin openbaarde zich in
Nederland reeds duidelijk de behoefte aan
meer nationale samenwerking en aan
meer aaneenvoeging van het zoo verschei
den beeld. Zou de oorlog niet zijn geko
men, dan zou stellig ook op dit sociale ge
bied de nationale saamhoorigheid zich
steeds krachtiger hebben doen gelden en
dan zou ook hier de aaneenvoeging zijn
tot stand gebracht, waarnaar op ieder ter
rein ontelbaar velen alom reeds streefden.
Spr wees erop, dat wij bij een dergelijk
streven gewoonlijk groot enthousiasme en
eerlijk idealisme bij velen, doch even groot
wantrouwen en even groote afzijdigheid
bij vele anderen, zien. Dit is geen toeval,
want dat beeld vertoonde door de eeuwen
heen de geschiedenis van ieder volk, en
het zal door de eeuwen heen steeds hetzelf
de blijven: iedere meer of minder ingrij
pende verandering zal steeds hare voor
vechters en hare bestrijders en vele af-
zijdigen hebben.
Maar wij zien tegelijkertijd, dat men kort
na de felste schermutselingen, ook op het
sociale gebied, de veranderingen aanvaardt
en zelfs binnen vrij korten tijd daarna
deze veranderingen beschouwt en behandelt
alsof zij de gewoonste zaak van de wereld
zijn.
Ik heb in de laatste maanden honderden,
misschien duizenden brieven gelezen en
behandeld over de Winterhulp. Bijna alle
spraken van bezorgdheid om het eigen volk
verlangen naar eigen werk voor ons volk,
behoefte aan arbeid voor ons volk. Ik heb
in verschillende functies ontelbare bespre
kingen en gesprekken gevoerd en meege
maakt over de Winterhulp, waarbij ieder
repte van zijn verlangen, veel voor den
naaste te kunnen doen. Is onze bezorgd
heid, onze bekommernis om het volk zoo
groot, dan kunnen en dan moeten wij of
fers brengen. Een offer is ook dikwijls een
offer van eigen plannen, eigen initiatief,
eigen voornemens. Invoegen van eigen vraagstuk ziet.
werk in dat van anderen is wellicht het
grootste offer, dat wij als werkers kunnen
brengen Wij moeten dat doen, wanneer
wij de eigen idealen daardoor niet scha
den. Ik aarzel niet te verklaren, dat ik de
overtuiging heb, dat door invoeging
van ons aller werk in een nationaal
Winterhulp geheel, ten behoeve van
goede hulp aan de maatschappelijk min
der gelukkigen, een groote vermeerdering
van gezamenlijk resultaat zal zijn te be
reiken.
Neen, zoo zeggen dan sommigen, want
de Winterhulp behoort aan deze of gene
groep. Neen, zoo zeggen weer anderen,
want de Winterhulp geeft niet genoeg.
Neen, zoo zeggen derden, de Winterhulp
zal toch niet slagen. Deze menschen doen
mij denken aan een fietser, die woedend
is op zijn fiets, omdat het ding zonder
trappen niet rijden wil. of aan den toe
schouwer, die boos is dat de brandweer
den brand niet beter bluscht, terwijl hij
zelf den watertoevoer dichtdrukt. En het
ergste is dan nog. dat de fietser juist moet
rijden voor hulp aan gezinnen, waar men
hem met smarte wacht, en dat de brand
weer een huis moet blusschen, waar kin
deren zijn.
NIET LEVEN OP GERUCHTEN.
