Een fraai winterlandschap - Warm eten voor locomotiefpersoneel 8Isle Jaargang ïv.ceiie Blad LEiDSCH DAGBLAD FEUILLETON Het Noodlot van de Ransome Rovers AAN IEDEREN MACHINIST EN STOKER VAN DE NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN, DIE LANGER DAN DE JEUGD VERMAAKT ZICH OP HET „BOMIJS". Bomijs ontstaat, wanneer na eenige nachten flinke 14 UREN DIENST DOEN, wordt een blik stamppot verstrekt. Het blik wordt verwarmd door middel van vorst zich een dikke ijslaag in slooten en vaarten gevormd heeft en de polderbesturen opdracht geven de den stoom van de locomotief. Een machinist doet zich tegoed aan een warm hapje. (Polygoon) gemalen in werking te stellen, zoodat het water onder de ijslaag wordt weggemalen. (Polygoon). Een roman uit de voetbalwereld, door J. WILMAN- (14 Cyril viel heftig uit: „U ziet me er toch niet op aan, dat ik voor een individu als Fe dier het veld ruim?" „Neen". Brooks schudde het hoofd. „Van dat soort ben jij niet, Curtis. Ik waar schuwde je omdat ik je mag. Wanneer dat meisje met de mooie oogen, voor wie jij je in een wespennest wilt steken, werkelijk om je geeft, dan houdt zij je niet aan een be lofte waarvan zij zelf, toen zij het je vroeg, de gevolgen niet kon overzien. Ik stel me tenminste niet voor, dat zij het prettig zou vinden als je, alleen om aan een vrij dwaze-, wsnsch \an haar te voldoen, voor je verdere leven invalide moest worden. Denk eens ove: mijn woorden na. knaap! Brooks gaf Cyril een klap op den schou der en stapte weg VII. De wandeling door Ransome had langer geduurd dan in Curtis' bedoeling lag en het was tien minuten over zeven toen hij de eetzaal van het Rovers House binnen trad. Een oogenblik bleef hij op den drem pel staan. De spelers zaten bij drieën of vie ren aan tafels; hij zag verscheidene be kende gezichten, doch vele waren hem nog onbekend. Curtis voelde er weinig voor, zijn gezelschap aan een van de clubjes op te dringen; evenmin wilde hij een uitbijter schijnen door ergens in zijn eentje te gaan zitten. In zijn buurt werd luidruchtig ge lachen. Hij keek naar links, vanwaar de vroolijkheid kwam: een groepje van vier jonge kerels Tom Fedler, Allan Rand, Stanley Law. Cyril vermoedde, dat nummer vier wel Buck Mullin, de rust minnende spil, zou zijn. Even later bleek de veronder stelling juist, want één uit het clubje riep: „Hé, Buck!" en allen keken naar Curtis. Fedler zei iets, waarna opnieuw daverend gelach klonk. Cyril twijfelde er niet aan, of er was een geestigheid te zijnen koste gedebiteerd. De schouders ophalend, wend de hij den blik langzaam af. Hij zou zich niet laten verleiden tot ruzie maken met het kwartet, dat in den wedstrijd tegen Birmingham zoo'n figuur had geslagen en het verwonderde hem geenszins, dat deze verdachte heeren bij voorkeur eikaars ge zelschap zochten. De trainer zat met Fred Woodley, den rechtsbuiten, aan een tafel. Er was ruimte en Cyril besloot, de derde man te zijn. „Gepermitteerd. Mr. Brocks?" Woodley lachte. „Je vergist je als je denkt een gala-diner te krijgen, waarvoor je een tafel hebt moeten reserveeren! Plof neer waar het je het beste lijkt!" „Dan bij jullie!" glunderde Curtis en ging zitten. Met vollen mond brabbelde de trainer: „Knoop dit in je ooren, vrind aan na- eters hebben ze geweldig het zuur!" „Ik ben op wandeling door Ransome ge weest en uit den koers geraakt. Een vo- gende maal zal ik beter op den tijd letten, Mr. Brooks." „Houd alsjeblieft op met dat Mr. Brooks! Die plichtplegingen zijn nergens toe noo- dig! Als je me wat te zeggen hebt, ben ik Brooks, zonder complimenten! En anders doe je je mond liever in het geheel niet open!" „Brooks heeft het op zijn heupen!" gi- chelde Woodley. „Het is vandaag spinazie uit het blik en die groente kan hij niet zien Er werd voor Curtis opgediend: een enor me varkens-karbonade, aardappelen en spi nazie. Het smaakte uitstekend. Hij was, in tegensterhig met Brooks; geen kieskauwer al moest hij grif erkennen, dat Tinker, zijn bediende, het in culinaire