De Hollandsche kinderen in de Oostmark - Dennenappels zoeken LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Een viool verdween 81ste Jaargang FEUILLETON DE HOLLANDSCHE KINDEREN IN DE OOSTMARK. Foto's ge maakt tijdens een reis van Nederlandsche journalisten en persfotografen naar de Oostmark als gasten van de Duitsche autoriteiten. Links Hol landsche kinderen spelend voor het slot Traunsee. Op den achtergrond de Traunstein. Rechts De jongens spelen in Hallstatt op het marktplein bij de oude pomp. (Polygoon) DE JAARLIJKSCHE LANDBOUW- EN MIDDENSTANDSTENTOONSTEL LING TE HOORN. IN HET MIDDELPUNT VAN DE BELANGSTELLING STAAN MOMENTEEL DE GEITEN. (Polygoon) DENNENAPPELS ALS BRANDSTOF. De jeugd te Beekbergen begeeft DE NEDERLANDSCHE KINDEREN IN DE OOSTMARK. Een Hol- zich na schooltijd naar de bosschen om dennenappels te verzamelen, welke landsche jongen met zijn pleegvader tijdens een concert van de dorps- dienst kunnen doen als brandstof. (Polygoon) kapel in Bad Ischl, het hart van Salzkammergut. (Polygoon) DE RIJKSMAARSCHALK AAN DE KANAALKUST. Rijksmaarschalk Göring op een observatiepost aan de Kanaalkust. Links generaal veld maarschalk Kesselring, rechts de generaal der vliegers Loerzer. (Holland) OP HET VLIEGVELD VAN EEN JACHTESKADER. De machine van een van de succesrijkste Duitsche vliegers. Op den staart van zijn vlieg tuig heeft hij reeds 28 neergeschoten Engelsche vliegtuigen genoteerd. Nog vier strepen moeten er bij geschilderd worden. (Polygoon)] door PAUL SCHOTT. 30) „Ik kan u er naar toe brengen, mijn heer," riep de kellner en echoot zijn servet reeds onder de arm. „Daarboven ln het Corso Umberto, een klein palels, maar heel mooi, quattrocento, van onzen grooten Pal- ladio." Grangg moest lachen en was daar mee meteen weer tot de werkelijkheid te ruggekeerd. In zijn ijver had de kellner zich een eeuw vergist. „Het palels staat reeds een heelen tijd leeg mijnheer. Lo- renzetti zal het wel willen verkoopen. maar zeker is het natuurlijk niet, er wordt zoo veel gezegd. Om de paar weken maakt de portier het schoon." „Ik vraag het omdat men mij gezegd heeft, dat het interieur zoo mooi was. Waar woont die portier?" De kellner noemde een adres, de man was eigenlijk groentenhan- delaar van zijn vak. „Het interieur? Mogelijk, ik heb het nog nooit gezien," meende de kellner bedenke lijk, alsoi hij Baedeker of Cook in eigen persoon was. „Waarschijnlijk heeft mijn heer Lorenzetti het meeste laten verhuizen naar zijn villa aan het Iseomeer." „Maar vroeger heeft Lorenzetti hier toch gewoond?" „Na het proces heeft hij de stad verla ten, toen had hij er geen plezier meer in. Ik kan me voorstellen!" „Proces? Wat voor een proces?" Grangg nam een slok ijswater en deed moeite zijn opwinding te verbergen. „Oh, u bent vreemdeling. Het was een gebeurtenis van den eersten rang. De heele stad heeft een week lang over niets anders gesproken. De Lorenzetti's zijn een oude familie, die haar paleizen hier en in Flo rence heeft." De kellner leunde tegen het tafeltje en zijn lange armen zwaaiden heen en weer. „Een verwarde geschiedenis, niemand weet er eigenlijk het juiste van," herhaalde hij en Grangg had den indruk, dat deze kellner slechts een tooneelspeler was, die de rol van kellner speelde en zoo waar zeer goed. „Maar waarom ging het? En wanneer was het?" vroeg hij. „Wacht eens, ik ben nu drie jaar hier. Vroeger was ik in „Nazionale", maar daar waren me te veel vliegen. Het proces tegen Lorenzetti. „Tegen wie?" „Ja, tegen den broer van den grooten Lorenzetti, dat was het juist," beweerde de kellner, en roeide met zijn armen. „Drie of vier jaren gevangenisstraf heeft hij gekregen, neen, vijf, precies, vijf jaar! En een beroering mijnheer! Dat kunt u zich voorstellen! Zoo'n familie! Een Lo renzetti veroordeeld tot vijf jaar kerker straf! Alsof men een Venzo of een Porto- Breganze gevangen zou zetten!" Maar Grangg hoorde reeds niets meer. Dat was het dus! Faustina's vader tot vijf jaar veroordeeld! En hij had hier al dien tijd zitten droomen! Hij richtte zich op. „En wat had die man gedaan?" vroeg hij en kon niet verhinderen dat zijn anders zoo rustige stem een