Nooit is een nieuw werk ineens volmaakt
Alle instellingen, die wij kennen, hebben
een tijd van kinderziekten gehad. Bij de
Winterhulp, welke zich hier moet vormen
en aanpassen is dit ook het geval. Er zijn
bezwaren, er zijn fouten gemaakt, maar de
leiding waarborgt ons, dat het in orde zal
komen. Wij mogen niet overdrijven. Wij
mogen niet, zooals mij dezer dagen iemand
schreef, „leven op geruchten." Wie leeft
op geruchten maakt voor zijn omgeving
het leven ondragelijk. Er is heusch wel
zooveel concreet werk in ons volk te doen,
dat wij aan de geruchten niet behoeven
toe te komen, laat staan „erop te leven,"
vergeet ook niet, dat een werk als dit juist
in tijden als deze zooveel geruchten aan
trekt, dat normaal verder werken uiterst
moeilijk zou kunnen zijn. terwijl toch
voortgewerkt moet worden. Leest eens in
oude boeken en stukken van al hetgeen
destijds rond vernieuwingen te doen is ge
weest, zelfs buiten oorlogs- en bezettings
tijd. En wat bleef van die geruchten over?
Hoe wanhopig is bijvoorbeeld niet op het
verkeersgebied de achterdocht en de strijd
geweest bij iedere moderniseering? Is de
spoorweg niet door hoogstaande doktoren
als levensgevaarlijk voor de zenuwen afge
wezen? Zijn de grootste plannen op wa
terstaatsgebied, juist in ons waterstaats-
land, niet het eerste met smaad begroet?
Is niet de ontwikkeling van het wegver
keer een tijdlang stelselmatig tegenge
gaan? Zeker, ik weet het, dit alles ligt op
het sociale gebied dieper, veel dieper dan
op technisch of economisch terrein, hier
komen overwegingen van geestelijken en
godsdienstigen aard het vraagstuk veel
moeilijker maken, doch ook dat kwam in
ons verleden bij menig vraagstuk voor,
waar nu nauwelijks iemand meer een
Duizenden hebben reeds vroeger de ver
rassende werking van Akkers Abdijsiroop
bij griep-aanvallen ondervonden. Door haar
hoest-slillende werking, haar ziekiekiem-
doodende eigenschappen, haar gunsligen
invloed op de Borst, keel en ademhalings-
organen'is de bekende, vanouds geprezen
het beproefde hoest-geneesmiddel!
7300
(Ingez. Med.)
IEDERS INZET IS NOODIG.
Het is van het grbotste belang, dat
wij allen, zonder een uitzondering, de
Winterhulp als onze eigen Winterhulp
zien en behandelen, opdat alles ge
zamenlijk hier versterking en verbete
ring kan zijn van het vele goede, dat
hier is. Dat zal voor velen medebren
gen het terugtreden naar een terug-
gelegen rij, maar het resultaat van
het werk, innerlijk en praktisch, voor
medewerker en voor geholpene, kan bij
ieders inzet stijgen. Er zijn reeds
plaatsen, waar bestaand werk, prach
tig geconcentreerd, zich als geheel in
het Winterhulpwerk heeft ingescha
keld. Die voorbeelden toonen èn de
bedoelingen van de Winterhulpleiding
èn de praktische mogelijkheid aan.
Hopenlijk zal dit voorbeeld hier en
daar provincieeï, misschien ook na
tionaal gevolgd worden. Dan groeit een
steeds sterker geheel voor geheel het
volk.
O. het zit nog zoo vast in ons volk, dat wij
vooral in eigen kring, maar ook vooral niet
te ver buiten eigen gemeente of provincie,
anderen behulpzaam zijn. Wel is bij groote
rampen steeds goed geholpen, doch ook
dan veelal had betere en krachtiger sa
menbundeling nog heel wat meer kunnen
doen. Wij hebben zoo menigmaal, ook nog
in dezen oorlogstijd, het bezwaar onder
vonden, dat al dat gescheiden werk, hoe
goed ook voor de eigen groepen, zeer ve
len tekort deed komen en zeer veel dubbel
werk meebracht. Ook voor de medewer
kers en de gevers kan een grootsche actie
beter overzichtelijk en meer welkom wor
den dan het vele kleinere. Laat ons dank
baar zijn voor wat men in ons land aan
organisatie en initiatief reeds volbracht,
doch laat ons voor oogen houden, dat deze
tijden om nationale en om praktische re
denen samenbinding van ons vragen.
