De Kaagweek ten einde - Herstel gebouwen te Rotterdam VAN BOEDDHA" LEEDSCH DAGBLAD Tweede Blad EUILLETON Msfe Jaargang door HAROLD WARD Een soort stiletto dus. Goed, dokter, 3ij it de eerste die me een kort en duidelijk slag geeft, zonder er allerlei Latijnsche men bij te gebruiken, waar Ik toch niets 1 snap!" Wel, die leeren we nu eenmaal op de versiteit", zei Fay bescheiden, „de eerste en na je promotie gebruik je ze, om te ïn zien dat je ze kent en dan vergeet je Het kost me tegenwoordig moeite ge- Ssg om een behoorlijk Latijnsch recept uit fgïchrijven!" ▼'enton, die gedurende dit gesprek ijverig 1 kin gewreven had, keek op. „Hm", be- 1 hij, „ik heb eens nagedacht, sinds gis- ivond". Buitengewoon!" spotte York, „het zal tijd worden!" 'enion keek verlegen, Muer grinnikte, ar York legde hem met een blik het. jgen op. w Wel, iedereen is vrij om te denken", de kapitein, „en wat zijn de resultaten assistent van je denkt, dat ik er lemaal niets van weet", zei Fenton ver-, waardigd. „Zie je wel", keerde York zich kwasl- woedend tot Muer, „Je hebt den sheriff ge krenkt!" „O, neem me niet kwalijk", mompelde Muer en keerde zich om, ten einde zijn lachen voor den ander te verbergen. Fenton haalde nu een papier uit zijn zak en liet den anderen een ruwe schets zien van de bovenverdieping van het huis. York bekeek de teekening. „Je bent al een even slechte teekenaar als detective!" plaagde hij. „Wat wil Je daarmee?" „Kun jij de namen van de verschillende lui in de kamers zetten, waar ze thuis hoo- ren?" York deed, zooals hem gevraagd werd. „Hier", zei hij, „zoo goed?" Fenton bestudeerde de teekening een paar minuten. „Wel", zei hij toen teleurgesteld, „dat is een beetje anders, dan ik me had voorge steld. De indeeling van de gasten, bedoel ik. Maar dat verandert toch niet veel aan mijn conclusies. Ik had namelijk gedacht dat, daar het huis zoo vol is, Page de ka mer met Lee had moeten deelen." „Dat dacht je dan verkeerd", zei York, „Lee heeft zijn kamer aan miss Spencer en miss Vaughan gegeven." „Het doet er ook eigenlijk niet toe", ging de sheriff voort. „Mijn idee is dat de lichamen van Wimpy Knott en Lewis van het dak van de porte-cchère naar bene den gegooid warden. Dat zul je wel met me eens kunnen zijn". „Ga door," York, „voonoopig ben Ik het nog nergens mee eens." „Daaruit volgt, dat ze uit het raam van de kamer van Page en Lee, of uit het gangraam, dat op de porte-cochère uitziet gegooid' moeten zijn. Kun je me volgen?" „Moeilijk!" zei York met gesloten oogen. Fenton keek 'teleurgesteld, maar ging door. „Laten we aannemen dat het laatste het geval is. Het gevaar voor ontdekking hier bij is vrij groot; jullie bijvoorbeeld hebben een kamer vlak in de buurt „Als je soms wilt insinueeren dat wij een van belden hem vennoord hebben, dan vergeet je dat Muer noch ik hier waren, toen Wimpy Knott gedood werd!" zei York. „Ik ben niet zoo'n ezel om een dergelijke enormiteit te beweren," antwoordde Fen ton in zijn wiek geschoten, „en dat weet Je heel goed!" Muer stond op het punt hierop in te gaan maar een blik van zijn superieur deed hem zwijgen. „Ga door, Fenton", zei hij, „wie weet wat voor een ontdekking je gedaan hebt!" Fenton schraapte zijn keel. „Ik vind, dat je wat Page betreft wel wat te goed van vertrouwen bent. Ik heb op mijn eigen houtje eens rondgeneusd, niet omdat ik aan uw capaciteiten twijfel, kapitein, maar omdat ik toch niets beters te doen had. Ik heb eens met dien neger, Tim, gepraat. Hij zegt, dat Page de kamer had, die jullie nu hebben „Dat is zoo. Hij had eerst deze kamer, die oorspronkelijk als een soort rommel kamer gebruikt werd." „Toen jullie kwamen, verhuisde hij naar Lee's kamer, omdat alle andere kamers bezet waren. Ten tijde dat Knott vermoord werd, waren de kamers, die aan dezen kant van het huis liggen dus door Page, Lee en Watson bezet. Ik kan me niet voorstellen, dat het lichaam uit het gangraam gegooid werd zonder dat de moordenaar een goeie kans liep gezien te worden." „Je vergeet, dat zij alle drie een alibi hebben," wierp York tegen. „Page ontdekte Knott's lijk, Lee was aan het dansen en Watson ook. Ben je vergeten wat die ons vertelde?" Fenton wreef