De aanleg van een spoorlijn over den Afsluitdijk'Grootebrand te Rosmalen 8Isle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad „BLOED VAN BOEDDHA" FEUILLETON ZATERDAG 6 JULI A.S. WORDT DE GROOTE NATIONALE COLLECTE VOOR DE SLACHTOFFERS VAN DE OORLOGVOERING GEHOUDEN. Teneinde op dit feit de aandacht te vestigen, worden hier °n daar spandoeken aangebracht Te Leiden is deze collecte reeds gehouden. ER IS EEN BEGIN GEMAAKT met de voorbereidende werkzaam heden voor den aanleg van den spoorweg over den Afsluitdijk. Deze werkzaamheden bestaan voorloopig uit het uitzetten van de baan en grondboringen, alsmede het controleeren van den bodem. IIIER VOND HET VUUR ZIJN PROOI. Té Rosmalen brak brand uit in een boerderij. Men slaagde er niet in het vuur meester te worden, zoodat nog drie andere boerderijen eveneens een prooi der vlammen werden. VAN GISTEREN 1 JULI AF moest iedere wielrijder in het bezit zijn van een geldig rijwiel-belastingmerk. De politie liet er geen gras over groeien en begon dadelijk met de contróle. HET KOOLPLANTEN AAN DEN LANGEDIJK IS WEER IN VOLLEN GANG. Het geheele gezin helpt mede om zoo spoedig mogelijk met het werk gereed te zijn. De vrouwen geven de koolplanten aan, welke door den boer daarna worden gezet. door HAROLD WARP 11) Verder kwam hij niet. York was opge staan en om de schrijftafel geloopen, vlak voor den dikken man bleef hij staan, en keek hem kwaadaardig aan. Zijn rechter hand schoot uit, en pakte Watson bij zijn kraag. Met een ruk heesch hij hem uit den stoel en gaf hem met den linker een stomp op zijn onderkin, zoodat het vollemaans gezicht van Watson achterover knikte. York hield hem vast, en zei rustig tegen Fenton: „Kijk even of hij schiettuig bij zich heeft I" Fenton onderzocht hem handig. „Ik hou niet van die vette kerels," zei hij, terwijl hij uit een heupzak een klein caliber 22 te voorschijn haalde. „Aardig speelgoed," merkte York noncha lant op, stak het wapen in zijn zak, en liet Watson als een zoutzak in den stoel terjig vallen. Deze opende de oogen en keek York vfalsch aan. „Daar zul Je spijt van hebben," mom pelde hij. „Misschien," antwoordde York rustig. „Misschien schrijf je meteen naar den mi nister van Oorlog!.,.. Ben je nu van plan de waarheid te vertellen, of moet ik de be handeling voortzetten?" dreigde hij. „Je maakt me niet bang met Je bedreigingen, verstaan, ik weet hoe je individuën zooals Jij behandelen moet!" „Ik zal je alles vertellen", zei Watson angstig, over de plek op zijn kin wrijvend, waar York hem geraakt had. „Verstandig!" merkte deze op, en ging weer achter de schrijftafel zitten. „Ant woord op mijn vragen. Wat kom je hier doen?" „Wat denk Je dat ik hier zou komen doeneen weekend voor mijn plezier? Je hebt de robijnen gezien en je weet wat de anderen hier zoeken. Ik kom voor de robijnen, dat is begrijpelijk, dunkt me!" „Voor je zelf, of in opdracht?" Watson dacht een oogenblik na. „Lieg niet, ik waarschuw je!" „In opdracht." „Van wie?" Watson zweeg. York maakte een bewe ging om op te staan. Angstig dook Watson in elkaar. „Nee, blijf daar, ik zal het wel zeggen!" „Een beetje gauw dan", gromde York „en geen uitvluchten!" Watson aarzelde nog even. „De gele broeders," zei hij toen. „Horakawa?" „Natuurlijk!" „Wel, Je zult dus Sair.aranië bedoelen" zei York beslist. „Jij bent zoo*!! doorgefou- neerde leugenaar, dat je als Je zwart zegt, wit bedoelt! Als Je dus zegt, dat je voor de regeering van Horakawa werkt, kan ik gerust, aan nemen, dat het Samaranië is. Voor een van die twee rijken haal Jij immers de kastanjes uit het vuur?" Watson zweeg. „Wie zwijgt, stemt toe," vervolgde York onverstoorbaar. „Vertel me dus maar wat Samaranië met de „Bloeddruppels van Boeddha" wil." „Daar weet ik niets van," antwoordde Watson knorrig. „Denk je, dat ze mij dat aan mijn neus hangen?" York knikte. „Wel, zoover geloof ik Je. Hoeveel mocht Je