Gasgeneratoren komen steeds meer in trek - Trambotsing te Halfweg Huwelijk met modern comfort Slsfe Jaargang IFJWH Tweede Blad FEUILLETON DE FABRIKANTEN VAN GASGENERATOREN HEBBEN HET DRUK. ALVORENS DE GASGENERATOREN OP DE AUTO'S WORDEN GEMONTEERD, WORDEN ZIJ NOG AAN EEN GRONDIG ONDERZOEK ONDERWORPEN. (Polygoon)] i TEGEN ENGELAND. SPECIALISTEN VAN HET ITALIAANSCHE LUCHTWAPEN DRUK BEZIG MET DE VOORBEREIDINGEN VOOR EEN VLUCHT OP EEN DER VLIEGVELDEN AAN HET KANAAL. (Holland) EEN GEWELDIGE WINDHOOS VERNIELDE TE HONSELERSDIJK IN HET WESTLAND EEN GEHEEL WARENHUIS. TUINDERS REDDEN UIT DE VERWOESTE KASSEN WAT ER NOG TE REDDEN IS. (Polygoon) BIJ HALFWEG REDEN TWEE TRAMS VAN DE N.Z.H.T.M. OP DE NIEUWE IJKWET TREEDT MET INGANG VAN 1 JANUARI A.S. MANNEN VAN DE DUITSCHE MARINE-ARTILLERIE EN VAN DE ELKAAR. VAN VERSCHILLENDE WAGENS WERDEN IN WERKING. Aan de ijkkantoren heerscht reeds thans groote be- ORGANISATIE TODT BOUWEN SAMEN EEN ZWARE BATTERIJ. drijvigheid. Het onderzoek van weegtoestellen in vollen-gang op het ijk- DE BALCONS VERNIELD. (Polygoon) (Holland) kantoor te Amsterdam (het eenige voor geheèl Noord-Holland). (Holland) door Mr. CORRY STOLZ—VAN DEN KIEBOOM 53) Nee, niet goed, bekent Lies. Spelen jullie straks maar, dan ga ik nog wat lezen. Eerst opruimen en afwasschen, ge biedt Marie- Bertus, ga, maar kijken of je binnen terecht ken. Afwasschen, opbergen, thee zetten. Het theeblad voor binnen in orde maken. Prach tig toch, dat zilveren servies. Ja, mooie dingen heb. je wel hier. Die blauwe-lijzen kopjes, je moet er doodvoorzichtig mee om springen. Als je hier iets brak, oei! Een catastrofe zou dat zijn. De eindelooze Zondagavond. Bertus en Marie, die kaart spelen, met elk oogenblik ruzie en geharrewar. Het boek, dat sinds vanmiddag op bladzijde negentien openligt en blijft liggen Ze kan er haar gedachten niet bij houden. Morgen weer een nieuwe week. Een week van hard werken, een week van gemeene venijnige dagen; één twee drie vier vijf December. Sinter klaasavond, die ze hiér zal vieren, ja het zal nogal een viering zijnDe verlichte winkelstraten van Amsterdam. Inkoopen doen, gezellig slenteren door de drukte, ge armd met Frank. Frank zal nu wel met een ander gearmd loopen Marie zet de blakers klaar op de keu kentafel. Half tien de freule kan ieder oogenblik bellen. Omzichtig worden de pitten bijgeknipt, de bobèches rechtgescho- ven, dat er geen druppel kaarsvet op het blank gepoetste koper zal vallen- Dan ver trekt de optocht. Bertus gaat de laatste ronde doen. Achter de freule aan sjokt Marie, sjokt Lies de krakende trappen op.. Een versleten boel.Maar toch zal ze het hier volhouden, al was het alleen maar om die, twee uit Den Haag, Jimmy en Ada, die dit zoo prachtig voor haar hebben uit gezocht. Die nu zitten uit te kijken, of ze nog niet met hangende pootjes terugkomt. Je moet wel weten, wat je doet, Lies, had Jimmy bij haar vertrek gezegd. Je neemt een groote verantwoording op je. Frank zou de eerste man niet zijn, die door de onrede lijke koppigheid van zijn vrouw den ver keerden weg opging. Ze had hem vierkant uitgelachen: Alsof ik Frank al dien tijd èrgens van heb kunnen terughouden! Jim my had zijn schouders opgehaald: Er valt met jou niet te praten. December begint met flinke vorst. Een vóór wintertje met een venijnigen Noord ooster, die de kachels doet rooken en het water in de lampetkannen doet bevriezen- lederen morgen opnieuw is Lies doodonge lukkig van de kou en de narigheden van haar nieuw bestaan. En tot overmaat van ramp wordt de freule ziek. Ze hangt eerst nog een paar dagen in haar armstoel bij het vuur, laat zich