Oefening met de reddingboot - Drukte op de jachtwerven gliie JaargangLEIDSCH CASCLADTweede Blad ,BLOED VAN BOEDDHA' FEUILLETON OUDE AUTO'S HEBBEN OP HET OOGENBLIK MEER WAARDE ALS OUD ROEST DAN ALS AUTO. Een schuit met „wat eens auto's waren" in een gracht te Amsterdam. DE NOORD- EN ZUID-HOLLANDSCIIE REDDING MAATSCHAPPIJ HIELD EEN OEFENING AAN HET STRAND TE ZANDVOORT. Boven de reddingboot gaat te water. Onder de boot in de branding. NU IEDEREEN GEDWONGEN IS DE VACANTEE IN EIGEN LAND DOOR TE BRENGEN, is er groote vraag naar zeilbooten. Een kijkje op een groote werf te Zaandam, waar de booten „in serie" vervaardigd worden. VAN HET STATION SCHOORL KUNNEN DE BADGASTEN ZICH PER OMNIBUS NAAR KAMPERDUIN LATEN BRENGEN. Een attractie te meer voor deze. aardige badplaats. DE SCHOENLAPPER TE HOOGLAND (bij Amersfoort) in zijn „noodwinkel" aan het werk- Tijdens den oorlog werd in het plaatsje heel wat schade aangericht. OOK DE AMSTERDAMSCHE DIERENTUIN ..ARTIS" PROBEERT DEN TUIN ZOO AANTREKKELIJK MOGELIJK TE MAKEN. De „kameelenweide- is bijna gereed. MM door HAROfcD WARD 15) Lee haalde zijn. schouders op. „Niet vee\ om u de waarheid te zeggen. Ze waren al lemaal al hier, toen Virginia en ik kwamen. Ze werkten al voor mijn oom. Aangezien ik natuurlijk ook hulp moest hebben, heb ik het heele stel maar gehouden. Tim is een goeie vent. Zijn vrouw kookt, hij zelf doet dienst als butler, zooals u gemerkt hebt. Jennie, de huishoudster, is met den tuinman Rastus getrouwd. Aan hem heb ik niets, maar ik houd hem, omdat zij haar gev/icht in goud waard is". „Verdere bijzonderheden weet u niet van hen?" „Absoluut niets!" „Hetzelfde is eigenlijk het geval met uw gasten. Behalve een paar zijn het immers volkomen vreemden voor u?" Lee glimlachte verlegen. „Ja, dat is zoo", stemde hij toe. „Ze zijn hier gekomen voor den verkoop, en ik heb ze geïnviteerd zoo lang hier te logeeren." „De beroemde Zuidelijke gastvrijheid!" zei York. „Het zal u misschien verbaasd deen staan, als ilc u vertel, dat er een paar bekende oplichters bij zijn." „Ik verwonder me nergens meer over," zei Lee. „Watson is er zeker een van? Ik zal hem onmiddellijk de deur wijzen York hield hem tegen. „Geen kwestie van! U moet hem juist blijven behandelen als voorheen." „Dat zal me moeilijk vallen, maar ik zal mijn best doen, als u denkt dat het beter is. En wie zijn de anderen?" „Dat is nog een verrassing," zei York geheimzinnig. Ze hoorden de stemmen van Jake en Fay, die van hun onderzoek boven terug keerden. York opende de deur. „Iets ge vonden?" riep hij hun toe. Fay schudde zijn hoofd. „Niets", zei hij. „Op geen en kele kamer was iets bijzonders." Jake werd daarna naar beneden ge stuurd om het souterrain te onderzoeken. Toen Lee en York de eetkamer weer betra den, keken de aanwezigen vol verwachting op, ofschoon niemand iets scheen te dur ven vragen. „Heeft een van u Lewis vanmorgen ge zien?" vroeg York in het algemeen. Allen schudden ontkennend het hoofd, maar voor zij tijd hadden den kapitein iets te vragen, was deze alweer met Lee naar de veranda gegaan. Fenton kwam juist van buiten. York riep hem en vroeg: „Wat is het resultaat?" Fenton wreef over de stoppels op zijn kin. „Het heele stel zweert bij hoog en laag dat er geen kip in of uitgegaan is, sinds ik ze op wacht gezet heb!" Lee wendde zich tot den kapitein. „Wat beteekent dit?" vroeg hij. „We hebben posten rondom het huis ge zet", antwoordde York. „U hoort van den sheriff, wat ze te rapporteeren hebben!" Lee werd bleek. „Dat wil dus zeggen, dat Lewis nog ergens in het huls moet zijn!" „Zoo is het," bevestigde York, „en het is onze taak hem zoo spoedig mogelijk te vinden, dood of levend." HOOFDSTUK IX. Carol Spencer. De andere gasten hadden het ontbijt op toen York en Lee terugkeerden. De deuren tusschen de eetkamer en de hall waren gesloten. Lee zond Jake met de politieman nen naar de keuken om te eten, terwijl de kapitein, Fenton en Fay met hem aan de tafel plaats namen. Allen hadden honger, maar niemand voelde er toch voor, rustig te gaan eten. Ze slikten haastig wat naar