De „AlcoV voor de tewaterlating - Sociale Zaken in een nieuw gebouw
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
8 Isie Jaargang
FEUILLETON
BLOED VAN
BOEDDHA"
VRIJDAG A.8. ZAL VAN DE WERF DER N.V, NEDERLANDSCHE SCHEEPSBOUW MU. TE AMSTER
DAM het voor rekening van van Nievelt, Goudrlaan en Co's Stoomvaart Mij. in aanbouw zijnde
motor-passagiers- en vrachtschip „Alcol" te water worden gelaten. Het schip op de helling.
EEN WAARDEVOLLE HULP VOOR DEN BOER IN DEZEN DRUKKEN
TIJD. Twee Duitsche soldaten te Opmeer aan den arbeid
met een hooischudder.
EEN TEEKEN DES TLIDS. Een Amsterdammer heeft zijn auto. oucq^ .q
van de wielen, voorloopig langs een der grachten
geparkeerd.
HET PITTORESKE KERKJE TE BUIKSLOOT (AMSTERDAM-NOORD)
WORDT GERESTAUREERD.
EEN DER LAATSTE FOTO'S VAN DEN STRIJD IN FRAN KRUK.
welke nu gelukkig is geëindigd. Duitsche soldaten trekken door een
brandend dorp.
IN HET FRAAIE KANTOORGEBOUW VAN DE K.L.M. AAN DEN RAAM-
WEG IN DEN HAAG, zal het departement van Sociale Zaken
worden gevestigd.
door
HAROLD WARD
6)
Maar als ze hier gekomen zijn, om te
koopen, veronderstel ik, dat ze toch eenige
belangstelling voor de collectie getoond
zouden hebben!Het halssnoer zou mor
gen verkocht worden, nu is het gestolen...
ik neem er geen verantwoordelijkheid voor,
als het straks weer verdwenen is!"
In zijn woede sprak hij slordig, er was
nu een onmiskenbaar vreemd accent in zijn
uitspraak, Duitsch of Russisch, dacht York
De professor draalde zich kwaad om en
ging weg. York glimlachte, zocht een ge-
makkelijken stoel op en begon zijn pijp te
stoppen. -
„Laten we bU het begin beginnen, zei hij
to' Lee. „Wilt u me alles vertellen, wat u
weet?"
Lee knikte. „Veel wijzer zal ik u ook niet
maken", zei hij. „Ik ben, of liever was, ma
kelaar ln effecten. WIJ woonden in Rich
mond, m'n zuster en ik. Een maand geleden
kv-am er een brief van een advocaat uit
Arrapahoe. waarin mij werd medegedeeld
dat mijn oom. Horace Anson Lee, bij een
auto-ongeluk het leven verloren had. Mijn
luster en ik waren de eenige erfgenamen."
„Ik herinner het mij," viel dokter Fay
hem ln de rede, „ik ben nog bij het onder
zoek naar de doodsoorzaak geweest".
„Wel, ik heb m'n baantje in Richmond
eraan gegeven en ben met Virginia dadelijk
hierheen gekomen", ging Lee voort. „Het
eigenaardige was, dat noch ik, noch mijn
zuster, mijn oom ooit ontmoet hadden. Hij
was de broer van mijn vader, maar er
schijnt een verwijdering tusschen die twee
geweest te zijn. Wat het precies geweest is
weet lk niet, ze hielden in ieder geval geen
voeling meer met elkaar. Oom Horace was
weduwnaar, hij had geen kinderen." HU
aarzelde even, en vervolgde toen: „Natuur
lijk had ik veel over mijn oom gehoord en
gelezen, hij was bekend door zijn expedities
in den vreemde, en lk wist dat hij betrek
kelijk veel geld moest hebben. Toen we hier
kwamen, hoorden we, dat hij pas den laat-
sten tijd op Oakwood Manor leefde. Een
Jaar geleden was hij terug gekomen uit het
buitenland, hij liet toen een apart vertrek
aan het huis bouwen, om al de rommel op
te bergen, die hij verzameld had op zijn
zwerftochten."
„Rommel", riep de naderbij gekomen
Dittmars nijdig uit. „Er zijn verscheiden
voorwerpen van groote waarde bij!"
