Verwoestingen te Londen - Turf winnen in de Vinkeveensche plassen Siste Jaarnanq LEEDSCH DAGBLAD Tweede Blad Een viool verdween FEUILLETON EEN MIJN, WELKE DE PIER TE SCHEVENINGEN BEDREIGDE. WERD TOT ONT PLOFFING GEBRACHT. Vele ruiten in de omgeving moesten het ontgelden. Ook op de Rotonde van de Pier bleef geen ruit heel. (Polygoon) DE DUITSCHE LUCHTAANVALLEN OP LONDEN HEBBEN EEN VERWOESTENDE UITWERKING. HET VERKEER IS BIJNA GE- TE AALSMEER HEERSCHT GROOTE DRUKTE OP DE BLOEMENVEILING. De HEEL ONTWRICHT. OP DE FOTO ZIET MEN EEN AUTOBUS, WELKE TIJDENS ZIJN RIT HET SLACHTOFFER WERD VAN EEN export naar Duitschland is belangrijk gestegen. Het overladen van de bloemen in den IN DE NABIJHEID INSLAANDE BOM. (Associated Press) trein geschiedt te Amsterdam. (Holland) DE ITALIAANSCHE VELDTOCHT IN EGYPTE. RUITERS IN DE WOESTIJN. (Holland) IN DE VINKEVEEN SCHE PLASSEN wordt veel turf gewon nen. Boeren uit den om trek winnen hier zelf hun brandstof voor den winter. (Polygoon) door PAUL SCHOTT. 38) „Ik geloof u. Waarom zoudt u een half- dooden man nog een trap geven?" Weder om gaat hij rusteloos ln de cel op en neer. Dan buigt hij zijn hoofd dicht naar dat van Grangg, en fluistert: „Dat is slechts het oppervlak. Datgene, wat de menschen er van weten, wat men Faustina verteld heeft, toen men haar naar Engeland zond. Maar het Is niet alles. Ik heb mijn eer verloren," hij zwijgt eenige oogenblikken uitgeput. „Hij is de schuld van alles, ik heb nooit willen gelooven, dat er derge lijke menschen bestaan, menschen, met een karakter, zwart als de nacht. Of 'is hij niet slecht, maar waanzinnig? Alle verzamelaars zijn waanzinnig." Grangg schrikt. De man sreekt over zijn broer, over Ugo Lorenzetti. „Toen ik terug kwam, arm en gebroken, gesloopt door de opium, ik rookte in dien tijd wel twintig pijpen per dag, toen heeft hij me gevleid. Hij nam mij en mijn kind op. eerst in het palazzo in Florence, daarna hier in Vicenza. Waarom? Uit ijdelheid, opdat men zeggen zou: Die goede, brave Lorenzetti? Uit angst voor zijn naam? Ik weet het niet. Ik leefde in zijn huis, Faus tina kreeg een opvoedster. Haar moeder stierf bij haar geboorte." Girolamo staar de naar het licht, dat door het matglas stroomde. „En verder," dringt Grangg aan, maar voor de ander kan antwoorden, wordt de deur geopend. Grang gaat haastig op den directeur toe, en zegt: „Kunt u mij nog vijf minuten geven? Het is van het hoogste belangIk ben bijna klaar." De direc teur staat het toe. Nauwelijks is de deur achter hem gesloten, of Lorenzetti ver volgt haastig: „U kunt zich niet voorstel len, wat ik daar geleden heb, in dat huis, dat toch ook het huis van mijn vader was. lederen dag verweet hij me, dat ik mijn erfdeel verspeeld had, dat ik een misdadi ger, een slappeling was, wanneer hij er niet geweest was, zat ik nu in de gevan genis of in het krankzinnigengesticht. Maanden ging dat zoo door. Ik had steeds grootere doses opium noodig, en hij gaf me geen geld er voor. Ik smeekte, ik be delde. U weet misschien, hoe het gif iemands waardigheid neerhaalt. Hij gaf mij steeds minder' geld, ook mocht ik Faustina slechts een enkele maal zien, en eindelijk Grangg vulde den zin voor hem aan: eindelijk dwong hij u, die boeken voor hem te stelen. Ik vermoedde het." Lorenzetti knikte. „Zeven boeken heb ik gestolen. Niemand in de stad wist, dat ik verslaafd was aan opium, men hield mij voor een longpatiënt. Het kostte mij geen moeite, de boeken te krijgen. Hij wees mij, hoe ik ze uit de banden moest nemen, en er waardelooze boeken voor in de plaats moest zetten. De gestolen boeken ver stopte hij in zijn bibliotheek. Op een dag zag een bediende, dat ik bezig was, de oudezwijnslederen banden van de boeken af te nemen. Toen was het spel uit." „Maar waarom hebt u niet uw mond opengedaan!" riep Grangg uit. ,Daar heeft die satan ook aan gedacht. Hij kwam direct in het bureau bij me, en waarschuwde me, mijn mond te houden, anders zou Faustina als dochter van een dief gebrandmerkt worden. Trouwens, nie mand zou mij gelooven, als ik beweerde, dat