binnen, met eenige koppen heete koffie, om maar zoo spoedig mogelijk weer aan het werk te kunnen gaan. Lee wilde onder het eten over de kwestie praten, maar York stopte hem met een handbeweging. „Straks," zei hij, „het heeft een ongun- stigen invloed op mijn spijsvertering, als ik aan tafel over onpleizierige onderwerpen moet praten." Toen ze ontbeten hadden, het geheele maal had niet langer dan een kwartier ge duurd, ging Fenton de politiemannen roe pen, om hen voor de tweede maal het huis te laten onderzoeken. Lee scheen er aanvankelijk bezwaar tegen te willen ma ken, maar hij bedacht zich. York liet in alle kamers de kleeden opnemen, om toch maar geen kans op een spoor te verzuimen. De gasten werden intusschen beneden ge houden. Hij vroeg hun, of een van hen er bezwaar tegen had, dat hun kamers door zocht werden, maar niemand scheen te durven protesteeren. Daarna ondervroeg hij ze een voor een, maar niemand scheen Lewis gezien te hebben, nadat ze naar bo ven gegaan waren. York beweerde altijd, dat hij een leugen onmiddellijk aanvoelde, maar de verklarin gen van de gasten lieten geen twijfel aan hun oprechtheid in dit geval. Het feit ech ter. dat hij twee soorten sigaretten in den aschbak van Lewis' kamer gevonden had. bewees, dat een van hen liegen moest. Er moest iemand bij Lewis geweest zijn. Jennie bevestigde, dat zij als gewoonlijk de aschbakken geledigd had, toen de gas ten aan tafel waren. Ze was op alle kamers geweest om den boel op te ruimen, zooals haar gewoonte was. York bekeek de sigaretteneindjes nog eens nauwkeurig. Bij navraag bleek, dat Lewis de eenige was, die sigaretten met een kurken mondstuk rookte. Er waren slechts drie stompjes met kurken mond stuk in den aschbak, de rest was van een merk, zooals algemeen gerookt werd. York lette ongemerkt op de sigaretten, die de anderen rookten en ontdekte dat Lee ook kurken mondstukken gebruikte. Terloops vroeg hij een sigaret aan zijn gastheer, nokte hem half cp, doofde de rest en stak het eindje ongemerkt in zijn zak. Toen hij het later vergeleek met de stompjes in de envelop, bleek hem echter dat het een an der merk was. Op zijn kamer bekeek hij ze daarna nog eens onder de loupe, in de hoop er sporen rouge aan te ontdekken, want hij had reden aan te nemen, dat Lewis' late gast een vrouw geweest moest zijn. Toen hij deze echtei niet vond. kon hij de vrouwelijke gasten gevoeglijk uit schakelen. Daarna ging hij naar het souterrain om de vingerafdrukken van den dcoden man te nemen. Hij gaf de classificatie telefo nisch dcor aan Washington en kreeg bin nen tien minuten het antwoord, dat ze niet in de registers voorkwamen. Bij de politie-autoriteiten was hij onbe kend. Ook bij den Civielen Veiligheidsdienst kende men hem niet, noch in verband met spionr :.ge-affaires, noch anderszins. York wist wel, dat de gouvernementeele bureaux niet over een onfeilbaar register beschik ten, maar het was toch in ieder geval wel zeker, dat de vermoorde man geen kopstuk uit de internationale misdadigerswereld geweest was. Het eenige wat hij nu nog doen kon, was trachten den fabrikant van dj vervalschte robijnen op te sporen. Hij belde dus de ae New-Yorksche juweliers stuk voor stuk op, maar geen enkele van de groote firma's wirt iets van de zaak af. Anderson, de chef der firma Alberts en Anderson, waar Page werkte, deed hem echter een idee aan de hand. Hij deelde dit aan Page mee, die dadelijk het imitatie snoer nog eens nauw keurig onderzocht. „Ik geloof dat de baas gelijk heeft", zei hij tenslotte, terwijl hij de valsche robijnen weer op tafel legde. „Er zijn een massa goedkoope zaken, die dergelijke imitaties verkoopen. Het is dus heel goed mogelijk in verschillende van die zaken dergelijke snoeren te koopen, ze daarna los te maken en uit de enkele kraleu een snoer samen te sollen van de grootte en kleur der ..Bloeddruppels van Boeadha". Nog eenvou diger zou het zijn bij een groothandelaar de losse steenen uit te zoeken, of ze bij den fabrikant zelf te bestellen." (Nadruk verboden), (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5