Kortom, laat iedere organisatie eens
ernstig overwegen, wat haar stap in dezen
nu moet zijn. Dan kan er zeer veel goeds
gaan komen. Niet ten bate van de Win
terhulp zelf, doch door de Winterhulp ten
bate van ons volk.
Wij weten allen wel. dat de inspanning
voor eigen omgeving bij waarlijk geheel
zich gevende menschen reeds groote offeit
vraagt. Toch moeten ook zij zich bewust
I zijn, dat het volk als volk zich zijn innigen
samenhang dagelijks bewust moet zijn, wil
het niet in de stroomingen der tijden uit
eenslaan. Vroeger bouwde langs onze kus
ten en stroomen ieder zijn eigen dijk,
maar reeds spoedig kwam het inzicht, dat
juist de verbinding van dat alles voor allen
beslissend was. Of, om een ander beeld te
gebruiken, ook vroeger bloeide het prach
tig in Neerlands tuin, maar er waren veel
vergeten hoekjes. Velen hebben in een
zaamheid geleden. En de oorlog deed in
menigen anderen hoek nieuwe moeilijkhe
den ontstaan. Laat ons nu gezamenlijk
met Gods hulp weer werken voor nieuwen
bloei en laat ons elkaar dan beloven, dat
geheel de tuin zal worden verzorgd en er
geen vergeten hoekjes meer zullen zijn. Wij
zullen ervaren, hoezeer dat ons zal binden
een nieuw plichtsbesef en in gezamen
lijke arbeidsvreugde.
Er zijn in ons land ruim duizend ge
meenten. In die gemeenten wacht overal
een zeer groot aantal gezinnen nu op onze
daden. Ik weet het uit vroegere ervaring
en ook uit berichten van dezen tijd. Laat
ons als Nederlandsch volk het aan onze
duizend burgemeesters mogelijk maken, on
opvallend veel goed werk te doen.
Er liggen vele, zeer vele aanvragen. Dat
mogen wij niet vergeten. En daarom offe
ren wij.
door HANS RUETS.
Toen Billy, nog wat duizelig van de slemp
partij, welke hem over zijn verliezen aan
de pokertafel had moeten heenhelpen, op
het punt stond de Green Canyon in te rij-
len, hoorde hij de schoten.
Oogenblikkelijk hield hij zijn paard in en
bond het aan een boom om te voet pools
hoogte te nemen van wat er voor hem in
de vallende schemering gebeurde. Nadat
hij een paar honderd meter behoedzaam
voorwaarts was gegaan zag hij op de plaats
waar de weg een scherpe bocht naar rechts
maakte, een postwagen van de Mail-Line-
Company aan den kant staan, terwijl één
der paarden in elkaar gezakt was. Doch
de meeste aandacht schonk Billy aan den
man, waarschijnlijk den bestuurder van
den wagen, die met uitgespreide armen
voorover op den grond lag. Billy bewoog
zich aan den overkant van den weg voor
zichtig in de richting van den wagen.
Plotseling stopte hij. Onder de boomen
had zich iets bewogen. Scherp turend ont
dekte Billy een donkere gedaante, die zich
uit het schemerduister achter den wagen
losmaakte en zich naar een in de nabij
heid staand paard begaf.
Billy kwam in actie. Terwijl de duim van
zijn rechterhand den haan van zijn Colt
spande brulde hij den vreemde toe zijn
handen omhoog te steken. Het antwoord
kwam in den vorm van een kogel, die hem
fluitend langs de ooren vloog.
„BIdie vent is vlug met zijn artil
lerie", dach Billy nog, toen hij zich met
een sprong achter een boom dekte.
Dat zijn tegenstander niet alleen snel,
maar ook zuiver schoot, merkte hij even
later. Op het moment, dat hij zich zijwaarts
boog om beter te kunnen richten, klonken
van de overzijde een paar schoten. Een
kogel zocht zingend zijn weg in de ruimte,
doch de andere nam een stuk boomschors
mee om zich dan diep in Billy's rechter
schouder te boren. De schok van het zwaar -
caliber projectiel deel Billy troost in de
vergetelheid zoeken.