vaardigheid van den kok van het Rovers House won. Maar wanneer het eten altijd van de kwaliteit zou zijn als thans, behoefde hij niet be nauwd te wezen, dat hij in gewicht afnam. Woodley eindigde zijn maal en stond op. ,,'k Heb kamer 14. tweede verdieping. Ik zeg het je maar, Curtis, voor geval je aan vechting tot een praatje mocht voelen." Met een hoofdknik verwijderde hij zich. Na een poosje schoof Brooks, die met lange tanden had zitten eten, zijn bord weg, maar maakte geen aanstalten om heen te gaan. Gemelijk keek hij naar den muur. Cyril vroeg zich af, of de stuursch- heid van den trainer voortsproot uit het feit, dat een nieuwbakken lid van de Ro vers zich de vrijheid had veroorloofd, reeds den eersten den besten dag aan zijn tafel plaats te nemen, dan wel het gevolg was van de omstandigheid dat de pot een groen te geschaft had, die niet in zijn smaak viel. Per slot van rekening kon het Cyril onver schillig zijn. Wilde de trainer mokken, dan was dat zijn zaak. Langzamerhand liep de eetzaal leeg. Ook het luidruchtig gezelschap, waarvan Tom Fedler het middelpunt vormde, brak na een poosje)op. De aanvoerder kwam naar Brooks en legde hem een hand op den schouder. „Hallo, Jim! Je zit er bij of je je laat ste oortje versnoept hebt! Kom mee! Je bent me revanche van eergister schuldig." „Een volgenden keer. Mijn hoofd staat niet naar kaarten." „Je jeeft de voorkeur aan een tête-a-tête met dien melkmuil, hè? Gelijk heb je; min der riskant dan een partijtje poker!" Fedler verwijderde zich, maar vóór hij de deur had bereikt, keerde hij op zijn schreden terug. „Dat is waar ook! Norton zei me, dat ze op het oogenblik geen aparte kamer beschikbaar hebben. Een bof, dat je zoo goed met Curtis kunt opschieten; hij wordt voorloopig bij jou ingekwartierd. Nor ton vindt het niet meer dan billijk, want jij bent degene, die den Rovers deze gloeiende aanwinst Lezorgde. Gefeliciteerd met je slapie!" Brooks' kaakspieren bewogen zich heftig op en peer. Eerst later zou Cyril er achter komen," dat de trainer in zijn hart een soort van kluizenaar was. Zijn teruggetrokken heid en het constante afwijzen van alles wat naar intimiteit zweemde, waren spreekwoordelijk onder sommige Rovers. „Zie je. feitelijk bracht ik Norton op het idee," ging de aanvoerder sarrend voort. „Nou, zeg je geen dankje?" De repliek van den trainer bepaalde zich tot een verwensching. Fedler stapte met een triomfantelijk lachje weg. Cyrill wachtte tot de bediende hun tafel had afgeruimd eer hij zei: „Als de regeling je hindert, Brooks, vind ik wel in een hotel onderdak zoolang hier geen kamer voor me disponibel is. Ik heb een paar nachten in het Caledonian op Hereford Road gelo geerd. Een kleine moeite om te bellen, dat ze mijn koffer laten staan. Toen ik daar straks de stad in was heb ik order gegeven, mijn bullen naar het Rovers House te brengen." Brooks' rechterarm beschreef een bree- den zwaai. „Wat de heeren wijzen, hebben knechten te prijzen." Er viel wederom een zwijgen. Cyril ver brak het. „Je bent geen vriend van Fedler, wel?" „Niet direct." „Het, verbaast me. dat de kerel er niet allang uitgeschopt is." „O ja? Er zullen hier wel meer dingen zijn waar jij je over verbaast." „Draai er niet om heen, Brooks. Je zou Fedler wat graag loozen, maar je blijft hem uit den weg, omdat hij door het een of an der macht over je heeft. Ik wil wedden, dat je het bij je bedreiging liet om zijn streek van vanmiddag te rapporteeren." De trainer schokschouderde. „Het is hier geen kostschool en ik speel niet voor op zichter." „Die lezing kun je er óók aan geven", zei Cyril droog, „maar daarmee zijn mijn ver moedens niet weerlegd. Neen, géén vermoe dens. Ik wéét, dat het zoo is. Waarom neem je mij niet in vertrouwen: mogelijk zie ik een uitweg." Brooks duwde driftig zijn stoel achteruit. „Je verveelt me. Je verveelt me stierlijk. Is het je nou duidelijk?" Hij vloekte bin nensmond en verliet met groote stappen de eetzaal. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 5