Waar de Vrouw belang in stelt
ROLLUIKEN
LEIDSCH DAGBLAD, Zaierdag 16 November 1940
Derde Blad No. 24739
Veel nut met weinig punten!
GEEN INBRAAK
cmaoa\
Moeders, weest standvastig!
8Isie Jaargang
We breien een heerlijk warm bedjasje
Maak zelf Uw liniment.
Tegen rheumatiek en
spierpijn.
Wist U dat?
Ook „kleine schatjes" moeten worden opgevoed!
In twee kleuren wordt dit aardige flat
teuze bedjasje gebreid en, wat heel belang
rijk is in dezen tijd; wij hebben er slechts
weinig wol voor noodig. Wellicht kunnen
er ook nog restjes bij opgebruikt worden,
omdat het jasje naast de eene Hoofdkleur
van b.v. bleu, nog een bijkleur heeft van
b.v. wit, waarvan slechts 75 gram noodig is.
Hebben wij nu juist nog twee kleine knot
jes wol, ieder van ongeveer 35 gram, in bijv.
wit en rose, dan zijn deze uitstekend te ge
bruiken in op elkaar volgende naalden. Rest
ons dus nog de aanschaffing van 200 gram
van de mooie zachte ^ephirwol in de hoofd
kleur, die wij ons bleu dachten. Voorts 4
aluminiumnaalden no. 3, 1 haaknaald No. 5,
1 maasnaald met punt en een cartonnetje
om de aardige pompoentjes op te maken.
De hier volgende beschrijving geldt voor
beurt en wordt geheel op dezelfde wijze ge
breid, doch thans in spiegelbeeld, met het
gevolg, dat de afkantingen en opzettingen
nu aan het begin der rechte naalden moe
ten gebeuren. Is ook dit deel zoover, dan
worden A en B te zamen gebracht en 16
c.M. verder gebreid. De middelste 64 st.
kanten wij daarna af, zoodat wij aan die
zijde 93 steken overhouden. Het werk is dan
de maten 40, 42, 44, de meest gangbare dus.
Het hindert bij een bedjasje niet zoo, wan
neer het eens een paar centimeters scheelt
en de meeste lezeressen zullen zich dan ook
van deze beschrijving kunnen bedienen.
Het jasje bestaat slechts uit twee deelen;
het onderste deel dat verticaal loopt en
iet bovenstuk dat één geheel- vormt met de
mouwen en horizontaal loopt. We zullen
met het onderstukje beginnen, eerst ech
ter gaan wij even oefenen met de steek,
waarvoor wij 20 steken opzetten in de
hoofdkleur.
Ie nld. averecht.
2e nld. le st. averecht, draad 2 maal om
de naald slaan, herhalen vanaf Is de naald
uit dan laten wij voor een paar cen
timeters den draad hangen en breken
dien af.
3e nld. (met de 2e kleur) alle steken
recht breien, lussen laten schieten, overi
gens als de 2e nld.
4e nld. herhalen vanaf le nld.
Wij zullen bemerken, dat het spreekwoord
„groote stappen, gauw thuis" hier wel erg
van toepassing is, want met enkele naal
den bereiken wij reeds een aardige hoogte.
Het totaal aantal naalden, waaruit het
jasje bestaat, is dan ook betrekkelijk klein,
zoodat ook het later afhechten der draden
meevalt. Natuurlijk kunnen wij dit geheel
omzeilen door het jasje in één kleur te
houden, doch het pikante ervan gaat dan
wel- verloren.
Het onderstuk.
Voor het onderstuk zetten wij 60 steken
op en breien deze tot een hoogte van 19
cM. Daarna aan de linkerzijde der naald
hij de vier volgende rechte naalden ieder
2 st. afkanten, doorbreien tot het werk 25
cM. hoog is en dan bij de volgende 4 rechte
naalden aan die zelfde zijde ieder 2 st.
erbij opzetten. Doorbreien, terwijl beide
zijden recht blijven, tot het werk totaal 67
C-M. hoog is.
