m Speelgoed voor Rotterdamsche kinderen - Kaasdragers offeren „BLOED VAN §BOEDDHA" 81 s'e Jaarnam LEfDKH DAGBLAD Tweede Blad feuilleton AGWEEK IS BEGONNEN een evenement waar elke zeil- liefhebber reikhalzend naar uitziet. Mej. P. Vcrsluys in haar regenboog „Duck". NIET ALLEEN, DAT MEN ZUINIG MOET ZIJN MET BENZINE ook met het verbruik van steenkool moet men niet te royaal zijn. In verband hiermede ziet men tegenwoordig vele sleepen met niet minder dan 10 schepen. Een slebp nabij „De zes Wielen" te Alkmaar. 'ft. >-v i» ,-ft ft'-'ftV* J -• .#Y r jEJ 1 KOTIERDAMSGHE KINDEREN HEBBEN HUN SPEELGOED VERLOREN. Ook aan dit kinder- leed is gedacht en van alle zijden zijn pakken vol speelgoed gezonden aan de directrice van het Kra- lingsche Volkshuis te Rotterdam. Een meisje, dat in een aan het Kralingsche Volkshuis grenzend huis woont, offert een van haar poppen voor het goede doel. HET MUSEUM AMSTELKRING TE AMSTERDAM is verrijkt met een kost baar clavecimbel (Caveau-Paris), een geschenk van dr. J. A. Leerink. Dit instru ment onderscheidt zich van de modern geconstrueerde clavecimbels, doordat het inwendige raamwerk geheel van hout is. HET „FONDS TOT BEHOUD VAN DE KAASMARKT" TE ALKMAAR stelt alles in het werk om de be roemde Alkmaarsche attractie te behouden. Zoo is men opnieuw aangevangen met den verkoop der z.g. kaasmarktspeldjes. Kaasdragers koopen een speldje. door HAROLD WARD nWli u zeggenbegon Lee nijdig <^^K.dat ik uw gasten bespionneer;" vul- <M^Brk aan. „Ja, tot mijn spijt ben ik dat vt^Bcht! Ik heb u al eerder trachten dui- delijlite maken, dat er onder uw gasten een moordenaar is en met dergelijke lui ben lk niet gewend zijden handschoenen aan te trekken. Ik heb gezworen hem te pakken te krijgen en elke methode om dat te bereiken zal ik gebruiken. Is u dit nu eindelijk volkomen duidelijk?" «ogenblik heerschte er stilte, toen draaiden de mannen zich om en liepen kwaad de trap op naar boven. York grinnikte, maar Muer lachte hardop zooals i:c al zei, u bent even populair als een valsch dubbeltje bij een ijsco-man!" Dokter Grass, die een eind verder tegen den muur geleund stond, en het gesprek had afgeluisterd, lachte minachtend. ..Ik geloof niet. dat de anderen u erg 'l^^Bjlijden mogen, kapitein!" zei hij. York trok onverschillig de schouders op, waarop Grass de anderen naar boven volg de. Uit zijn houding was niet op te maken, o! h. met de anderen, dan wel met York eens was. De man was een volkomen raad sel. Dittmars kwam in zichzelf mopperend uit het museum. Hij deed de deur zorgvul dig achter zich dicht, sloot haar, en stak de sleutels in zijn zak. Daarna ging ook hij, nog steeds mompelend, naar boven. Nu waren, behalve de beide Intelligence- mannen, alleen de beide meisjes op de veranda nog beneden. Ze konden haar stem men door de open deur hooren en weer stelde Tommy voor, haar gezelschap te houden. York schudde zijn hoofd. „Nee jong- mensch, het is nu geen tijd voor grapjes", zei hij. „Als wij hier in de hall blijven zit ten, waar we iedereen kunnen zien komen en gaan, maken wij hen zenuwachtig en hoe meer ze in de war raken, des te meer kans hebben wij, dat de een of ander zich tenslotte verspreekt." Jennie kwam uit de keuken. Ze keek naar de beide mannen, mompelde iets van „ellendige ratten", waarop Muer vroeg, of ze hen bedoelde. York sloot zijn oogen en trok aan zijn pijp. die al lang was uitge gaan. Buiten viel iets met een plof op den grond, een geluid, of er een zak meel van een wagen gegooid werd. York sprong meteen op en rende naar de porte-cochère, het groote licht aanknip pend onder het loopen. Muer volgde hem. Beiden race-ten ze door de hall. Aan den voet van de trap brulde York „brand!" zoo hard hij kon en liep toen met twee treden tege'ijk de trap op. Poven kwamen van alle kanten de gasten toeloopen. Het was nog vroeg, hoogstens tien uur, maar de meesten waren reeds in pyama's. Opgewonden drongen z'. zich om York en Muer. „Waar is de brand?" vroeg Lee. York haalde zijn schouders op. „Er is geen brand", zei hij langzaam, „ik wilde alleen maar weten, of jullie allemaal op jullie kamers waren". Lee balde zijn vuisten. „Nu is het genoeg geweest", barstte hij uit, maar York legde hem met een handbeweging het zwijgen op „Bewaar uw verontwaardiging tot straks", zei hij koud. „Ik wil, dat jullie allemaal mee naar buiten