Met een dof gevoel in zijn hoofd vroeg
Billy zich den volgenden morgen af hoe
het kwam, dat het zonlicht door zoo'n
vreemd getralied venstertje naar binnen
scheen. Vermoeid draaide hij zijn oogen
naar links, om dan plotseling tot de wer
kelijkheid te komen.
Naast hem stond de sherif, die zich door
een oud heertje, waarin Billy den dokter
van het veestadje herkende, liet vertellen,
dat de toestand van den gewonde niet
ernstig was De dokter vond de situatie
blijkbaar nogal grappig want met een schrik
lachje merkte hij op: „Hi, hi.... meneer is
weer bijgekomen. Maar het kogeltje laten
we zitten Het is de moeite niet waard om
het eruit te halen, want hij is toch be
stemd voor de galg, is het niet sherif?"
De sherif keek Billy ernstig aan. „Ja
jongen, ik heb je gisteravond zoo ongeveer
op heeterdaad betrapt, toen ik op het ge
luid der schoten afging. De bevolking
eischt snel recht bij zoo'n laffen sluip
moord en daarom zal de jury je zaak van
middag berechten. Het was misschien be
ter -voor je geweest als de wagenbestuurder-
je meteen maar beter geraakt had."
Dien middag was de zaal van het eenige
behoorlijke plaatselijke hotel tot berstens
toe gevuld met wraakzuchtige cowpunchers
en inwoners van het stadje. Billy zat met
verbonden schouder voor het midden van
de jurytafel en trachtte zonder succes zijn
onschuld te bewijzen. Mocht er nog^ een
jurylid zijn, dat hem eenig geloof had ge
schonken, toen de sherif verklaarde, dat hij
den stervenden bestuurder van den wagen
had hooren fluisteren, dat de moordenaar
klein van stuk was en een buckskin jasje
droeg, twijfelde niemand meer aan Billy's
schuld. De beschrijving klopte met ver-
dachte's signalement. Vooral het buckskin
jasje vormde een doorslaggevend bewijs,
want een dergelijk kleedingstuk werd door
vrijwel niemand meer gedragen. Gelet op
Billy's verliezen den vorigen dag bij het
pokeren, behoefde men het motief voor de
afschuwelijke daad ook niet ver te zoeken.
De jury had niet veel tijd noodig voor
haar beraadslaging. Het gepleegde feit was
een laffe roofoverval met moord, de bevol
king eischte dat er gerechtigheid werd ge
daan en het bewijsmateriaal wees uit, dat
Billy de dader was. Derhalve luidde het
vonnis, dat William Smith, verdacht van
en schuldig bevonden aan bovenvermeld
delict, den volgenden dag te vier ure des
middags zou gehangen worden.
Dienzelfden avond kreeg de veroordeelde
in zijn cel nog laat bezoek van zijn raads
man, die hem tijdens de zitting had bijge
staan. Opgewonden verzocht de bezoeker
den deputy hem eenige minuten met den
gevangene alleen te laten.
Billy zat somber voor zich uit kijkend op
zijn krib en trok zich van het drukke ge
doe van den ander weinig aan. Doch toen
deze hem een paar woorden in het oor ge
fluisterd had keek hij plotseling op. Ver
baasd en tegelijk ongeloovig vroeg hij„Is
dat werkelijk waar?"
„Ja, het is heusch waarjuichte zijn
verdediger, „kerel ik feliciteer je."
Billy stond een oogenbilk perplex en
bracht er toen stamelend uit: „Maar dan
isZijn bezoeker legde een hand opzijn
mond. „Ssstlaat dat maar aan mij
over. Daar zorg ik wel voor."
Billy begon zich weer de oude te voelen.
„Nee vader, dat laat ik niet aan jou over.
Dat knap ik nu eens op mijn eigen manier
op. Morgen om vier uur zal ik gehangen
worden. Zorg, dat Hank en Jeffrey van de
ranch bij het spel aanwezig zijn en vertel
hun hoe de zaak in elkaar zit. Als ze dan
hun proppenschieters klaarhouden, draait
de zaak vanzelf. En nou ga ik maffen, ouwe
wettenlikker. Tot morgen, als ik gehangen
word." Grinnikend liet Billy zich op zijn
brits vallen.
