LEIDSCH DAGBLAD - Tweede Blad Vrijdag 7 Februari 1941 De organisatie voor den kunstenaar De distributie Nieuwe bonnen aangewezen kunstgilden worden opgericht Rede dr. Hannema Rede dr, Goedewaagen Reorganisatie N.V. Hotel Mi|- „Noordwijk aan Zee" Reizen en avonturen van Mijnheer Prikkeheen De Pers zegt In het. gildewezen kanteen nieuwe ar tistieke levensstijl geboren worden. De bo- hemien zal uitsterven, of is eigenlijk al uitgestorven. Er zullen worden gesticht gilden voor muziek, tooneel, literatuur en beeldende kunst. Elk dezer gilden zal zich naar bepaalde vakgroepen onder- verdeelen. De titels: meester, gezel en leerling zullen weer in eere komen en beschermde eeretitels zijn. Na de oorlogsdagen zijn de kunstenaars spontaan begonnen zichzelf te concentree- ren en te organiseeren. De gilden zullen niet zijn vereenigingen van vereenigingen, maar dragers van een geheel nieuwen geest, van een nieuwe menschensoort, die de geheele ontwikkeling van deze dagen begrijpt Wat de bouwers aan deze N.O.K. hebben gedaan, is. slechts voorloopig. Eerst wanneer staat- en gildeordening elkander ontmoeten, kunnen wij over het Nederlandsche kunstleven gerust zijn. De aesthetische zijde van de kunst wil spreker hier niet raken. Welke weg de beste is, zal uit de ontwikkeling wel blijken. Spreker interesseert zich slechts voor de sociale en economische zijde van de kunst. Dr. Goedewaagen hoopte, dat de Neder landsche kunstenaar aan hem, als iemand die zich in de eerste plaats Nederlander en in de tweede plaats vertegenwoordiger van het staatsorgaan voelt, het volste ver trouwen zal willen geven. Dat-zal ook ver trouwen scheppen, O P benoemingen bij volksvoorlich ting en kunsten. Afdeelingschefs voor muziek en tooneel. Naar wij vernemen, aldus de Arbeiders- pes, zal de heer Jan-Govert Goverts, die tot dusver muziekrecensent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant is geweest, tot chef van de afdeeling muziek van het de partement van Volksvoorlichting en Kun sten worden benoemd. De heer Fr. Primo, die tot r.u toe het hoofdredacteurschap van de Oprechte Haarlemsche Courant heeft bekleed, zal optreden als chef van de afdeeling Tooneel aan genoemd departement. D D.D. Is een heldere vloei stof, die diep .ln de porlén doordringt en de ziekte kiemen doodt. Flacons a 75 ct., f. 1.50 en 1. 2.50. Geneesmiddel!). d d tegen HUIDAANDOENINGEN tingez Med.) Dr. T. Goedewaagen, secretaris-generaal van het departement van Volksvoorlichting en Kunsten, heeft gisteren een bezoek ge bracht aan Rotterdam, ten einde zich op de hoogte te stellen van het kunstleven. Dr. Goedewaagen was vergezeld van den heer E. Gerdes. Om halfelf bezocht dr. Goedewaagen burgemeester Oud in zijn kamer op het stadhuis. Vervolgens begaven de heeren zich naar de vergaderzaal van B. en W., waar de heer L. de Groot, wethouder van Onderwijs en Kunsten, werd voorgèsteld. Dit gebeurde ook met een aantal verte genwoordigers van instellingen op kunst gebied. Zij gaven een overzicht van hetgeen in Rotterdam thans op kunstgebied wordt gedaan. Dr. Goedewaagen verklaarde, dat hij veel waardeering heeft voor hetgeen te Rotterdam thans wordt gedaan en daf hij daaraan zijn steun hoopt te geven. Ir. W. G. Witteveen heeft vervolgens een uiteenzetting gegeven van de plannen voor den wederopbouw der binnenstad. 