gaat; ik heb Jullie wat te laten zien!" Er klonk een onmiskenbare ernst in zijn stem, en allen volgden hem zwijgend, ofschoon met tegenzin. York leidde ze door de hall naar de porte-cochère. „Het is misschien beter, dat de dames hier blijven," zei hij „ik geloof niet, dat het een prettig gezicht ls". Virginia Lee begon vast te gillen, Adele Lathrop sperde haar oogen wijd open en scheen haar voorbeeld te zullen volgen, maar Lee kalmeerde haar. Lydia Vaughan en Carol Spencer kwamen toeloopen van de veranda, en vroegen, wat er aan de hand was. Intusichen was York met de mannelijke gasten naar buiten gegaan. De groote lamp onder de porte-cochère wierp een helder licht onder den grooten eik. Op dezelfde plek, waar Page Wimpy Knott gevonden had. lag nu Hal Lewis en evenals bij Knott was er een strik om zijn hals. Zijn gezicht was opgezet, een lang touw lag als een opgerolde slang op zijn borst. Zooals York gezegd had; het was geen prettig gezicht! HOOFDSTUK XVI. Gebeurtenissen in den nacht. Lewis was in pyama. De pijpen van den broek waren tot de knieën opgetrokken, de jas was open. Zijn oogen puilden uit de kassen en men kon, ondanks het opgezette gezicht, duidelijk angst en ontzetting op zijn trekken gegrift zien. York vroeg zich af of de man door ver stikking om het leven gekomen was en boog zich dichter over het lichaam, dat door de groote lamp onder de porte-cochère helder verlicht werd. De pyama was vuil, alsof het lijk over den grond gesleurd was. Op den linkerkant van de jas zat een klein bloedvlekje. York ging op zijn knieën lig gen en streek een lucifer af om beter te kunnen zien. Het vlekje correspondeerde met een klein wondje in de huid, juist bo ven het hart. Het was niet veel grooter dan een speldeknop, zonder het bloedvlekje op de jas zou York het niet ontdekt heb ben. Midden in de plek op de jas was eveneens een gaatje, dit correspondeerde weer met het wondje in de huid. Hal Lewis was gedood door een steek met een fijne naald in het hart, zijn doods kreten waren gesmoord door zijn keel met een touw in te snoeren. Maar hoe kwam zijn pyama zoo vuil? En waar was het lichaam zoolang verstopt? Want dat Lewis al geruimen tijd dood was viel niet te betwij felende lucht van de „doode ratten" wees ook in die richting. Het huis was driemaal grondig onderzocht, sinds zijn vermissing en men had niets gevonden... York wendde zich tot de met afschuw toekijkende gasten, die dicht opeen onder het licht van de porte-cochère stonden. Hij wenkte Lee. „Wilt u Fenton aan de tele foon roepen? Zeg hem, wat er gebeurd is en vraag hem direct hier te komen Hij kan den lijkschouwer meebrengen en andere autoriteiten, als hij dat noodlg oordeelt. Laat hem maatregelen nemen, dat het lijk zoo spoedig mogelijk vervoerd kan worden." Daarna wendde hij zich tot de groep in het algemeen en vervolgde: „Dit bewijst opnieuw, dat een van Jullie een gemeene, koelbloedige moordenaar is! Jullie hebben er bezwaren tegen gemaakt, dat lk dat be weerde, het laat nu geen twijfel meer, dat het inderdaad zoo ls. Het is mogelijk, dat er meer dan een van jullie schuldig is, ik kan jullie dus moeilijk anders behandelen dan als verdacht van moord. Het spijt me, dat de onschuldigen onder jullie daar ook onder zullen moeten lijden, maar daar is onder de gegeven omstandigheden niets aan te doenDe eenige twee die op het oogenblik deugdelijk alibi hebben zijn miss Spencer en miss Vaughan, aangezien zij beiden den heelen avond op de veranda waren, zooals Muer en ik beiden geconsta teerd hebbenIk hoop dat jullie alle maal mijn standpunt in deze kunnen bil lijken." Hij wachtte een oogenblik, en bestu deerde de uitwerking van zijn woorden. Op aller gezichten stond schrik en ontzetting te lezen, hoewel het moeilijk uit te maken was, ol dit echt of geveinsd was. „Luitenant Muer zal nu uw kamers op nieuw doorzoeken," ging hij voort, „miss Spencer en miss Vaughan zullen hem be hulpzaam zijn bij het onderzoek, voor zoo ver het de bezittingen der dames aangaat. (Nadruk verboden), (Wordt vervolgd). OP DE GROENTEVEILING TE DELFT is men druk bezig met den bouw van de groote drooginstallatie, welke in opdracht van het Centraal Bureau voor Veilingen in Nederland geplaatst wordt. De bedoeling is om de groente, welke overblijft, te drogen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5