- Zaaien van herfstknollen - Verdwijnende molen Sfsie Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Biad FEUILLETON )e Ronde van Edam BLOED VAN BOEDDHA" do politiemannen de wacht te houden, nie mand mocht de kamer betreden. Dlttmars kon nog niet goed loopen. Fenton onder steunde hem. Beneden gekomen gaf Muer den professor eerst wat te drinken. „Je kunt goed radenl" zei Fenton bewon derend tot York. De anderen waren nu ook beneden g'ko men en stonden ln een groep om hen heen. Ze maakten York zenuwachtig. Fay en Muer hielpen hem naar boven te gaan, Fenton bleef beneden. Iedereen bestormde Dlttmars met vragen, maar de kleine pro fessor liet niet veel los. Terwijl York een bad nam, gingen Muer en Fay naar Lee's kamer op aanraden van York Page had nog steeds pijn ln zijn hoofd en Lee voelde zich misselijk, als gevolg van dc chloroform. Fay gaf hem wat te drinken, dat hem wel spoedig op zou knappen. Toen onderzocht hij Page. De klap was behoor lijk aangekomen, maar er was toch niets gebroken. De dokter waschte de wond uit en verbond hem-. Ondertusschen stelde Lee vragen, Muer vertelde hem wat hij wist. Lee scheen vol komen uit het veld geslagen te zijn; hij wilde het huis zoo spoedig mogelijk verkoo lden. Page knapte nu ook op en de beide patiënten gingen daarop samen naar be neden. Muer en Fay traden de kamer van Grass binnen. Een oogenblik later kwam ook York binnen strompelen en verzocht Fay naar beneden te gaan om Fenton en Dlttmars te roepen. Toen zij verschenen was York juist bezig het met bloed bedekte mes te onder zoeken. Ilij had Het heft met poeder be stoven. maar er waren geen vingerafdruk ken te bespeuren. Ook in dit geval had de moordenaar het heft na de daad afgeveegd of hij had handschoenen gedragen. „Vertelt u me nu eens wat er gebeurd is, professor!" zei York. Dlttmars haalde zijn schouders op. „Veel wijzer kan lk u ook niet maken", zei hij. „Ik.sliep en werd wak- de doordat ik iets hoorde vallen, dat ver beeldde ik mij ten minste. Waarschijnlijk is het dokter Grass geweest, die neerviel. Ik stond op om te onderzoeken wat het ge weest was, deed de deur open en keek in de gang. Het was donker, maar ik meende toch iets te zien bewegen. Ik hoorde de schakelaar aan den voet van de trap om draaien, maar het licht ging niet op „Dat was ik", viel York hem in de rede. „Mogelijk", ging de professor door. „In leder geval hoorde ik iets in Grass' kamer en ik meende ook gekreun te hooren. Ik veronderstelde dat hij ziek was en hulp noodig had. Ik tastte dus langs den muur naar zijn deur. Ik klopte aan en riep zijn naam. Eerst hoorde ik niets, toen werd de deur op een kier geopend, ik kreeg met een een klap op mijn hoofd.verder weet ik niets meer. Toen ik bij kwam lag ik ge bonden op het dak met een prop in mijn mond". „Waarschijnlijk had hij Grass juist ver moord, toen u klopte", zei York, „hij sloeg u bewusteloos en hoorde toen mij aanko men. Hij moest uiterst vlug te werk gaan. Ik hoorde iets. toen ik de gang boven in ging, waarschijnlijk had hij u toen juist een klap gegeven. Hij heeft toen eerst met. mij afgerekend, terwijl hij mij naar het dak sleepte, moet hij u zoo lang in Grass' kamer gelegd hebben. Toen hij mij van het dak schoof moet hij gezien hebben, dat Muer mij opving. Hij heeft u toen eerst naai' zijn kamer teruggerend, juist op tijd om ontdekking te voorkomen. Hij rekende er op later gelegenheid te hebben met u af te rekenen". „Hij?" vróeg Fenton. „Wie is hij?" „Dat moeten we nu juist uitvinden", ant woordde York. Hij raakte Dittmars' pyama met een vinger aan. „Bloed!" zei hij. De professor keek verwonderd. „Ik ben toch niet gewond?" zei hij, zich overal betastend. „Nee", antwoordde York, „de moorde naar heeft u in de kamer van Grass over den vloer gesleept, waarschijnlijk door een bloedplas. Ik begrijp alleen niet, hoe het lichaam van Grass tegen de deur kwam te liggenHij dacht na. „Wel verdraaid!" riep hij plotseling uit. „Gaat u zich eerst maar wat opknappen", zei hij toen tot den professor, „maar be waar die pyama jas, misschien zullen we die bloedvlek nog moeten onderzoeken. Fenton. jij gaat naar beneden, houd oogen en ooren wijd open, laat ze zooveel moge lijk praten, maar zeg zelf niets". Fenton en Dittmars verlieten