's Middags heeft dr. Goedewaagen het museum Boymans bezocht. In de voor drachtzaal heeft de directeur, dr. D. Han- nema, voor een aantal genoodigden een rede gehouden over perspectieven voor onze kunst. Na een historisch overzicht, sprak de heer Hannema over den nieuwen organisatie vorm. Ordening, eenheid en saamhoorig- heid zullen alleen verkregen kunnen wor den, indien allen, die hetzelfde vak beoefe nen, in één en dezelfde organisatie bijeen zijn. Een dergelijke organisatie, vakbond of corporatie in den geest van de vroegere gilden, die tot de Fransche revolutie be stonden, kan slechts vruchtbaar resultaat opleveren wanneer zij wordt opgetrokken op de basis van vakbekwaamheid onder een doelbewuste deskundige leiding, die breed de dingen ziet. Eerst dan kunnen de belan gen, zoowel van de kunst als van den kun stenaar, óp de juiste wijze verdedigd wor den; eerst dan kan ook de sociale zorg, welke noodzakelijk een definitieve oplos sing eischt, ter hand genomen worden. Aan het hoofd van elke corporatie zou een hoofdman met een raad van drie kun nen staan, daarboven een algemeene raad, die de verschillende groepen bindt, met een leider aan de spits. Uit verbondenheid met bodem en volk zou de kunst moeten groeien wanneer ze weer wil opbloeien. Wie doordenkt over den huidigen vorm van organisatie der kunstenaars, vraagt zich telkens af, of dit de meest logische en eenvoudige is en of het belang van de kunst en van de kunstenaars daarmede het beste gediend is. Het is van belang, dat de corporaties in de groote steden als zetel beschikken over een kunstenaars- of gildehuis, waar zalen voor tijdelijke tentoonstellingen en ruim ten voor bijeenkomsten aanwezig zijn; cen tra dus, waar het kunstleven zich kan af spelen. Elke stad zal dat op haar wijze, naar gelang van het aantal en den aard van de kunstenaars, moeten oplossen, hetzij in nieuwe behuizingen dit zal in Rotterdam noodzakelijk zijn of in bestaande, voor dit doel geschikte gebouwen. Door mede werking en in onderling overleg kunnen goede resultaten verkregen werden en ver- frisschende vernieuwingen plaats vinden. De tentoonstellingen zullen uitsluitend aan het werk van de levende kunstenaars gewijd moeten zijn; voor de musea is de taak weggelegd exposities op meer weten schappelijk gebied in te richten. Daar zal de kunst uit het verleden nieuwen glans verkrijgen. Thans is de tijd rijp geworden om orde nend en meer bezielend op te treden. Voor waarde daarbij blijft, dat zoolang de kunst niet tegen het staatsbestel demonstreert, de overheid nimmer ingrijpt om een bepaal den kunstvorm te forceeren. Het talent laat zich niet -dwingen. De geschiedenis leert, dat de kunst haar eigen weg gaat. Politiek in engen zin blijve daarbuiten en steeds zorge men er voor, dat de kunste naar rustig aan den arbeid kan blijven. In dezen tijd van ingrijpende veran deringen op elk gebied zijn er velen, die zeggen: afwachten, dat eischt de situatie van het land. Zij zeggen dat uit liefde voor hun vaderland. Ande ren worden actief en zoeken nieuwe wegen. Ook zij doen dat uit liefde voor hun volk en hun vaderland. Het leven gaat door en stelt dagelijks zijn pro blemen en eischen. De harde werkelijk heid maant tot bezinning en doet velen schepper en klaarder perspectieven zien. Veel is reeds in het verleden voor bereid, dat thans noodgedwongen ur gent wordt. Met al het goede uit het verleden naar een nieuwen tijd zij de nieuwe leus. Wanneer gezonde en hechte grondslagen gelegd zijn, zullen ook de factoren aanwe zig zijn voor een nieuwen bloei en een nieuwe schoonheid in het thans nog neve lig verschiet. Dat* kan weer stijl ontstaan, waarnaar wij allen hunkeren. Dan zullen ook volk en kunstenaar elkaar gevonden hebben! Dit alles eischt echter een onver woestbaar vertrouwen in de toekomst. Ik weet, dat de kunst en het lot van den kunstenaar u zeer ter harte gaan, aldus besloot sprekêr. Wanneer gij elkaar be grijpt, zullen belangrijke resultaten moge lijk zijn. Laten allen daarbij niet klein den kon, maar groot zien en groot handelen. In antwoord op deze rede greep ook dr. T- Goedewagen op den gildentijd terug. -Wij hebben nu vrijheid voor den kunste naar en wenschen-niet op het oude terug -0— te komen, ook spreker niet. Maar wat ons uit den gildentijd blijft boeien, speciaal