Er was veel publiek op de binnenplaats
van de gevangenis toen Billy met geboeide
•handen naar de houten stellage werd ge
voerd die speciaal voor de gelegenheid was
in orde gebracht. Vele inwoners van het
stadje en ranchbewoners uit den omtrek
wilden de gelegenheid een gedegenereerd
misdadiger te zien ophangen, niet voorbij
laten gaan. Ook de heer Langford, houder
van de Mail-Linc-factory, gaf blijk van zijn
belangstelling. De grijns, waarmede Hank
en Jeffrey, die in de voorste rij stonden,
hun vriend begroetten, sprak recht tot Bil
ly's hart. Een veelbeteekenend knipoogje
ging gepaard met een handbeweging aan
hun zijde Naast hem stond een lange
vreemdeling. De veroordeelde klom het hou
ten trapje, dat naar de galg voerde, op. De
sherif begon met de voorbereidselen voor
de executie. Na met gewichtige stem het
vonnis voorgelezen te hebben, vroeg hij
Billy of deze nog iets te zeggen had voor
dat deze ging sterven.
Billy kuchte eens. „Te zeggen..? Ja, te
zeggen heb ik nog een heeleboel. Het spijt
me voor de aanwezigen, maar ik zal het
niet zijn, die voor dit zaakje opgeknoopt
wordt. In de eerste plaats zit er nog een
kogel in mijn schouder, dien ik er in de
stad zal laten uithalen. De Staatspolitie
zal dan wel onderzoeken uit welk schieter-
tje dat ding afkomstig is. En had u verder
niet een paar woorden van den stervenden
bestuurder opgevangen, sherif? Woorden,
die mijn schuid zouden aantoonenWel
nu, meneer de sherif, de heer Langford
hier, heeft aan mijn verdediger verklaard;
dat de bestuurder voor het eerst deze route
reed en sinds een jaar of dertig al geen
woord meer kan uitbrengen, daar de Co-
manchen hem indertijd zijn tong hebben
uitgesneden
Er ontstond rumoer. Aller blikken richtten
zich op Langford* Doch voordat deze iets
kon zeggen, stapte de lange vreemdeling
naast Billy's vrienden naar voren met de
woorden: „Inderdaad sherif, er is hier iets,
dat niet klopt. Ik ben de marshal van
Houston en kon nog juist op tijd hier zijn
om in te grijpen. Eenige minuten geleden
stelde ik met mijn helper een onderzoek in
je huis in en vond daar onder anderen een
postzak met het Mail-Line-insigne er op,
Daarom
Hij kon zijn zin niet voltooien. De sherif
had bliksemsnel naar zijn wapen gegrepen
Op hetzelfde oogenblik klonken een paar
oorverdoovende knallen en de hand van
den sherif kwam niet verder dan tot zijn
patroongordel.
Achter de optrekkende rookwolk kwamen
de meesmuilende tronies van Billy's kame
raden te voorschijn.
„Kiekeboe, daar zijn we weer", grinnikte
Hank. „Steek ze maar omhoog sherif je, als
je je rechterpoot tenminste nog kunt op
beuren met zooveel lood erin
Eenige uren later reed Billy evenals een
paar avonden tevoren den weg naar Green
Canyon op. En ook thans was hij nog wat
duizelig van een voorafgegane slemppartij
Maar nu had hij er een verbonden schou
der bij, terwijl twee naar slechte whisky
riekende vrienden hem bro^der'iik tracht
ten te steunen bij het tusschen hen in rij
den.
(Nadruk verboden.)
(Auteursrecht voorbehouden.)
KOEIEN GESTOKEN MET STOKKEN
MET SCHERPE PUNTEN.