In de komende 4 nld. weer aan de lin
kerzijde bij ieder 2 st. afkanten, doorbreien
tot het werk 73 c.M. hoog is, waarna weer
4 x 2 st. op gelijke wijze worden opgezet.
H het breiwerk daarna 96 clM. hoog ge
worden, dan kunnen wij afkanten, hetgeen
los moet gebeuren, met de wol in de
hoofdkleur en bij de naald, welke anders
averecht wordt gebreid met „draad om de
naald slaan". Het afkanten doen wij recht
breiend.
Het bovenstuk.
Het bovenstuk bestaat gedeeltelijk uit
twee deelen, die later, weer met elkaar ver
enigd worden; vandaar het dubbele stel
naalden, dat genoteerd staat bij de benoo-
ügdheden. Bij ander breiwerk rijgen wij
tn een dergelijk geval de steken ook wel
een draad, doch bij deze losse steek
wordt dit minder mooi.
Wij beginnen bij A (zie teek.) en zetten
ln de hoofdkleur 85 steken op. Meteen
Saan wij dan aan de rechterzijde van het
Jerk, aan het eind der 4 rechte naalden,
2st. opzetten; is het werk 5 c.M. hoog, dan
^tten wij aan diezelfde zijde nog 32 st. op
breien het totale aantal steken tot een
hoogte van 11 c.lyl. Hier gekomen gaan wij
aar> de halsuitsnijding werken en kanten
oaarvoor achtereenvolgens af, weer aan de
^hterzijde der naald, dus aan het eind
Cer haalden weike recht gebreid moeten
Worden, 3, 3, 3, 2 en 1 st. Is de totale hoogte
C.M., dan zetten wij aan die zijde nog
12 st. op en laten dit deel' voorloopig met
rust.
&gin B (zie teek.) komt daarna aan de
weer gesplitst; ieder deel wordt eerst 1 c.M
verder gebreid, waarna het linkerdeel- aan
zijn rechter- en het rechterdeel aan zijn
linkerzijde weer de afkantingen krijgen
van 2 st. bij de vier volgende rechte naal
den. De resteerende 85 st. van ieder deel
kanten wij tenslotte af en alle bréiwerk is
dan klaar.
De afwerking.
Met overhandsche steekjes en een draad
in de hoofdkleur gaan wij nu alle loshan
gende draadjes in één richting vastnaaien.
Het moet zoo worden, dat zich a.h.w. een
koordje vormt, waarbij niets meer te zien
is van de eindjes wol. Is dit gebeurd, dan
worden eerst de stukken met de goede zijde
naar beneden op een molton doek gelegd
en goed hierop uitgetrokken naar alle kan
ten. Met spelden steken wij het breiwerk
op de juiste maten vast, waarbij de teeke-
ning volledig den weg kan wijzen. Met een
warme niet al te heete bout en een voch-
tigen lap persen wij het losse werk nu pre
cies in het model, en dat niet alleen, ook
zal het aan de goede zijde veel mooier
worden. Liefst op de machine stikken wij
de mouwen daarna aan de binnenzijde
dicht en naaien vervolgens het boven- op
het onderstuk, nauwkeurig de uitsnijding
voor de armsgaten op elkaar passend.
Over deze aanhechting borduren wij een
rijtje groote kettingsteken in de hoofdkleur,
zoodat deze niet meer te zien valt. Wij
trekken het jasje aan om te meten hoe
groot de naar binnen te vallen zoomen ge
legd moeten worden voor het halsje en de
mouwen. Zijn ook deze klaar, dan rest ons
nog het zwierige koord met de grappige
pompoentjes. Van twee draden wol' in de
hoofdkleur haken wij het eerste in de ge
wone kettingsteek. En de pompoentjes, bent
u daar nog bedreven in of hebt u deze
knutselarij een beetje verleerd? Het is zoo'n
dankbaar werkje, want het resultaat is zoo
aardig. Eerst een cartonnetje van 10 c.M.
doorsnede, hierin een gat van 3 cM. mid
dellijn en nu 3 x omwoelen met de wol.
