Bouw van de Maastunnel - Wintervermaak te Scheveningen en Maastricht Tweede Blad 8Isle Jaargang IF^M O'**'AD FEUILLETON Het Noodlot van de Ransome Rovers SNEEUWPRET OP SCHEVENINGEN. IN SNELLE VAART SCHIETEN DE SLEETJES MET HUN JEUGDIGE BERIJDERS NAAR BENEDEN. (Polygoon) DE MAASTUNNELBOUW TE ROTTERDAM. ENORME WATERLEIDING- EN GASBUIZEN WORDEN IN DEN WAND VAN DE VOETGANGERSTUNNEL VERBORGEN. (Polygoon) EEN GAT IN HET MEER EEN NATUURWONDER? Op deze plaats bevindt zich de inlaat, waardoor het door den Owyheedam (Amerika) opgestuwde water naar de turbines van een electrische centrale wordt gevoerd. (Holland) TB- OP 12 JANUARI J.L. VIERDE RIJKSMAARSCHALK GÖRING ZIJN 48STEN VERJAARDAG. RIJKSMINISTER GÖBBELS FELICITEERT DEN RIJKSMAARSCHALK. (Hoffmann) OP ZOEK NAAR MIJNEN. Met behulp van het luchtafweergeschut aan boord van een mijnenveger wordt een drijvende mijn onschadelijk gemaakt. (Hoffmann) DE HELLING VAN DEN ST. PIETERSBERG TE MAASTRICHT vormt een ideale slee-baan. Op de foto een overzicht van de baan, waarop velen moeizaam naar boven klimmen, om daarna snel naar beneden te glijden. (Het Zuiden) Een roman uit de voetbalwereld, door J. WILMAN. (18 Het bracht Cyril tot de werkelijkheid te rug. Maar hij had geen gedachte aan Fed- ler's verraderlijke streek, noch aan de bar stende pijn in zijn hoofd, waar het dreun de in gestadige cadans, alsof er een reus achtige dynamo aan den gang was. Benau wende angst over het lot van zijn club drong alle andere gevoelens naar den ach tergrond. De hand van den trainer weg duwend, trachtte hij zich overeind te werken. Na een paar mislukte pogingen slaagde hij er in. Hij durfde de vraag haast niet stellen, maar de wil om te weten dreef hem er niettemin toe. Fluisterend kwam het er uit: „Hebben wehebben we toch nog ver loren?" „Gewonnen met 1—0! Jij maakte het eenige doelpunt van den wedstrijd!" Curtis' gezicht leek verheerlijkt. Hij lach te gelukkig. „O, dan is alles okay, Brooks!" Eddy Norton, de manager, trad naar voren. „Datr denk je! Over het gebeurde loopen de lezingen uiteen en we zullen het geval haarfijn uitpluizen. Flynn meent ge zien te hebben, dat Fedler een stompende beweging maakte toen hij boven op je lag." „Ik zeg,' dat hij liegt!" raasde de aan voerder. „Flynn is dronken of gek! Waarom zou ik een speler, die zoo zijn best deed, buiten westen timmeren? Heb ik me ooit tijdens een wedstrijd aan een clubgenoot vergrepen? Het is waar, dat ik Curtis beval op zijn plaats te blijven. Vlak daarna ge beurde het ongeluk. Ongeluk hóóren jul lie? Achteraf kwam ik tot 't inzicht, dat zijn taktiek juist was en ik heb die tot de laat ste seconde gevolgd. Daaraan danken we het, dat de overwinning uit het vuur werd gesleept. Als Curtis mij geraadpleegd had en niet eigenmachtig voor aanvoerder was gaan spelen, zou zelfs van meeningsverschil tusschen ons geen sprake zijn geweest!" Cyril stond van de bank op, nog wat slap in de beenen. Hij liep naar Fedler toe, zon der dat iemand begreep wat hij van plan was. Op vlakken toon zei hij: „Fedler, al geef jij duizend en één verklaringen voor wat gebeurd is en al zou de heele wereld je willen gelooven in mijn oogen blijf je een schurk. Zijn rechterhand kwam klet send op een wang van den aanvoerder neer. Even was Fedler beduusd. Toen ging een van zijn geweldige vuisten langzaam om hoog als wilde h.j de kracht meten waar mee hij haar zou laten neerkomen. Brooks haalde diep adem en met twee groote pas sen stond hij naast Cyril. „Waag het, hem aan te raken! Dan krijg je met mij te doen!" dreigde hij den captain. Hij duwde Curtis opzij en nam diens plaats in. De manager trad tusschenbeide. Zijn stem klonk koel-beheerscht „De zaak wordt uit gezocht. Hier geen herrie, begrepen?" Fedler viel woest uit: „Ja, ik laat me door een gesjeésden student in mijn gezicht slaan en door een ouwen landlooper commandee- ren! Willen ze mij beschuldigen, dan moe ten ze het openlijk doen, niet in bedekte