Voor den politierechter te Utrecht ston
den terecht de 19-jarige P. H. R„ de 23-
jarige J. C. van D. en de 35-jarige G. M.
allen slager te Driebergen terzake van mis
handeling van dieren. De verdachten had
den zich in de vorige maand te Driebergen
schuldig gemaakt aan ergerlijke dieren
mishandeling. Zij moesten af en toe koeien
uit de wei halen en deze naar de slacht
plaat-s brengen.
En nu schepten de verdachten ër een
.genoegen" in de stomme dieren met stok
ken, waaraan scherpe punten zaten, er
barmelijk te slaan en te steken. Af en toe
sloegen de dieren op hol, zoo pijnlijk wer
den zij door de belhamers met de stokken
bewerkt. En dergelijke martelingen ge
schiedden in het openbaar, zoodat op den
duur heel het dorp er schande over sprak.
Ondanks het feit. dat de verdachten alle
drie nog een blanco strafregister hadden,
meende de officier van justitie, mr. Camp-
huis. dat de slagers er niet met een geld
boete konden afkomen. Het is een schande
zoo-als deze arme dieren zijn mishandeld
en nu moeten de daders ook maar eens
flink worden gestraft.
Ik eisch. aldus de officier van justitie,
tegen elk der verdachten een gevangenis
straf voor den tijd van veertien dagen.
De politierechter mr. Visser, was even
eens van oordeel, dat de verdachten op
meer dan ergerlijke wijze waren opgetre
den. Ik begrijp de mentaliteit van deze
menschen niet, die er „schik" in hadden
de koeien zoo beestachtig te slaan en te
steken. Ik ben het met den officier van
justitie eens. dat de verdachten maar eens
van hun vrijheid moeten worden verstoken
Conform den eisch werd vonnis gewezen.
HAAGSCHE RECHTBANK.
Verduistering van een auto.
Ten nadeele van een garagehouder te
Alphen zou J. D. aldaar een auto hebben
verduisterd.
Voor dat feit heeft verdachte terecht ge
staan, waarbij de officier tegen hem zes
maanden gevangenisstraf had geëischt.
De rechtbank heeft thans uitspraak g
daan en hem veroordeeld tot negen maan
den gevangenisstraf.
Diefstal uit een pakhuis.
De jeugdige J. R. de J. uit Leiden had de
kans die hem was gegeven door de justitie
wel slecht benut. Hij stond onder toezicht als
gevolg van de omstandigheden dat reeds
eerder moeilijkheden met hem waren ge
weest, doch niettemin zag hij kans diefstal
len te plegen in een pakhuis, waar hij thee.
koffie, bouillon etc. weg nam. Als gevolg
daarvan had de Officier tegen hem een jaar
en zes maanden gevangenisstraf geëischt.
De rechtbank heeft thans uitspraak gedaan
en verdachte veroordeeld tot negen maan
den gevangenisstraf.
Lood weggenomen.
Terzake van inbraak heeft zich voor de
rechtbank te verantwoorden gehad een
verschaft tot een leegstaand pand en daar
schillenboer uit Leiden, die zich toegang haQ
lood weggenomen.
Tegen hem had de Officier zes maanden
gevagenisstraf geëischt. De rechtbank heen
uitspraak gedaan en verdachte veroordeeld
tot drie maanden gevangenisstraf metaf*
trek van preventief, zóodat hij in vrijheid
wedr gesteld.
HAARLEMSCHE POLITIERECHTER.
Benzine gestolen.
Een 25-jarige veilingbediende uit Aals
meer had op 8 November van het vorige
jaar door middel van een gummislang een
hoeveelheid benzine uit een auto
nomen die ergens te Aalsmeer in een f
stond.
De officier van Justitie eischte een ge*
vangenisstraf van een maand. Verdachte
wilde gaarne een voorwaardelijke straf o1
een geringe geldboete, want als hij SeT^n*
genisstraf krijgt, is hij zijn betrekkms
kwijt. De politierechter deelde verdachte
mede dat voorwaardelijke straf niet meer
bestaat. Spr. veroordeelde hem tot een
week gevangenisstraf onvoorwaardelijk-
nimtimiiiHiinnii