voor de kunst, is de gedachte, dat iedere burger van het land gildebroeder is en dat het gilde beslist over de bevoegdheid tot uitoefenen van het beroep. Het gilde zorgde voor de opleiding en be hartigde de sociale belangen van- de leden. Het schakelde deloyale concurrentie uit en moedigde het initiatief aan. Of de verhou dingen toén beter waren dan nu, wilde spreker in het midden laten, maar in ieder geval overkoepelde de gildesamen- hang de geschillen. Het gildewezen gaf aan het werk van den kunstenaar de verantwoordelijkheid en de •traditioneele binding. Met 't verbreken van deze banden door geestelijke hérvormingen ontwikkelden zich het vrije verkeer en het individualisme, dat den kunstenaar isoleer de. Zoo vertoonde de negentiende eeuw niet alleen een doorloopende wisseling van stij len op elk gebied, maar ook-het dieptepunt der totale vervreemding tusschen kunste,- naar en maatschappij. De kunstwerken degenereerden tot een handelsobject. De kunstenaar was onpolitiek,- omdat er geen politiek was belangrijk genoeg voor den kunstenaar om er in te gelooven. Hij voelde zich geen deel van het vólk, dat werd zijn tragedie. De nieuwe orde, waar wij nu heengaan, voert den kunstenaar weer tot de gemeenschap terug. Evenals op andere gebieden laat zich ook op kunstgebied een concentratie waar nemen. De kunstenaar oriënteert zich weer naar de maaschappelijke gedachte; kunst wordt een openbare aangelegenheid. De kunstenaar.van de toekomst zal zijn kracht ontleenen aan den zin voor vrijheid in geestelijke en sociale gebondenheid. Deze gebondenheid kan zijn direct en indirect; direct in zooverre de staat op onmiddellijke wijze de kunst niet alleen materieel sub sidieert, maar haar richtlijnen en vorm geeft; indirect vooral wat de sociale zijde van de kunst betreft. De nieuwe orde zou spreker willen noemen: gildeordening. Deze kunstgil den behoeven niet op willekeurige wij ze te worden gevormd, maar beoogen te zijn de eenige corporatieve organen op haar gebied, die met een verorde nende bevoegdheid kunnen optreden onder één leider, die betrekkelijk auto noom is. Zij zullen rechtscheppend zijn en betrek kelijk autonome organen in het staatsge heel. Zooals de staat van boven naar be neden het kunstleven moet ordenen en stuwen, doen de gilden dat vanuit het kunstleven zelf, dus van beneden naar bo ven. Deze twee wegen zijn dezelfde; auto noom en democratisch. Tot de kunstgilden, waartoe ook de pers en het filmwezen vallen te rekenen, be- hooren allen die door den president waar dig worden gekeurd daartoe te behooren. Ik hoor u al zeggen: „Dat leidt tot wille keur." Inderdaad zou een zekere willekeur hier misschien niet. gemakkelijk te ver mijden zijn, maar daar staat tegenover, dat de president van het gilde een zoo zware verantwoordelijkheid zal voelen, dat deze hem inspireert. De maatstaven voor het oordeel van den president zijn het artistie ke kunnen, maar ook bepaalde tendenzen in een op zichzelf misschien voortreffelijk kunstwerk die ten opzichte van de sociale moraal en de volksgemeenschap, een soci aal gevaar moeten heeten. Wacht u maar af; het zal wel goed komen. Het ligt er maar aan wie aan het hoofd van het gilde komt te staan. boter en vetten. Gedurende het tijdvak van Maandag 10 Februari tot en met Zondag 16 Februari a.s. geeft de met „02" genummerde bon van de laatst uitgereikte boter- en vetkaarten recht op het koopen van 250 gram boter of 200 gram vet. De met „29" en „30" gemerkte bonnen van de „oude" boter- én vetkaarten en de met „01" gemerkte bonnen van de ^nieHwe" boter- en vetkaarten zullen niet geldig worden verklaard en kunnen derhalve worden vernietigd. De met „02" genummerde bonnen, die op 16 Februari nog niet gebruikt zijn. blijven voorts nog geldig tot en met Zondag 23 Fe bruari a.s. brood en gebak. Gedurende