Daarna een draad onder alle lusjes doorha
len en aantrekken in het midden. Voor
zichtig knippen wij vervolgens alle lusjes
langs de buitenzijde door en halen den
draad in het midden nu zoo sterk aan, dat
alle losse woldraadjes stevig tegen elkaar
komen te zitten. Met de schaar fatsoenee
ren wij den pompoen nog wat en houden
hem vervolgens nog even in den stoom van
een ketel, zoodat hij prachtig „wollig"
wordt.
NORA HANA.
Cm Uw rheumaitieik, spierpijnen of stijfheid
te verdrijven is er nie-ts 'beters dan d'it een
voudige receptje voor een siberk liniment.
Haal bij Uw apotheker of drogist 85 gram
terpentijn en 15 gram Rheumagic-clie (ge-
ccmcentreerd)die vijf krachtige pijndoo-
dende besitanidid'eelen bevat. Een 15 grams-
f-leschje Rheumagic-Olie (geconcentreerd)
kost maar 66 cent, dus met de terpentijn
bent U voor ongeveer drie kwarbjes klaar
en heeft U 100 gram liniment.
Vermeng de twee bestandd'eelen in een
schoons flesch goed door elkaar. Bevochtig
de pijnlijke plaatsen ermede,
zonder té wrijven of te mas-
seeren en de pijn verdwijnt
direct. Ook een Rheumagic-
olie-bad is uitstekend; voeg
dan een theelepel Rheuma-
giic-olie bij een heet badi.
B'ewaar dit recept goed.
Indien de beaioodigdis terpentijn niet ver
krijgbaar is, kumt U een zelfde hoeveelheid
•brand'-spiritus gebruiken.
3515 (Ingez. Med.)
„VAN DE BOVENSTE PLANK"
is J-ozo en N-eeo, het zuivere, altijd-droge
keukenzout! Hygiënisch verpakt en
blank als sneeuw.
3520
(Ingez. Med.)
ZONDAG: Gehakt, Brusselsch lof, aard
appelen, chocoladepudding, custard-
saus.
MAANDAG: Runderlappen, gesmeerde kool
raap, aardappelen, stoofpeertjes in de
schil.
DINSDAG: Stampot van rauwe roode kool,
rolpens, rijstebrij.
WOENSDAG: Lamsschouderstuk, spruitjes,
aardappelen, gestoofde pruimen.
DONDERDAG: Hutspot met witte boonen,
custardvla met biscuits en jam.
VRIJDAG: Schijngehakt, andijvie, aard
appelen, griesmeelschoteltje.
ZATERDAG: Erwtensoep met spek, wentel
teefjes van brood of beschuit.
Het koken van aardappelen in de
schil en van ongeschilde aard
appelen in stamppot.
Aardappelen komen bij iedereen haast
geregeld eiken dag op tafel. Door een goede
bereiding behoudt de aan voedingsstoffen
rijke aardappel zijn goede eigenschappen.
Door een verkeerde bereiding, en die wordt
nog veel te veel toegepast, verliest de aard
appel van zijn voedingswaarde.
De meest waardevolle bestanddeelen zit
ten n.l. in de schil en vlak er onder. Met
de schillen worden deze dus weggegooid.
Nieuwe aardappelen worden dikwijls in de
schil gekookt en de dunne schil wordt er
dan bij opgegeten.
Oude aardappelen hebben veelal hardere
schillen, deze kunnen na het koken, op het
bord er heel gemakkelijk afgehaald worden.
Het verlies aan voedende stoffen is dan
zeker kleiner dan zelfs bij zeer dun ge
schilde aardappelen.
Verder moeten de aardappen nooit in
ruim water gekookt worden, maar opgezet
met een bodempje kokend water, dat ver
dampt moet zijn als de aardappelen gaar
zijn. Mocht er wat water overblijven, dan
kan men dit voor soep (tomatensoep, groen
tesoep) gebruiken.