weinig beefde. „Waardevolle oude boeken uit de biblio theek Bertoliana gestolen en verkocht." Diep ademhalend stond Grangg op, betaal de en verliet het café, lichtelijk zwaaiend, alsof hij geen koffie maar van den zwaren Italiaanschen wijn had gedronken. Lena en Hans Apt waren eerst tever- geefsch bij den gemoedelijken nettenbreier geweest, uit wien niets te halen was ge weest, daar hij geen ernstig woord gespro ken had. Hij had hun iets te eten aange boden uit een zwartgerookte pan, die in de schouw hing, daarna had hij hen van zijn schoonmoeder verteld aan wie hij zich doodergerde en tenslotte had hij Lena een van zijn netten aangeboden om mannen in te vangen. Nu keerden zij terug naar het plein voor het station, waaraan hun hotel lag. Zij staken over, doorkruisten verschil lende stelle straatjes en lazen eindelijk den gezochten naam: Salita Farmagosta. „Hier woont dus de graaf," zei Apt ter wijl zij om zich heen keken," zonderlinge liefhebberij om in zulk een steegje een paleis te laten bouwen", vond hij terwijl hij in zijn lijstje naar het huisnummer zocht. Zij liepen in het smalle straatje, waar een kat voor hun voeten wegvluchtte. Nummer zeven was een zeer oud en ver weerd steenen huis met tralies voor de vensters op de benedenverdieping. „Ziet er niet uit als een palels, hè?" vroeg Lena, toen er juist een in het zwart gekleede vrouw met een brilletje op naar buiten trad, aan wie Apt naar den graaf infor meerde. „Die woont op de derde verdie ping," zei de vrouw, waarop Lena zoo'n grappige beweging maakte, dat Apt lachte „Hij zal ons er dus niet uit laten gooien! De graaf, die niet betalen kon!" Zij bestegen een nauwe wenteltrap, von den onder het dak slechts één deur en belden aan. Dadelijk hoorden zij een hooge stem, die riep dat er direct opengedaan zou worden. Toen hoorden zij een doffen slag, er viel iets om en graaf Salimbeni opende de deur. „Waarmee kan ik u van dienst zijn?" vroeg hij en staarde zijn bezoekers aan. „Ik ben aan het verhulzen en aan het pak ken neemt u mij niet kwalijk ja, komt u verder ho, denkt u om dien koffer. Het heerschap maakte in ieder opzicht den indruk, gestoord te zijn. Boord en das had hij nog niet omgedaan, maar na ieder woord meende hij naar de plaats te moe ten tasten, waar zij eigenlijk moesten zit ten. Zijn haar zag er uit, alsof hij den nacht in het hooi doorgebracht had. „Wij komen over die viool," zeide Apt en keek het mannetje recht in de waterige oogjes. Lena keek om zich heen. De schil derijen waren van de muren gehaald en lagen "her en der op koffers en ln de kamer rook het naar stof en een sterk geurende zeep. „Zooiets had ik kunnen vermoeden. Bent u van de politie?" vroeg Salimbeni angstig. „Ik heb het vandaag in de krant gelezen. De moordenaar heeft mijn naam, ik bedoel den naam „Salimbeni" genoemd." Opge wonden keek hij om zich heen, alsof hij zelf den moordenaar was. „Het is ml] on begrijpelijk. Er zijn toch zoovele Sallmbeni's ln Genua!" „Zeven en dertig," mompelde Lena en keek uit het venster naar een binnen plaatsje en verweerde daken. „Zoo, zeven en dertig?" herhaalde de graaf vragend en tastte naar zijn afwezige das. „U kent den handelaar Bozzizeide Hans Apt, zonder vraag ln zijn toon. „Ik houd mij met bemlddellngszalien bezig. Ik geloof dat ik wel eens een zaak met hem heb gedaan. U komt van de po litie." „Neen, wij werken voor onszelf, wij zijn een detectivebureau", merkte Lena op, „wij werken zeer discreet en willen alleen den kooper van de viool opsporen, in opdracht, begrijpt u?" De graaf scheen iets opgelucht. Tot groo- te verbazing van zijn bezoekers, haalde hij een wit piqué das te voorschijn en een hooge boord, welke zaken hij met onhan dige vingers om zijn mageren hals beves- ■tigde. Toen zeide hij met vastere stem: „Naar mijn meening is de viool naar Amerika verkocht." „Wat?" Wat zegt u daar?" schreeuwde Apt. „Naar Amerika? Bent u gek gewor den?" Geheel verbluft stamelde Salimbeni: „Wie zou hier een dergelijke viool koo- pen?" „Cavalcantl misschien?" probeerde Lena en knipoogde tegen den graaf. (Nadruk verboden). tWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5