het tijdvak van Maandag 10 Februari tot en met Zondag 16 Februari a.s. geeft elk der met „02" genummerde bon nen van de nieuw uitgereikte broodkaart recht op het koopen van ongeveer 100 gram brood. Voorts geeft elk der met „02" ge nummerde broodbonnen recht op het koo pen van een rantsoen gebak. Dit omvat voor de hierna genoemde bakkerij produc ten telkens ten minste het daarachter ge plaatste aantal grammen: Beschuit, 75 gram, Biscuits en wafels 90 gram, Speculaas 140 gram, Andere koekjes, 200 gram. Koek 160 gram, Cake 300 gram. Gevuld klein korstgebak (b.v. amandel broodjes) 400 gram. Gevuld groot korstgebak (b.v. boterletter) 500 gram. Taart en gebakjes 600 gram. Voor geheel of ten deele uit meel of bloem gebakken producten, welke hierboven niet genoemd zijn, geldt, dat een rantsoen een hoeveelheid omvat, waarin 70 gram meel of bloem is verwerkt. De op 16 Februari nog niet gebruikte bonnen blijven voorts nog geldig gedurende de week van 17 tot en met 23 Februari a.s., met dien verstande, dat zij gedurende laatstgenoemde week niet mogen worden gebruikt in hotels, restaurants e. d. eieren. Gedurende het tijdvak van Maandag 10 Februari tot en met Zondag 16 Februari a.s. geeft de met „04" genummerde bon van de nieuw uitgereikte „bonkaart algemeen" recht op het koopen van één ei. De bonnen, welke op 16 Februari nog niet gebruikt zijn, blijven geldig tot en met Zondag 23 Febr. a.s., met dien verstande, dat zij gedurende de week van 17 tot en met 23 Februari niet gebruikt mogen worden in hotels, restau rants e. d. vervallen bonnen. De secretaris-generaal van het departe ment van landbouw en visscherij deelt het volgende mede: Nu de uitreiking van de nieuwe distribu tiekaarten voltooid is, ligt het in de bedoe ling in den vervolge uitsluitend op de bon nen van deze nieuwe serie kaarten distri butiegoederen beschikbaar te stellen. In verband hiermede zullen dus de nog niet geldig verklaarde bonnen van de oude kaar ten niet meer worden aangewezen. De over gebleven bonnen van deze kaarten kunnen derhalve in tegenstelling met hetgeen in sommige dagbladen werd gepubliceerd vernietigd worden. Volledigheidshalve volgt hieronder een opsomming van de bonnummers der oude kaarten, welke nog niet zijn aangewezen en dus thans kunnen worden vernietigd: Algemeen distributiebonboekje bonnen: „1" tot en met „13", „96", „97", „101", „106", „107" en „112". Boterkaart bonnen: „29" en „30". Vetkaart bonnen: „29" en „30". Vleeschkaart bonnen: „17", „18", „19" en „20". Voorts zullen de met „01" gemerkte bon nen van de nieuw uitgereikte boterkaarten, zoowel als van de vetkaarten, eveneens niet worden aangewezen, zoodat ook dqze ver nietigd kunnen worden. Volksgemeenschap als hoogste eenheid volk en staat. Het jongste nummer van het weekblad van De Nederlandsche Unie bevat een hoofd artikel van het Driemanschap over het onderwerp „Volk en Staat." Het volgende is er aan ontleend: „Tot het oogenblik toe, waarop ons land in den oorlog betrokken werd, was er hier geen enkele belangrijke politieke partij, die de gedachte van de volksgemeenschap als richtsnoer nam voor haar denken en han delen. Doel van de politieke activiteit der partijen heette en was ook in vele gevallen de behartiging van het algemeen welzijn. Maar niet alleen waren de opvattingen van dat algemeen welzijn sterk verschillend naar gelang van de partijbeginselen, in de tweede plaats vermengden zich ook bepaal de groepsbelangen, in deze of gene partij vertegenwoordigd, met die beginselen en vertroebelden of verdekten den blik op het volksgeheel en zijn totale wezen en be hoeften. De partijen meenden vaak genoeg gedaan te hebben, als zij haar deel van het alge meen welzijn nastreefden; met een opvat ting, die aan het echte individualisme aan sluit, konden zij dan gelooven, dat uit