Dieren van Artis naar hun winterverblijf - Koning Boris opent het Parlement LEbDSCH DA6BÜD Tweede Blad Huwelijk met modern comfort 81sie Jaargang FEUILLETON EEN DUITSCHE BLOKKADEBREKER PASSEERT OP WEG NAAR OPEN ZEE EEN DÜITSCHEN TORPEDOJAGER, welke het schip een veilig geleide waarborgt door het mijnengebied. (Polygoon) OP PLECHTIGE WIJZE WERD DEZER DAGEN IN SOFIA HET BOEL- GAARSCHE PARLEMENT DOOR KONING BORIS GEOPEND. De koning onderhoudt zich na de inspectie van de eerewacht met een der soldaten. (Scherl) HET SEIZOEN IN ARTIS IS VOORBIJ. DE KALKOENEN WORDEN DOOR DEN OPPASSER UIT DE KINDERBOERDERIJ GEHAALD EN NAAR HET WINTERVERBLIJF OVERGEBRACHT. (Polygoon) BOMMEN VOOR ALBION. BOM NA BOM WORDT VOOR DE VLUCHT NAAR ENGELAND GE LADEN ZIJ ZULLEN DE LÖNDENAARS WEER VAN EENIGE UREN SLAAP BEROOVEN. (Hoffmann) OOK IN NOORD-HOLLAND IS HET WATER STERK GESTEGEN. WAAR ANDERS DE KOEIEN GRAZEN, ONTWAART MEN NU EEN „MEER". EEN KIJKJE IN DE OMGEVING VAN AVENHORN. (Polygoon). MAATSCHAPPELIJK HULPBETOON IN ROTTERDAM heeft een enorme uitbreiding van zijn taak gekregen, nu zooveel duizenden per sonen in aanmerking komen voor de goederen, welke uit het geheele land zijn samengestroomd. In een groote loods aan de Lekhaven worden de goederen gesorteerd. (Polygoon) door Mr. CORRY STOLZ—VAN DEN KIEBOOM. 29) Ze eten In een lunchroom. Wat is alles toch direct gezelliger als je met je tweeën geniet Nick. Het lijkt nu weer op utrecht. Utrecht met Loes of Elly aan een tafeltje bij Van Angeren. Verhalen over de colleges, over roeien, tennissen ■- Wel? vraagt Erna. Je bent bekaf zeker? Heelemaal niet, zegt Nick Ik zat alleen in stilte te genieten, omdat ik het 200 fijn vind, gezelschap te hebben. Ik heb hier in die heele maand geen kip gesproken. Ken ik. Heb ik ook meegemaakt. Re gelrecht van Rotterdam nog wel. Maar zoo oeroerd als jij heb ik het natuurlijk niet gehad. Waarom natuurlijk? vraagt Nick ver wonderd. TT Nou' op konden ze alléén tegen nej jen. dat ik van de Hoogeschool kwam. fh Jij. ja, je kunt het ze niet heelemaal rn t- nemen. Als je bedenkt, hoeveel ge- outineerde nienschen met rissen diploma's of 0pi*e keien staan en ze moeten dan een andere nieuwbakken juffrouw aannemen «Teen omdat een van de Heeren Commis sarissen dat verkiest. Ja, maar ik moet toch ook leven, zegt Nick verdrietig. Ik bedoel er ook niets persoonlijks mee. Ik vind het juist leuk, dat er iemand van mijn eigen slag bij gekomen is. Maar ja meester in de rechten èn een proté- géétje van een commissarisvan wien? vraagt ze nieuwsgierig. Van Jonkheer de Laet van Neerduynen. O. Familie van je? Nee, een studievriend, zegt Nick kortaf Clubgenoot, zou je kunnen zeggen, als ik een jongen was. Ja-a, als je een jongen waszegt de ander nadenkend. Erg op je gesteld zeker? Nee waarom? Moet dat nou beslist? vraagt Nick geprikkeld. Moeten heelemaal 'niet. Maar het zou allicht prettiger voor je zijn. Dan kon je misschien met hem trouwen en was je van het heele gezeur af. Jasses, kom jij daar ook al mee aan dragen? En jijzelf dan? Ik ben al vier jaar verloofd, zegt Erna Maar we kunnen niet trouwen. Mijn ver loofde is tandarts. Ook al zoo'n genoeglijk vak tegenwoordig. O ja? Ik dacht, dat dat nog zoowat de eenige menschen waren, die geld ver dienden. Verdienen ja. Maar krijgen ho maar. Hoe voller ze de monden van hun patiënten met goud stoppen, des te leeger worden hun eigen zakken. Enfin, dat zal je niet interes seeren. Natuurlijk wel, zegt Nick. En ik vind het kranig, dat je het zoo volhoudt. Wat? De verloving of het werk? Nou allebei. En ik wou, dat je me een paar tips gaf om het ook vol te kunnen houden. Het werk, bedoel ik. Voor verlovin gen hoop ik ten eeuwige dage bewaard te blijven. Kernachtige mannentaal, hoor, lacht de ander. Ik vind jou anders heelemaal niet het type van de vrije vrouw. Dat heb je of je hebt het niet. Je kunt ze er in je studententijd al uitpikken, heb je dat ook gemerkt? Zeg, wat vind je, zullen we op mijn kamer nog wat doorboomen, of heb je andere plannen? Ik heb niets te doen. Nooit, zegt Nick. En ik vind het dol om met je mee te gaan. Zoo ging het