Aardappelpurée kan heel goed gemaakt
worden van in de schil gekookte aardap
pelen. De aardappelen worden afgeboend.
gaar gekookt en daarna warm gepeld, wat
weinig meer tijd kost dan het schillen. Met
gekookte melk, boter, wat noot en zout
maakt men dan de purée.
Toch is het niet aan te raden te dikwijls
purée te eten, daar bij het luchtig roeren
van de massa er weer van de voedings
waarde verloren gaat.
Ongeschilde aardappelen, voor stamppot
gebruikt, moeten in stukjes gesneden wor
den, daar er anders te groote schildeelen in
voorkomen.
Maakt men stamppot van rauwe groente,
dan kan men eerst de aardappelen in de
schil koken, ze pellen, fijnstampen en even
goed verwarmen met de zeer fijn gesneden,
goed gewasschen groente.
RECEPTEN.
Gekookte aardappelen in de schil. (4 pers.)
V/2 kg. aardappelen. De aardappelen af-
wasschen en schoon borstelen. Ze opzetten
met een bodempje water (zonder zout) en
plm. 25 minuten zachtjes laten koken in
een goed gesloten pan. Daarna zonder dek
sel op laten drogen en even opschudden.
Desgewenscht zout er bij geven.
Stamppot van rauwe roode kool.
Benoodigdheden (4 pers.)
iy2 K.G. aardappelen, V2 K.G. roode kool,
1 a 2 appelen, 2 d.l. melk, 5 gr. zout, 30 gr.
boter of margarine, peper.
Stamppot van rauwe roode kool:
Bereiding: De aardappelen schillen of
schoon borstelen. In stukken snijden en op
zetten met zooveel water en het zout dat
ze voor 1/3 onderstaan. Ze gaar koken, de
melk toevoegen, deze mee door laten koken
en de aardappelen fijnstampen. De geraspte
of geschaafde roode kool en appel er door
roeren. De stamppot met de boter even
goed heet laten worden.
Erwtensoep.
In de ouderwetsche recepten laat men
erwtensoep 3 a 4 uur koken, tot ze dik ge
bonden is, maar ook tot bijna alle voe
dingswaarde van de groente, die er in ge
daan is, verloren gegaan is. Daarom kan
men de soep beter op de volgende manier
klaarmaken.
Benoodigheden:
1 y2 liter water, 1 pond spliterwten, 1 pond
aardappelen, 2 ons bladselderie, 2 ons prei,
1 ons knolselderie, 3/4 liter melk, 2 ons vet
rookspek, zout.
Bereid.iig: De gewasschen erwten een
nach in het water weeken. Ze gaar koken
in het weekwater met het spek (1 y2 uur).
Het water eraf gieten, maar bewaren, en
het spek er uitnemen. De erwten nu goed
fijn stampen en de verkregen erwtenpurée
verdunnen met het afgegoten water en de
melk. De soep weer aan de kook brengen, de
in blokjes gesneden aardappelen, de klein
g sneden groente en het spek er bij doen
en samen nog l/2 uur laten koken, af en toe
r rende. De soep is nu ook gebonden, en
heeft meer van de voedingswaarde be
houden.
Een geklopt ei verliest zijn eenigszins
slijmerige substantie en smaak, wanneer
men eerst wat kokend water in het glas of
kopje giet, daarop het ei laat volgen en
het eerst dan gaat kloppen.
Kammen en borstels worden heel ge
makkelijk gereinigd door ze te doopen in
een platte schaal met koud water, waarin
een scheutje ammoniak.
Witte vlekken op eikenhout, door water
ontstaan, kunnen verwijderd worden door
is mogelijk als Uw huis voorzien is van
IVIolensteeg 27, Tel. 21375
Na 6 uur: Tel. 26217.
3223
WIJ MAKEN OOK UW
HUIS TOCHTVRIJ.