de som van de partijbelangen het algemeen welzijn zich vanzelf zou samenstellen. Hoewel ten onzent het partijwezen lang niet in die mate verworden was als wij ln andere landen hebben aanschouwd, was de gemeenschapsgedachte toch noodzakelijker wijze op den achtergrond geschoven; zij was geen uitgangspunt, maar werd op zijn best verwacht als een batig slot. Eerst in de laatste paar jaren, vóór de oorlog over ons land kwam. begon in bree- dere kringen de gedachte te ontwaken, dat de volkseenheid geen toevallig resultaat kan zijn, maar een program op zichzelf is. Het ls de beteekenis van De Nederland sche Unie dat zij ln een half jaar tijds een politieke beweging in het leven heeft ge roepen, het gansche volk vertegenwoordi gend en grooter dan ons volk er nog ooit een gekend heeft, die geboren is en uitge dragen wordt door de overtuiging, dat er een groote taak te vervullen is tegenover heel het Nederlandsche volk en dat het wel zijn van dit volk in zijn eenheid altijd en immer uitstijgt boven alle groepsbelangen. Tot dén oorlog toe stond niet de gemeen schap in het middelpunt van het politieke en cultureele leven, maar het individu of de groep. In de politiek rekende men slechts met de begrippen individu en staat. De OPRICHTING N.V. NED. VER. HOTELS. Gisteren werd te Noordwijk onder voorzitter schap van graaf L. van Limburg Stirum van Noordwijk gehouden de buitengewone Algemeene Vergadering van Aandeelhouders in bovenge noemde maatschappij. Aanwezig waren 83 aan- deelen uitbrengende 33 stemmen. De voorzitter opende en zette uiteen, waarom Comissarissen en Directie gemeend hebben het ter visie liggende reorganisatie-voorstel aan de Algemeene Vergadering te hebben moeten aan bieden. Reeds van de oprichting af waren de lasten, die op onze N.V. drukten aldus spr. te hoog en toen dan ook na 1929 de crisisjaren begonnen en de Nederlanders hoe langer hoe meer naar het buitenland togen, waren deze lasten bijna niet meer op te brengen. In 1933 kregen wij nog een opleving door het Straperlo maar reeds na het seizoen 1934 gingen gingen stemmen op om tot liquidatie over te gaan. Door de activiteit en vakkunde van den direc teur, den heer L. van Sterkenburg, gesteund door de persoonlijke offers door Commisarissen en le hypotheekhouders gebracht, konden alle moeilijkheden ondervangen worden. In het voorjaar 1940 meenden Commissarissen en Directie dan ook, dat, indien het komende seizoen goed werd, de toekomst der N.V. hoopvol tegemoet gezien kon worden. Helaas is dit niet bewaarheid. Ofschoon alle voorbereidingen en vele uitga ven voor het as. seizoen waren gedaan, wees het accountantsrapport uit, dat het raadzamer zou zijn. het Palace Hotel gesloten te houden. Het Oranje Hotel en lm Weissen Rössel bleven geopend. Na het seizoen werd ons toen met de be schikbare gegevens bevestigd, dat het niet ope nen van het Palace Hotel alleszins verantwoord was geweest, mede door het ontploffen van een mijn vlak voor het hotel. Was het Palace Hotel toen open geweest, dan was de schade nog veel grooter geweest. De weinige belangstelling door aandeelhouders in den loop der jaren aan den dag gelegd, de onmogelijkheid om weder aan Commissarissen financieele offers te vragen, hebben Commis sarissen doen besluiten, behoudens goedkeuring van aandeelhouders, tot de voorgestelde reorga nisatie over te gaan. Hierdoor zullen alle schulden der N.V. be taald worden en zal de nieuw op te richten Holding Company N.V. Nederlandsche Ver- eenigde Hotels de zaken onzer N.V. verder drijven. De preferente aandeelen krijgen een winstbewijs in de Holding Co„ terwijl de ge- wóne aandeelen tegen f. 50.contant zullen worden ingeruild. Daartoe aangezocht zal de heer van Ster kenburg Directeur-generaal worden der N.V. „N.V.H.". Als voorzitter van den Raad van Commissa rissen