nadenkend over zijn kin. „Dat vergat ik," temde hij toe, „maar tenslotte doet dat er niets toe. Luister maar: het dak van de porte-cochère is hel lend, het is dus mogelijk het lichaam op het dak te leggen, met de bedoeling het er later af te schuiven. Maar het dak was nat, en het is langzaam naar beneden ge gleden, tot het tenslotte in den tuin plofte!" „Mogelijk, maar niet waarschijnlijk," zei York, „wat had die strop om zijn hals dan te beteekenen? Is dat touw vanzelf om dien tak gekomen? Dat is toch moeilijk aan te nemen!" „En toch kan dat heel goed," hield Fen ton vol, „door het gewicht van het lichaam is het touw er omheen geslingerd!" „Hmmm" vond York, „je laat mij wel wat al te veel aan het toeval over." HOOFDSTUK XVIII. In de duisternis. Sheriff Fenton was niet gauw op zijn teenen getrapt. Hij had bovendien lang genoeg onder kapitein York gediend om te weten dat hij het zoo kwaad niet meende. Gedurende den oorlog was York werkzaam op het Intelligence Departement. Fenton was een van zijn ondergeschikten geweest en hij had het hoofdzakelijk aan York te Canken, dat hij na den oorlog sheriff in het district Arrapahoe geworden was. Fenton was geen dwaas, hij stond bij zijn superieuren goed aangeschreven. Hij wist dat vele sheriffs op het platte land hun carrière gebroken zagen door een onopge- losten moord, evenals het niet veroor- deelen van iemand, van moord beschuldigd meestal het hoofd kost aan den open baren aanklager. Het Amerikaansche pu bliek geeft zijn stem slechts aan diegenen, die succes hebben. Fenton begreep dus heel goed, dat York's hulp voor hem onbetaal baar was. De achtereenvolgende moorden wekten den noodigen commentaar bij de be volking op, daar was Fenton van overtuigd. Wanneer de moordenaar gepakt werd, zou zijn herverkiezing het volgend jaar verze kerd zijn, in het tegenovergestelde geval kon hij zijn baan als verloren beschouwen. Gelukkig kwam er geen dagblad in Arra pahoe uit. Hij had dus het uitblijven van direct succes niet tegenover de pers te ver dedigen. De openbare aanklager was toe vallig met vacantie, zijn plaatsvervanger was een oude suffe advocaat, die alles goed vond, zoolang het hem maar geen werk bezorgde. Het liep den sheriff wel mee. Met de beide Intelligence-mannen aan het hoofd kon deze zaak niet anders daui lauwe ren voor hem brengen. Hij was zich van zijn eigen tekortkomingen terdege bewust. Hij nam dus genoegen met een plaats op de achterbank, terwijl York stuurdeals de afrekening kwam was het vroeg genoeg om op den voorgrond te treden. „Heb je de pan en de huls bewaard?" vroeg hij den kapitein. „Natuurlijk", antwoordde deze, „ik heb ze op mijn kamer opgeborgen". „Zijn er vingerafdrukken? (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). .-v ,-"0\ r L< f2K "V'i n lrr i W <*'V -s - DE LANDELIJKE RIJVEREENIGINGEN IN NOORD-BRABANT HOUDEN WEER CONCOURS. Te Hoeven is voor het eerst van dit jaar een groot xmcours hippique gehouden door de Landelijke Rijvereenigingen. Tijdens het défilé. OP HET EILAND MARKEN geschieden de distributie-voorberei dingen op gemoedelijke manier.- Voor de distributiekaarten voor boter en vet gaan de bewoners niet na&r het distributielokaal, maar de ambtenaren komen bij de bewoners. Het invullen der vragenlijst. DE BAGGER welke uit de Leidschevaart nabij Noordwijkerhout wordt gehaald, wordt voorloopig op den wal te drogen gelegd. Daarna komen de boeren uit de omgeving het weghalen, voor bemesting voor het weiland. DE LAATSTE DAG VAN DE KAAGWEEK. „VAARWEL". V 1 u TK KERK de Laurenskerk te Rotterdam door den Führer n bescherming is genomen, hebben B. en W. van Rotterdam een commissie van deskundigen ingesteld, welke een onderzoek zal instellen ^aar ^en *oes*an(* van dit gebouw,. IN DE „TRITON-KAMER". De heer Hendrik van Essen heeft in de Driehoekstraat te Amsterdam een merkwaardig, gratis te bezichtigen- „Triton"-museum ingericht, dat tal van unieke souvenirs, betrekking hebbend op de Utrechtsche Studenten Roeivereeniging en op de roeisport in het alge meen, bevat. Op 5 Oct. bestaat „Triton" 60 jaar. De heer van Essen maakt 400 gipsen jubileum-insignes.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5