het ver trek. „Muer". zei de kapitein toen zacht, „ga naar miss Spencer's kamer en vraag of se hier wil komen; ik moet haar spreken alleen!" Muer keek zijn chef aan en begon te lachen. „Voor een man, die bijna opgehangen is, gaat het u vrij goed, dunkt me. Voor hij verder kon gaan had York een boek van de tafel genomen en het naar zijn hoofd gesmeten. York stond met moeite op toen Carol Spencer de kamer in kwam. Een oogenblik bleef ze op den drempel staan, ze trachtte te glimlachen en York, die zag hoe ze moeite had zich goed te houden voelde een warm geluksgevoel door zich heen stroo men. „Wilt u de deur sluiten?" vroeg hij. „Het spijt me dat ik u niet beter ontvangen kan, maar ik voel me nog niet weer de oude". „Ik hoopte, dat u beter zou zijn, kapitein York", zei ze. „Mijn keel is nog erg pijnlijk en mijn lippen zien er ook nog niet fraai uit. In het vervolg zal ik beter kunnen beoordeelen, wat iemand die opgehangen wordt moet uitstaan!" Ze ging zitten en nam een sigaret van hem aan. „U wilde me spreken?" vroeg ze daarna. „Ja. maar mag ik u eerst zeggen, dat uw komst mij al bijna beter gemaakt heeft?" Ze accepteerde het compliment en voegde cr aan toe, dat het haar genoegen deed, dat ze ten minste iets tot zijn beterschap had kunnen bijdragen. York keek haar lang aan en vroeg toen plotseling: „Wat deed u met een flesch chloroform in uw kamer, miss Spencer?" Ze keek hem vragend aan. „Een flesch chloroformDaar weet ik niets van!" „Vertelt u me geen onwaarheden!" ant woordde hij. boos wordend. „Dat doe ik niet", zei ze verontwaardigd, „wat ik ook mag zijn, een leugenaarster zeker niet!" York zuchtte. Onder een zakdoek op de schrijftafel haalde hij een medicijnflesch te voorschijn. Op het etiket stond *en doodshoofd met de woorden: „Vergif. Chlo roform". (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). TEN BATE van nood lijdend Rotterdam werd de Ronde van Edam ver reden. In de bocht ONTSPANNING VOOR ROTTERDAMSCHE KINDEREN. Rotterdamsche kinderen, welke te Weesp gastvrij zijn ondergebracht zijn door de burgerij onthaald op een tochtje naar de bekende uitspanning „Oud-Valkenveen". Genietend op de hobbelpaarden. TE AMSTERDAM is de K.L.M.-opleldingsschool geopend. Hier wordt het K.L.M.-personeel, dat op wachtgeld staat, in de gelegenheid gesteld, door «ludie zijn bekwaamheid te verhoogen en zijn kennis te onderhouden. Bij het radio-lesapparaat. KARAKTERISTIEKE HOUTZAAGMOLEN GAAT VERDWIJNEN. Ten behoeve van het uitvoeren van de verbreeding der ringvaart te Oudorp, zal het bekende houtzaagmolentje met loods, eigendom van den polder Heer Hugowaard, moeten verdwijnen. Tijdens het sloopen. EEN ONDERNEMENDE BOER TE EERBEEK, waar de brug over het Apeldoom- sche kanaal tijdens de oorlogsdagen door de Ned. genie werd vernield, brengt thans de oeververbinding tot stand door middel van een zelfgemaakt pontje, vervaardigd o.a. met 4 ledige olievaten. Van dit „veer" kan door iedereen vrij gebruik gemaakt worden. DE RONDE VAN EDAM georganiseerd door de Amsterdamsche Rennersclub „Ulysses". Be langstelling voor de reparatie-plaatsen aan den slootkant door HAROLD WARD HOOFDSTUK XXVI. Vingerafdrukken op een flesch. P Fenton, cle beide politiemannen en Muer penden de trap op. Zooals York voorspeld ):had vonden zij Dittmars gebonden op het gpk. Ze maakten hem los. „Konden jullie niet eerder komen?" mop- rde de kleine professor verontwaardigd, hielpen hem door het raam klimmen en n hij Grass' lijk ontwaarde deinsde hij [Ontzet achteruit. „Hoewie heeft dat gedaan?" sta- elde hij. Niemand antwoordde. Muer wikkelde zijn "doek om het heft en trok daarna het mes voorzichtig uit de wond. n „Herkent u het?" vroeg hij. het Dittmars "rhoudend. Dittmars slikte moeilijk. „Ja", bracht hij delijk moeilijk uit. „het is uit de col- _tle in het museum!" Fenton knorde, rammelde met de hand- len en keek Muer vragend aan. Deze ,udde ontkennend het hoofd en ging de deren voor de kamer uit. Hij instrueerde OP DE VELUWE worden thans,, vroeger dan andere jaren, de herfstknollen, zoo belangrijk voor de veevoedervoorziening, gezaaid. Nauwelijks is het koren van het veld of de ploeg komt in actie en gelijktijdig wordt er gemest en gezaaid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5