Een fraai winterlandschap - Warm eten voor locomotiefpersoneel
8Isle Jaargang
ïv.ceiie Blad
LEiDSCH DAGBLAD
FEUILLETON
Het Noodlot van de
Ransome Rovers
AAN IEDEREN MACHINIST EN STOKER VAN DE NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN, DIE LANGER DAN DE JEUGD VERMAAKT ZICH OP HET „BOMIJS". Bomijs ontstaat, wanneer na eenige nachten flinke
14 UREN DIENST DOEN, wordt een blik stamppot verstrekt. Het blik wordt verwarmd door middel van vorst zich een dikke ijslaag in slooten en vaarten gevormd heeft en de polderbesturen opdracht geven de
den stoom van de locomotief. Een machinist doet zich tegoed aan een warm hapje. (Polygoon) gemalen in werking te stellen, zoodat het water onder de ijslaag wordt weggemalen. (Polygoon).
Een roman uit de voetbalwereld,
door J. WILMAN-
(14
Cyril viel heftig uit: „U ziet me er toch
niet op aan, dat ik voor een individu als
Fe dier het veld ruim?"
„Neen". Brooks schudde het hoofd. „Van
dat soort ben jij niet, Curtis. Ik waar
schuwde je omdat ik je mag. Wanneer dat
meisje met de mooie oogen, voor wie jij je
in een wespennest wilt steken, werkelijk om
je geeft, dan houdt zij je niet aan een be
lofte waarvan zij zelf, toen zij het je vroeg,
de gevolgen niet kon overzien. Ik stel me
tenminste niet voor, dat zij het prettig
zou vinden als je, alleen om aan een vrij
dwaze-, wsnsch \an haar te voldoen, voor
je verdere leven invalide moest worden.
Denk eens ove: mijn woorden na. knaap!
Brooks gaf Cyril een klap op den schou
der en stapte weg
VII.
De wandeling door Ransome had langer
geduurd dan in Curtis' bedoeling lag en
het was tien minuten over zeven toen hij
de eetzaal van het Rovers House binnen
trad. Een oogenblik bleef hij op den drem
pel staan. De spelers zaten bij drieën of vie
ren aan tafels; hij zag verscheidene be
kende gezichten, doch vele waren hem nog
onbekend. Curtis voelde er weinig voor, zijn
gezelschap aan een van de clubjes op te
dringen; evenmin wilde hij een uitbijter
schijnen door ergens in zijn eentje te gaan
zitten. In zijn buurt werd luidruchtig ge
lachen. Hij keek naar links, vanwaar de
vroolijkheid kwam: een groepje van vier
jonge kerels Tom Fedler, Allan Rand,
Stanley Law. Cyril vermoedde, dat nummer
vier wel Buck Mullin, de rust minnende
spil, zou zijn. Even later bleek de veronder
stelling juist, want één uit het clubje riep:
„Hé, Buck!" en allen keken naar Curtis.
Fedler zei iets, waarna opnieuw daverend
gelach klonk. Cyril twijfelde er niet aan,
of er was een geestigheid te zijnen koste
gedebiteerd. De schouders ophalend, wend
de hij den blik langzaam af. Hij zou zich
niet laten verleiden tot ruzie maken met
het kwartet, dat in den wedstrijd tegen
Birmingham zoo'n figuur had geslagen en
het verwonderde hem geenszins, dat deze
verdachte heeren bij voorkeur eikaars ge
zelschap zochten.
De trainer zat met Fred Woodley, den
rechtsbuiten, aan een tafel. Er was ruimte
en Cyril besloot, de derde man te zijn.
„Gepermitteerd. Mr. Brocks?"
Woodley lachte. „Je vergist je als je
denkt een gala-diner te krijgen, waarvoor
je een tafel hebt moeten reserveeren! Plof
neer waar het je het beste lijkt!"
„Dan bij jullie!" glunderde Curtis en ging
zitten.
Met vollen mond brabbelde de trainer:
„Knoop dit in je ooren, vrind aan na-
eters hebben ze geweldig het zuur!"
„Ik ben op wandeling door Ransome ge
weest en uit den koers geraakt. Een vo-
gende maal zal ik beter op den tijd letten,
Mr. Brooks."
„Houd alsjeblieft op met dat Mr. Brooks!
Die plichtplegingen zijn nergens toe noo-
dig! Als je me wat te zeggen hebt, ben ik
Brooks, zonder complimenten! En anders
doe je je mond liever in het geheel niet
open!"
„Brooks heeft het op zijn heupen!" gi-
chelde Woodley. „Het is vandaag spinazie
uit het blik en die groente kan hij niet
zien
Er werd voor Curtis opgediend: een enor
me varkens-karbonade, aardappelen en spi
nazie. Het smaakte uitstekend. Hij was, in
tegensterhig met Brooks; geen kieskauwer
al moest hij grif erkennen, dat Tinker, zijn
bediende, het in culinaire vaardigheid van
den kok van het Rovers House won. Maar
wanneer het eten altijd van de kwaliteit
zou zijn als thans, behoefde hij niet be
nauwd te wezen, dat hij in gewicht afnam.