termen!" „Ik heb een massa van je door de vingers gezien, Tom, maar ten slotte heeft alles zijn grenzen." De manager sprak zonder eenige stemverheffing. „We zijn tot nu toe vrien den geweest; het lijkt me beter dat te blij ven." „Beter voor ons beiden, hè?" smaalde de aanvoerder. „Dat is toch immers je bedoe ling? Ik begrijp je volkomen. Toch kon het weieens een misrekening blijken te zijn". Brooks gaf geen kamp. „Je schold me voor ouwen landlooper, Fedler. Misschien hang ik op een dag aan de groote klok waar jij vandaan komt. Best mogelijk, dat zelfs een ouwe landlooper er zich voor zou scha men. Maar dat is van later zorg. Nu zeg ik je alleen, dat ik Flynn geloof. Je wou Curtis verder spelen beletten." „Hier heb je een grooten mond, Brooks". Fedler lachte kort. „Ga mee naar de direc tie en herhaal het daar. Eens kijken wiens woord den doorslag geeft, het jouwe of het mijne". „Ik zei, dat ik het geloof", mompelde de trainer en wendde zich af. De manager beval: „Hou je er bulten, Jim. Je hebt evenmin gezien hoe het geval zich toegedragen heeft als ik. Onbewezen beschuldigingen kunnen we missen." Fedler zei verrassend onderdanig: „Al zag jij het niet, Norton, toch weet je dat het laster van Brooks is. Wanneer ik Curtis met opzet had willen kraken, zou ik mijn club al een bar-slechten dienst hebben ge daan. Elf man hadden de handen vol aan de Wanderers. Curtis en ik speelden voor wat we waard zijn." Zijn toon klonk onoprecht en Cyril vroeg zich af, of wel één in het vertrek er zich door zou laten beetnemen. „Genoeg!" weerde de manager af. „Schiet maar op met verkleeden! Geen ruzie verder! In een club moet harmonie heerschen. De laatste maanden werd er méér gemopperd dan me lief is! Laat het eindelijk uit zijn!" De aanvoerder was de eerste,5 die zich begon te verkleeden. Hij ging naar zijn kist en stopte er zijn voetbalplunje in, onderwijl een deuntje fluitend. Daarna waschte hij zich met noodeloos lawaai. De anderen ver richten hun bezigheden rustig; niemand voelde blijkbaar neiging tot praten. Brooks zag den manager aan en Curtis werd ge troffen door de neerslachtige, haast wan hopige uitdrukking op het gezicht van den trainer. Norton scheen er niets van te mer ken of hield zich zoo. Hij leunde tegen een deurpost en wachtte tot Fedler gereed was. De twee stapten weg. Norton met een hand op den schouder van den aanvoerder. Zoodra hij met den trainer alleen was, zei Cyril: „Als ik er naast ben, Brooks, tik me dan gerust op de vingers. Maar ik wil om aardig wat wedden, dat Norton er bij Fedler onder zit. Hij is doodsbenauwd voor hem." Brooks keek langs Curtis heen. „Zou je denken?" vroeg hij op effen toon. „Beslist. Wat beteekenen anders zijn v/oorden, dat het voor beiden beter is, vrienden te blijven? Een kind kon hooren, dat de manager bedoelde: speciaal voor mij. Norton houdt Fedler de hand boven het hoofd in plaats van zijn plicht te doen en hem er uitgeschopt te krijgen." „Jouw opinie." Opnieuw ontweek de trai ner een rechtstreeksch antwoord. „Ben je het niet met me eens, dat het een zegen voor de Rovers zou wezen als Fed ler aan den dijk werd gezet? Al spreken duizend managers en twee duizend trainers het tegen ik houd vol, dat hij een door trapte schoelje is." „Hij is een vent van niks", gaf de ander kort en bondig toe. „Maar Norton weet heusch wel hoe hij hem aanpakken moet, als puntje bij paaltje komt. Maak je over hem geen kopzorg." „Waarom vertel jij me niet, waardoor die vent van niks ook jou onder den duim kreeg? Je zit voor Fedler even goed in angst als Norton. Soms vergeet je het even, maar dan weet je niet, hoe gauw je weer in je schulp kruipen zult. Zooals daarnet." „Hoor eens, Curtis. Ik heb een hekel aan lui, die denken, dat ik een kindermeisje noodig heb om op me te passen. Bemoei jij je dus met dingen, die jou aangaan, en laat jë niet in met zaken, waar je buiten hoort te blijven." .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 5