bieden?" Watson slikte. „Zooveel als noodig was om het te koopen. Ik moest het snoer in mijn bezit krijgen, eerlijkof anders." „Desnoods stelen, bedoel je." „Ik zal je bewijzen, dat ik ditmaal niets voor jc verborgen houdt", zei Watson, voor over buigend. Hij trok een schoen uit, en haalde uit een ruimte uit den hak een sleu teltje. „Daar, dat heb ik bemachtigd, den sleutel van de safe In het museum, om er een duplicaat van te maken". Uit zijn zak haalde hij toen een fleschje met kleurloos vocht. „Druppels, om je buiten westen te brengen" zei hij. „Dat plan van die bar in het souterrain ging van mij uit. Later op den avond, als de heeren al wat boven hun theewater zou den zijn, had ik wat van die druppels door hun drankjes willen doen, het geheele ge zelschap zou een paar uur vast geslapen hebben en in dien tijd had ik de safe kun nen openen." York keek belangstellend naar den sleu tel en het fleschje. „Waarom beken je dat allemaal zoo eer lijk?" vroeg hij tenslotte. „Omdat ik er niets voor voel, bij een moordgeschiedenis betrokken te zijn. Moord staat niet in mijn programma. Als lk mijn plannetje ten uitvoer had kunnen brengen, zou ik nu al een heel eind hier vandaan zijn, mèt de robijnen. Maar in plaats daar van, loopt de heele zaak in het honderd! Ik zal je vertellen, wat ik nog meer gezien heb. Toen lk klaar was, om de druppels uit te deelen, kreeg ik opeens het idee. eerst eens rond te kijken of de kust veilig was. Ik wist, dat er anderen op het snoer aasden, Vaug- han, ondei anderen, en dat is lang niet de stomste en ik voelde er niets voor, om, als ik den buit binnen had. een tik op mijn hoofd te krijgen. Ik het werk, en de ander den bult. Ik liep dus eerst de trap naar bui ten op, en zag Page op den weg heen en weer loopen. Juist wilde ik me omdraaien, toen ik iets achter me hoorde, ik maakte front «ls de geoliede weerlicht, en daar zag ik dien kerel aan een tak van dien boom hangen, nog geen armlengte van me af! Nu, je begrijpt, dat ik er vandoor ging, dat zou iedereen in mijn plaats gedaan heb ben. Toen hoorde ik stemmen en ik be greep, dat het lui waren, die gedanst had den, en nu door de hall naar de porte- c >chère kwamen. Dien kant kon ik dus niet uit, ik rende den anderen kant uit. naar de voordeur en daar botste ik tegen Vir ginia Lee op. Ik moest een alibi hebben en vlug ook en ik vroeg haar dus met mij te dansen. Zij zei, dat ze een afspraak met Page had, maar ik drong er zoo op aan, dat ze tenslotte toestemde. Page kon wel even wachten, ze. ze. We gingen dus dansen en een oogenblik later kwam Page binnen stuiven, doodsbleek, met het bericht over dien opgehangen vent". „Hy hing dus, toen JU hem zag?" vroeg York. „Ja, hy bungelde, half op zyn knieën, juist zooals Page zei." „Daarom beken je dus alles eeriyk?" „Ja. daarom heb ik je alles eerhjk opge biecht. Volgens myn idee, is die kerel bo ven vermoord, de moordenaar heeft toen een touw om zyn hals gebonden en hem het raam uitgegooid. En dat kan ik niet gedaan hebben, want ik heb een alibi. Daarvoor ben ik met Virginia gaan dansen. Begryp je?" „Misschien!" zei York. HOOFDSTUK VII. Lydia Vaughan. Jimmy Page stond achter de deur te wachten, toen Dore Watson er uit kwam. York wenkte hem, om binnen te komen. „Ik heb den baas aan de telefoon gehad", zei hij, in een stoel vallend, en een sigaret opstekend. „Hy was woest, dat ik hem uit zyn bed belde, en als ik niet.. „Wie was die klant", sneed York af. Page grinnikte. „Dat raadt u nooit.... de gezant van Hileria!" York keek echter niet verbaasd. „Van waar hebt U getelefoneerd?" „Boven is er een telefooncel by de trap. Ik geloof niet, dat iemand me af heeft kunnen luisteren, ofschoon ik hard heb moeten schreeuwen. De verbinding was erg slecht." York zei, dat hy gaan kon en wendde zich tot Fenton, wiens gezicht een en al verbazing was. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5