ten slotte door Lies en Ma rie overhalen, in bed te blijven. Warme kruiken en een gloeiend potkacheltje op de slaapkamer Lies denkt, dat. ziekzijn op „Klein-Schorenburgh" nog het minst akelige karwei van allemaal is. Warme anijsmelk voor de freule, een kalfsoestertje van een half ons voor de freule. Met een lepel abrikozencompote. Een likkepot ma ken volgens de'freule èn Mariè èn Ber tus hét middel tegen hoesten en bronchitis. Lies roert en roert in het brouwsel van stroop en vijgen, doodsangsten uitstaand, dat alles zal aanbranden, waartegen ze van drie kanten met klem gewaarschuwd is- Ze weten het alle drie zoo goed, ze zijn zoo overtuigd van de onfeilbaarheid van hun huismiddeltjes en de freule verklaart tel kens zóó pertinent, dat zij geen dokter noo- dig heeft, dat ze nog nooit een dokter heeft noodig gehad en dat ze met al die nieuw bakken fratsen van temperatuur opnemen bij haar niet hoeven aan te komen Maar ze wordt al zieker en zieker. De freule is beslist hard ziek, zegt Lies 's Donderdagmiddags in de keuken, en het is onverantwoordelijk, als er nu nog geen dokter komt. Ja, maar wat ken je d'r an doen," hè, lijst Bertus De freule wil d'r nou een maal niet an nou en een mensch z'n lust is een mensch z'n leven, hè? Of z'n dóód as je niet oppast, valt Marie Lies bij. De juffrouw hèt gelijk, d'r mot wat gebeure. Wille we het d'r nog 'ns vrage of zalle me maar op ons eige houtje om de dokter sture? Sture?? Wie praat er hier van sture? valt Bertus nijdig uit. As jullie maar weet, dat ik me door jullie niet laat sture, in geen honderd jaar. ^s de freule het ver ordonneert, dan zal ik 'gaan. Maar zoolang as de freule niet zelf zegt: Bertus, je mot de dokter gaan hale, zoolang blijft Bertus kallempies bij de kachel zitte. O zoo! Hij duikt behaaglijk in zijn stoel, en kijkt de twee anderen met een overwinnaars-air aan. O zoo, zegt Lies- Nou, dan zullen we den knoop maar doorhakken. De freule zou je nu niet eens kunnen commandeeren, want ze heeft flinke koorts en ze ijlt. Als jullie me willen uitleggen, waar de dokter woont, dan zal ik hem wel gaan halen. Ik ga er zóó den nacht niet mee pi. Telefonee- ren kunnen we hier in de buurt zeker nergens? Nee, zegt Marie zoover zijn we nog niet. Maar als je dwars het bosch door gaat, de Heisteeg door en dan langs de Wolfsakker, ben je met een uurtje in het dorp. En het is nog niet donker. Dan ga ik direct, zegt Lies vastbeslo ten. Het is kwart voor vieren- Een wan deling door de bosschen op een ijskouden Decemberdag en dan nog in het donker, erg aanlokkelijk is het niet. Maar het is noodig en zij als de jongste kan er het beste tegen. Vijf minuten later stapt ze, diep in haar bontjasje gedoken, over het hardbe- vroren pad. de richting van het dorp in. Grenzenloos verlaten is het hier. Donker ook al. Ze is blij, als ze in de verte de licht jes van het dorp ziet. Het doktershuis met zijn helder verlichte ramen, de gezellige gang en de wachtka mer met de vroolijk bontgelakte meubels een andere wereld lijkt het opeens- Üe dok ter komt haastig binnenstuiven. Wat een jongen nog, denkt Lies en ze moet bijna lachen om zijn verrukt gezicht, als hij hoort voor wie ze komt. Ja, ik zal onmiddellijk komen; u kunt wel meerijden, als u wilt. Durft u achter op een motor?, O ja. zegt Lies moedig. Een oogenblik heeft ze het visioen gehad van een rustigen terugrit in een comfortabelen en warmen doktersauto. Achter op een motor het zal koud zijn en griezelig, maar toch altijd nog beter dan loopen. De dokter draaft weer weg om zijn boel tje bijeen te zoeken. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5