der N.V. Hotel Mij. „Noordwijk aan Zee" rust op mij namens Commissarissen de plicht van deze plaats af den heer van Sterkenburg dank te zeggen voor alles, wat hij in moeilijke omstandigheden voor ornze N.V. heeft gedaan, aldus besloot spr. Nadat de notulen der vorige vergadering wa ren goedgekeurd werd het reorganisatie-voorstel met algemeene stemmen aangenomen. Met een woord van dank voor het vertrouwen in Commissarissen en Directie gesteld, sloot de voorzitter de vergadering. FINANCIEN DIVIDEND INCASSO-BANK. Naar wij vernemen is in de vergadering van den raad van commissarissen der Incasso-bank N.V. besloten aan de op 27 Februari as. te hou den algemeene vergadering van aandeelhouders voor te stellen om over het jaar 1940 een divi dend uit te keeren van 5 pCt. (vorig jaar 4 pCt.) staat gold als een verzameling, een optelsom van individuen. De volksgemeenschap echter is de na tuurlijke en geestelijke eenheid van hen, die bijeen hooren op grond van hun af stamming en karakter, taal, geschiedenis en cultuur, die in lange eeuwen van samen gedeelde vreugde en samen gedragen leed tot een bepaalde gestalte en karakter ge groeid zijn, die ln gezamenlijken arbeid den naam van hun volk hebben groot gemaakt en hun lot ook gezamenlijk willen verder dragen. Van nature zijn alle volken verschillend. Het karakter van het eene volk is niet beter of slechter dan dat van een ander, het is anders. Voor eiken mensch echter is zijn eigen volk het hoogste, omdat hij, geboren uit dit volk, ook slechts in en door dit vólk zich volledig ontwikkelen kan. In dit laatste juist ligt de beteekenis van de volksge meenschap. De staat vormt het rechtslichaam van de volksgemeenschap. Staatsgrenzen verande ren in den loop der geschiedenis onophou delijk. Staatkundige en volkskundige gren zen kunnen evenwel samenvallen én zij zul len het doen, als de verhoudingen beant woorden aan hetgeen het meest wensche- lljk is. Maar dikwijls zijn nooden en- om standigheden, economie, politiek en wa pengeweld sterker dan het ideaal. Volk en staat zijn dus twee verschillende dingen. Door den oorlog is men zich op nieuw de broosheid en vergankelijkheid van alle staatkundige grenzen en stelsels met pijnlijke scherpte bewust geworden. Gren zen morden overschreden, staatsvormen storten ineen. Maar het volk blijft. Het kan militair overwonnen worden, het kan zijn staatkundige vrijheid tijdelijk komen te verliezen, doch het blijft zichzelf en wordt zich temidden der beproevingen vah zijn eenheid en zijn eigenheid slechts sterker bewust. Deze gedachte van de volksgemeenschap is door De Nederlandsche Unie aanvaard als grondslag voor haar werk. Dit beteekent niet een verloochening van iedere staatsge- dachte. Een of andere vorm van staatkun dige organisatie is onontbeerlijk voor de in standhouding van de menschelijke samen leving. Het beteekent echter wel een prijsgeven van de liberalistische staatsgedachte, die den staat enkel zag als een verzameling van individuen en met de volksgemeenschap als gesloten rationale eenheid geen reke ning hield. Daarvoor in de plaats stellen wij de volkspolitieke staatsgedachte, d. w. z. dien staatsvorm, die aan de natuurlijke eenheid van gansch het volk haar hoogste binding geeft en uitsluitend gericht is op het welzijn der gansche volksgemeenschap'; 3—2 109 Naar J, J. A. Gouverneur, (Réizen en avonturen van Teekening van Aart van Ewijk Mijnheer Prikkebeen). Maar eind'lijk komt het oogenblik, Hij vraagt hun, wat er ia gevonden. Dat hen vervult met bangen schrik; Men doet geleerd, men praat maar door. De Bey wil 't wonder thans doorgronden I De heerscher zegt: ,,'k Begrijp 't niet hoor". illllllllllilililitillliiiiliiiiilMiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiililliil

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 7