(Ingez. Med.)
ze te wrijven met een kurk, bevochtigd met drogen.
wat olie. Vervolgens doet men een weinig
sigarettenasch op de vlek.
Aardewerk en porcelein kan uitstekend
worden gelijmd met gewone houtlijm, warm
gemaakt. Men late de voorwerpen een uur
Als ons dochtertje of zoontje drie jaar
geworden is bij sommige kinderen al
eerder dan komt er een lastige tijd in de
opvoeding, vooral bij de kleine meisjes. Dan
gaat de ijdelheid een woordje meespreken,
en dan moet Moeder vooral goed op haar
hoede zijn.
Sommige kleine meisjes zijn op dezen
leeftijd ongeloofelijk lief met haar ronde
roze wangetjes, groote onschuldige oogen
en blonde of bruine krullen, het roze kin
derlijke mondje, waarin 's avonds bij het
slapen gaan nog met graagte de duim
verdwijnt en de heel jonge, lenige bewe
ginkjes, waarin een begin van parmantig
heid aantoont, dat het kleine dametje zich
toch al een tikje gaat voelen!
Meestal babbelt zoo'n kleuter ook al hon
derd uit en als ze in een eenigszins leven
dige, belangstellende omgeving, bij voor
keur onder broertjes en zusjes, is opge
groeid, heeft ze al een heele woordenschat
tot haar beschikking en verbaast men zich
meermalen over de ingewikkelde zinnen,
die zoo'n klein mondje wéét te vormen en
de kracht waarmee ze een gedachte, vooral
als het in haar voordeel kan zijn, weet vast
te houden
Ik herinner me nog goed, hoe mijn doch
tertje, toen drie jaar, dol op schuimpjes
was en te pas of te onpas altijd vroeg: „Hè
Moes, mag ik nou een „beschuimpje?"
En toen me dit begon te vervelen en ik
op stelligen toon, om tegenzeuren te voor
komen, antwoordde: „Als het Zondag is en
Moeder heeft een kopje chocola gemaakt
dan krijg jij er een schuimpje bij", zei ze
eenvoudig „o" en zweeg er verder over.
Doch 's Zondags bleek dat de gedachten-
gang was blijven hangen, 's Morgens in bed
klonk het al: „Moeder, is het vandaag Zon
dag?" En toen ik bevestigend knikte:
„Moeder, als u nu een kopje chocola hebt
gemaakt, dan krijg ik echt een beschuimp
je, hè?'1
Uit dit kleine voorbeeld blijkt
wel, hoe goed het is, dat wij
den kleuters op hun duizend en
één vragen meestal of ze
dit of dat mogen hebben
een zoo bevredigend mogelijk
antwoord geven. Heel vaak is,
vooral als we druk bezig zijn,
de verleiding groot om er ons
af te maken met een „Nee, nu
niet!" waarop dan steevast de
vraag volgt: „Hè, waarom
niet?" of: „hè, toe nou, Moe
der!" of „wanneer dan wel?"
De moeder, die veel last en
gezeur voorgoed wil afsnijden
en het karakter van het kindje
voor de toekomst zoo gunstig
mogelijk wil leiden, zal hier
scherp moeten letten op twee
dingen:
Ten eerste: het antwoord
moet afdoende zijn. Kan de
zaak worden uitgelegd, des te
beter. Op de vraag: „Moeder,
mag ik (in een gietbui!) in
den tuin spelen?" Is een klei
ne uitlegging gewenscht, b.v.
„Neen, want dan word je ver
kouden en dan krijg je keel
pijn en dat is heel naar". Tien
tegen één dat de kleuter, als
dit wordt gezegd op een be
slisten toon, die alle tegen
spraak bij voorbaat afsnijdt,
met zeuren ophoudt. En is de
vraag zóó dwaas, dat geen uit
legging mogelijk is, dan is een
éénvoudig „neen, dat mag
niet" voldoende. Indien dit
maar beslist en stellig genoeg
wordt gezegd, weet het kind ook uit
vorige ervaringen dat het nu uit is en
zeuren toch niet helpt.