Woodley eindigde zijn maal en stond op.
,,'k Heb kamer 14. tweede verdieping. Ik
zeg het je maar, Curtis, voor geval je aan
vechting tot een praatje mocht voelen." Met
een hoofdknik verwijderde hij zich.
Na een poosje schoof Brooks, die met
lange tanden had zitten eten, zijn bord
weg, maar maakte geen aanstalten om
heen te gaan. Gemelijk keek hij naar den
muur. Cyril vroeg zich af, of de stuursch-
heid van den trainer voortsproot uit het
feit, dat een nieuwbakken lid van de Ro
vers zich de vrijheid had veroorloofd, reeds
den eersten den besten dag aan zijn tafel
plaats te nemen, dan wel het gevolg was
van de omstandigheid dat de pot een groen
te geschaft had, die niet in zijn smaak viel.
Per slot van rekening kon het Cyril onver
schillig zijn. Wilde de trainer mokken, dan
was dat zijn zaak.
Langzamerhand liep de eetzaal leeg. Ook
het luidruchtig gezelschap, waarvan Tom
Fedler het middelpunt vormde, brak na een
poosje)op. De aanvoerder kwam naar Brooks
en legde hem een hand op den schouder.
„Hallo, Jim! Je zit er bij of je je laat
ste oortje versnoept hebt! Kom mee! Je
bent me revanche van eergister schuldig."
„Een volgenden keer. Mijn hoofd staat
niet naar kaarten."
„Je jeeft de voorkeur aan een tête-a-tête
met dien melkmuil, hè? Gelijk heb je; min
der riskant dan een partijtje poker!"
Fedler verwijderde zich, maar vóór hij
de deur had bereikt, keerde hij op zijn
schreden terug. „Dat is waar ook! Norton
zei me, dat ze op het oogenblik geen aparte
kamer beschikbaar hebben. Een bof, dat je
zoo goed met Curtis kunt opschieten; hij
wordt voorloopig bij jou ingekwartierd. Nor
ton vindt het niet meer dan billijk, want
jij bent degene, die den Rovers deze
gloeiende aanwinst Lezorgde. Gefeliciteerd
met je slapie!"
Brooks' kaakspieren bewogen zich heftig
op en peer. Eerst later zou Cyril er achter
komen," dat de trainer in zijn hart een soort
van kluizenaar was. Zijn teruggetrokken
heid en het constante afwijzen van alles
wat naar intimiteit zweemde, waren
spreekwoordelijk onder sommige Rovers.
„Zie je. feitelijk bracht ik Norton op het
idee," ging de aanvoerder sarrend voort.
„Nou, zeg je geen dankje?"
De repliek van den trainer bepaalde zich
tot een verwensching. Fedler stapte met
een triomfantelijk lachje weg.
Cyrill wachtte tot de bediende hun tafel
had afgeruimd eer hij zei: „Als de regeling
je hindert, Brooks, vind ik wel in een hotel
onderdak zoolang hier geen kamer voor me
disponibel is. Ik heb een paar nachten in
het Caledonian op Hereford Road gelo
geerd. Een kleine moeite om te bellen, dat
ze mijn koffer laten staan. Toen ik daar
straks de stad in was heb ik order gegeven,
mijn bullen naar het Rovers House te
brengen."
Brooks' rechterarm beschreef een bree-
den zwaai. „Wat de heeren wijzen, hebben
knechten te prijzen."
Er viel wederom een zwijgen. Cyril ver
brak het.
„Je bent geen vriend van Fedler, wel?"
„Niet direct."
„Het, verbaast me. dat de kerel er niet
allang uitgeschopt is."
„O ja? Er zullen hier wel meer dingen
zijn waar jij je over verbaast."
„Draai er niet om heen, Brooks. Je zou
Fedler wat graag loozen, maar je blijft hem
uit den weg, omdat hij door het een of an
der macht over je heeft. Ik wil wedden, dat
je het bij je bedreiging liet om zijn
streek van vanmiddag te rapporteeren."
De trainer schokschouderde. „Het is hier
geen kostschool en ik speel niet voor op
zichter."
„Die lezing kun je er óók aan geven", zei
Cyril droog, „maar daarmee zijn mijn ver
moedens niet weerlegd. Neen, géén vermoe
dens. Ik wéét, dat het zoo is. Waarom neem
je mij niet in vertrouwen: mogelijk zie ik
een uitweg."
Brooks duwde driftig zijn stoel achteruit.
„Je verveelt me. Je verveelt me stierlijk.
Is het je nou duidelijk?" Hij vloekte bin
nensmond en verliet met groote stappen de
eetzaal.
(Wordt vervolgd).