Ugo Lorenzetti mij tot diefstal aan gezet had. Wie gelooft nu een opium schuiver? Wanneer ik mijn mond hield, beloofde hij voor Faustina te zorgen, zij zou een man van standing kunnen trou wen, dat maakte hij wel in orde. Ik was onder den invloed van het gif, ik dacht aan de toekomst van mijn kind, en zweeg. Faustina hoorde alles pas veel later, zij werd direct naar Engeland gezonden." „Verschrikkelijk! Het is bijna niet te ge looven," zei Grangg, hem op den schou der kloppend. Vertrouwelijk ging hij ver der: „Weet u er iets van, dat uw broer veel geld verloren heeft?" „Heeft hij geld verloren? Dan zal hij zeker probeeren, Faustina aan een rijken man uit te huwelijken. Signor Grangg, als u werkelijk van mijn kind houdt, mag u dat niet toestaan." „Er bestaat kans op, ik heb daar zelf ook aan gedacht. Voor zijn verzameling heeft hij ook geld noodig. Faustina heeft mij verteld, dat ze een prins o£ een automo bielfabrikant zal moeten huwen, beiden onmetelijk rijk." Lorenzetti had de handen gevouwen, smeekend keek hij den violist aan. Grangg stelde hem gerust. „Maakt u zich maar geen zorgen!" Hy lachte grimmig, en keek den man tegenover hem trouwhartig aan. Een sleutel draalde om in het slot, en Grangg stond op. „Ik ben gereed," zei hy tot den binnentredenden directeur, en ver liet, zonder om te kyken, de cel. „Nu, wat maakt u eruit?" vroeg de di recteur nadat hy de deur achter zich ge sloten had. Grangg antwoordde luid, zoo dat Lorenzetti het moest kunnen hooren: „Niets. Ik ben niets te weten gekomen, dat niet reeds gedurende het proces geble ken is." De beide mannen verwüderden zich. In de cel achter de gesloten deur, wierp een ongelukkig mensch zich, ontroerd snikkend, op zy'n bed. HOOFDSTUK XIV. De Marchese had op een groote kaart van de stad Genua nauwkeurig zyn plan uitgezet. De albergo „Rissorgimento" lag in een dichtbebouwd gedeelte van het ha venkwartier. Het was een oud, hoog hoek huis. en dat zou de belegering niet ge makkelijk maken, beweerde de markies. Om tien uur 's avonds rukte men uit met der tig man, die allen een nauwkeurig om schreven instructie hadden. Het huis was den geheelen dag bewaakt, geen „dikke, bleeke vreemdeling" had het verlaten. De markies, die bhj was, eindeiyk in actie te komen, had de kranten geheimzinnige aan wijzingen gegeven. Ze moesten in de och tendbladen maar een ruimte vrij houden, wellicht zou hy, laat in den avond, gewich tige berichten kunnen publiceeren. De daken van de huizen in den omtrek waren bezet met een sterke politiemacht, als ging het er om een sterke bende gangsters te overmeesteren. In de herberg er tegenover, en in den groentenwinkel ernaast zaten als bedelaars vermomde politiemannen. Op straat was een „arbeider" van de telefoon uren lang met reparaties bezig, ja, zelfs werden eenige kamers in de herberg door zoogenaamde matrozen gehuurd. Al deze voorzorgsmaatregelen waren vol komen overbodig. Om kwart voor elf trad de markies met twee agenten, revolvers in de hand, de kamer van den reeds te bed lig— genden Portugees binnen, die zonder tegen stand en doodsbleek zijn handen boven het hoofd hief. „jy bent de moordenaar van Caval- cantl!" brulde de markies. „In naam van den koning arresteer ik Je!" Bevend stond Gomez in een kort nacht hemd midden in het vertrek, met bevende stem huilde hy: „Wat wilt u van my? Ik ken geen Cavalcanti, ik ben steward, over drie dagen vertrekt nnjn schip naar Java, u vergist zich!" De markies gaf een teeken, waarop de bediende van Cavalcanti, die er uit zag als een bonvivant uit een ouderwetsch tooneel- stuk, de kamer binnentrad, Gomez aan dachtig beschouwde en knikkend zei: „Senza dubio, dit is de man die den naam Salimbeni noemde." „U hoort het," zeide markies. Salimbeni," krijschte de Portugees, en wilde het hemd wat verder over zyn knieën trekken, maar de dreigende revolvers de den hem verschrikt de armen weer ophef fen. „Salimbeni? Ik ken geen Salimbeni! Dit is een verschrikkehjk misverstand!" (Nadruk verboden). .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5