Kinderen, die op den leeftijd van drie
of vier jaar nog blijven doorzeuren als
Moeder iets verboden heeft, hebben meestal
onstandvastige Moeders, die eerst „neen"
en daarna weer „ja" zeggen. En dat is het
tweede punt, waar de Moeder op moet let
ten: Als ik „neen" zeg, kan ik dan ook
mijn „neen"' gestand doen?" Als ik, drif
tig geworden door het gezeur van mijn
kindje, gezegd heb: „en nu blijf je den
heelen dag thuis hoor!" krijg ik dan niet
straks spijt omdat ikzelf zoo graag uit wil
en het toch zoo prettig is om met mijn
schattig, aardig gekleed dochtertje te wan
delen? En, zoo ik al spijt krijg, kan in dien
dan onderdrukken voor het heil van mijn
kind öf geef ik er maar aan toe en maak
zoodoende het pas uitgedeelde lesje waar
deloos? i
Standvastigheid in de opvoeding is altijd
een goede basis, al is het vaak moeilijk, het
juiste midden te vinden tusschen al te
streng en al te goedig. Te groote streng
heid mag dan niet juist zijn, ze is in elk
geval nog beter dan onstandvastigheid.
Het eerst „neen" en dan „ja" zeggen
werkt uiterst schadelijk op het gedachten-
leven van het kind. Het weet dan niet
meer, waar het zich aan te houden heeft.
De „vaste wet", die rust geeft, ontbreekt
en het wordt heen en weer geslingerd tus
schen „zeuren helpt niet" en „misschien
tóch". Het krijgt hierdoor iets oneven
wichtigs en als dit lang zoo doorgaat, wordt
het kleine schatje ons, vóór we het weten,
totaal de baas.
En.... vooral bij kleine meisjes, die er
bizonder lief en aanvallig uitzien, moet de
Moeder zoo mogelijk nog scherper oplet
ten dan bij meer „gewone" kinderen!
Want al spreekt het bij een verstandige
Moeder vanzelf, dat het geen streepje
vóór heeft „omdat het zoo lief is", toch is
een Moeder óók maar een mensch en dus
kan een schattig vleistemmet je, gepaard
met aardige, grappige maniertjes, soms het
moederhart wel eens weeker maken dan
strikt genomen gewenscht is.
De groote factor, die hier dan nog bij
komt, is de invloed van buitenaf. Want
legio zijn immers de grootmoeders, de
tantes, de vriendelijke bezoeksters, die het
kindje er met uitroepen als „ach, wat zie
je er toch weer lief uit!" „wat ben je toch
een kleine schat!" maar al te gauw aan
wennen, te denken, dat het nu ook een
streepje vóór heeft.
Heel gewoon en natuurlijk is b.v. de op
merking van zoo'n kleuter, die een dag door
grootmoeder vertroeteld is: „Moes, ben ik
zoo èrg lief? Grootmoe zegt het zelf". En
vlak daarop „en mag ik nou een koekje?"
Zoo'n kindje is volstrekt niet bizonder
ijdel of geraffineerd, doch toont enkel een
zekere intelligentie. Het weet net als in
het voorbeeld met de „beschuimpjes"
een associatie te leggen, een gedachten-
gang vast te houden.
Doch in dit geval ls de gedachtengang:
ik zie er zoo lief uit en dus krijg ik een
extraatje, totaal fout. En hoe eer de kleu
ter deze associatie kwijtraakt, hoe beter
het is.
Het groote gezin is in dit opzicht, als
in zoovele, een prachtleerschool voor al te
snoezige kindertjes. Want de profeetjes zijn
gelukkig in het eigen kinderland, waar
meer gelet wordt op karakter dan op
uiterlijk, volstrekt niet bizonder geëerd.
Was dit wel het geval, dan zouden er heel
wat méér onuitstaanbare ijdeltuiten in ons
midden rondloopen!
R. DE RUIJTERv. d. FEER.