in Utrecht ook altijd, peinst ze, terwijl ze naar Erna's kamers fietsten. Je zat, van je novitiaatstijd af, midden tus- schen de meisjes; twee-driehonderd, die je zag, die je kende. En dan ineens, toevallig, liep je tegen iemand aan je at aan het zelfde tafeltje of je fietste eens samen van college naar huis. En je ontdekte van el kaar: dat is mijn slag en dan was je met een vriendinnen, dikwijls voor jaren. Ja, zegt Erna. als ze bij de thee zitten. En nu vroeg je om tips om het op kan toor te kunnen bolwerken. Ik kan je wel een paar wenken geven, maar die zijn na tuurlijk gebaseerd op mijn eigen systeem. En ik weet niet, of je het daar mee eens bent. Het is niet bepaald een heldhaftige methode. Ik voel me allesbehalve heldhaftig, zucht Nick. Nee, dat begrijp ik, maar het gaat hier om het principe. Ik vind namelijk, dat de aggressieve, de ellebogen-methode, zal ik maar zeggen, voor een meisje nooit aan te bevelen is. Nou, die ligt ook niet in mijn lijn, zegt Nick. Des te beter. Dan kan ik je alleen dit aanraden: Hou je vooral de eerste maan den nog vijftig procent docieler en tammer, dan je van nature al bent. Laat je alles ge dwee aanleunen en protesteer nergens tegen. Doe je uiterste best om zoo negatief mogelijk te zijn, ik bedoel, laat ze alleen merken, dat je wérkt en niet, dat je er bént. Des te eerder zijn ze aan je gewend en des te eerder zullen ze je opmerken en dat op een prettiger manier, dan wanneer je jezelf naar voren zoudt dringen. Prachtig, zegt Nick Zoo heb ik het tot dusverre ook gedaan. Ik zou trouwens niet anders durven ik ben als de dood voor iedereen. Kan geen kwaad. Beter dan dat Je denkt: hier ben ik meester Lenswaerdt, ik zal jullie wel eens zeggen hoe het moet. Bewaar me, lacht Nick. Is heelemaal niet onwaarschijnlijk. Zoo heb ik er twee meegemaakt, op ditzelfde kantoor. Ook juristjes. Regelrecht van de academie en een air van: „jullie kantoor- harken", je snapt wel. Maar of ze er uit vlogen na drie maanden! Daar ben ik niet bang voor. We voor het er uit vliegen natuurlijk, maar niet om die reden. Mooi, dat is dat dan. Ja en verder. Dat je nooit een vinger mag uitsteken naar de telefoon, als er een hoogere autoriteit in de kamer is, weet je natuurlijk. Kalm laten bellen desnoods. Dat in de eerste maanden, iedereen, die langer op kantoor is dan jij, ook méér is dat wee», je allemaal. Ja één ding nog: Pas op voor de liefde of de vriendschap, als je dat liever hoort dat is taboe, in kantoortijd en met kantoormen- schen althans. De rest is jouw zaak. Ja, lach maar, ik meen het toch. Wel, ben je nu voldoende ingelicht? Méér dan, zegt Nick En hartelijk dank voor al je noodige en overbodige raad gevingen. En voor de thee en de rest nou je begrijpt het wel. Ik heb het al dien tijd nog niet zoo fijn gehad. Tabeh. En het went, denkt Nick, als dë eerste maand achter den rug is. Het went werke lijk. Het knetterend lawaai van de typekamer. Het werken op de „spitsuren", als je soms'twintig brieven achter elkaar hebt af te werken. Het doorloopend binnen zitten op de mooiste zomerdagen, terwijl je mag toekij ken, hoe de anderen een voor een met va- cantie gaan. Het geratel in de vrije oogenblikken van de andere meisjes, waar je buiten staat hier zoo goed als in Doornenburg. Alleen Erna is geweldig. Erna staat daar ook bui ten, of liever ze houdt zich er buiten. Er gert zich ook af en toe. Eiken morgen, vóór „de heeren" de post hebben doorgelezen, dus vóór de typistes geroepen kunnen wor den om op te nemen, is het groote bijeen komst in de toiletkamer. Daar, bij de luxueuze waschtafels en de groote wand spiegels, vinden ze elkaar, de meisjes van de typekamer, van de boekhouding en het archief. Soms verdringen ze er zich met twintig tegelijk, wasschen, poederen, schminken, lakken hun nagels en kletsen.. Tot in het oneindige. Over kantoor. Over menetr zus met juffrouw zoo En de bio scoop. Dat duurt van half negen tot kwart voor tien. Dan bevolkt de typekamer zich weer, zitten Erna en Nick niet langer al leen met meneer Lammers. (Nadruk verboden). .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5