Lee nam geen notitie van de onderbre
king en ging voort: „We ontdekten, dat er
een zware hypotheek op de bezitting lag;
het eenige wat we doen konden was den
boel vei koopen. teneinde zooveel mogelijk
te redden. Ik wilde de plantage behouden,
als het mogelijk is; ik heb me in verbinding
steld met een firma in New York, en die
heeft me in connectie gebracht met ver
schillende handelaren." Met een handbe
weging duidde hij de gasten aan. „Intus
schen had de advocaat, mr. Lukens, voor
gesteld, dat ik een expert in den arm zou
nemen, om de rom.... eh, de voorwerpen
te catalogiseeren. Daarom engageerde ik
dus professor Dittmars. Het halssnoer viel
hem direct op, volgens hem is het echt en
heeft het zeer groote waarde. Deze uit
spraak wordt bevestigd door Page, een
expert van een bekende Juweliersfirma in
New York
„Ik vertegenwoordig Alfred, Burdick en
Ruben", viel Jacob Lancaster hier in de
rede, „en Pendrill is van Auker en Fry."
„En de anderen?" vroeg York.
„WIJ handelen voor ons zelf", antwoordde
Hal Lewis.
„Het eenige, wat ik niet begrijp," zei
Dittmars op onaangenamen toon. „is, dat
als Jullie werkelijk hier zijn gekomen om
te koopen, dat je dan zoo weinig belang
stelling toont voor hetgeen de collectie
omvat!"
Lee hief afwerend zijn hand op. „De ho
tel accomodatie in Arrapahoe is verre van
goed", vervolgde hij, „vandaar dat ik ze al
len uitnoodigde, bij mij te logeeren."
„Ik begrijp professor Dittmars volkomen"
viel Lancaster in. „Natuurlijk vindt hij het
vreemd, dat wij geen belang stellen in de
collectie, maar de kwestie is, dat we alle
maal de „Bloeddruppelen van Boeddha"
gezien hebben, daarom hebben we geen in
teresse meer voor de rest. Als het zoover
is, zullen we daar allemaal op bieden!"
„Volgens u heeft dus niemand interesse
voor de andere voorwerpen?" vroeg York.
„Neen, niemand", bevestigde Lancaster,
die artikelen zijn goed voor specialisten,
voor musea en dergelijke, maar niet voor
den handel." „Zou de verkooping morgen
plaats hebben?"
Lee knikte.
„Hebt u eenig idee van de waarde van
de iobijnen?"
„Zoo stom ben ik niet, kapitein!" ant
woordde Lee. „De firma, die ik er over
sprak, had er geen interesse voor, maar ze
gaven me wel de geschatte waarde van het
snoer op."
„Wie weet wat er nog meer gestolen is,
hield Dittmars vol, „laten we nu eerst eens
gaan kijken."
„Een oogenblik, kapitein," viel dokter
Grass in, „onze gastheer heefi u nog niet
verteld, dat ik in het gezelschap van Ho
race Lee was, toen hij de robijnen ontdekte
Ik was het, die het snoer den naam van
„Bloeddruppels van Boeddha" gaf. Zou het
niet goed zijn, dat ik u, voor u uw onder
zoek voortzet, de geschiedenis van het
halssnoer vertel?"
„Er zijn andere voorwerpen van waarde
ln de safezei Dittmars opgewonden. „Het
is onze plicht, eerst te onderzoeken, of er
nog meer gestolen lsl"
York ging echter weer zitten en gaf den
anderen een teeken. hetzelfde te doen. I
„Alles op zijn tijd professor!" zei hij „Bij
onderzoeken als deze is het dikwijls ver
standig langzaam te werk te gaan, ten einde
vlug op te schieten! Laten we daarom eerst
luisteren, naar wat dokter Grass ons te
vertellen heeft Misschien brengt hetgeen
hij te zeggen heeft wel licht in de aan
leiding tot de gebeurtenissen van heden
avond".
HOOFDSTUK IV.
Een rotshol in Tibet.
Dokte* Grass nam een gewichtige hou
ding aan en richtte zijn woorden uitslui
tend tot York, de rest van het gezelschap
scheen voor hem niet te bestaan. Lee, die
de geschiedenis natuurlijk al eerder ge
hoord had, zat te fluisteren met Adele
Lathrop De anderen echter, die niet wis
ten, dat dr. Grass bij'de ontdekking van
het snoer geweest was. kwamen dichterbij
om toch maar geen woord van zijn ver
haal te missen.
„Ik ben archeoloog", begon de dokter,
„evenals Hor ace Anson Lee. Zooals onze
gastheer reeds verteld heeft, was Horace
een merkwaardig man".
Lee keek even op en stopte zijn conver
satie met Adele.
„Zonder te kort te willen doen aan de
kundigheden van professor Dittmars". zei
hij, „zou ik indien ik eerder van de con
necties tusschen mijn oom en dr. Grass
geweten haa, hem natuurlijk gevraagd
hebben het werk te doen, dat de professor
nu voor me doet".
„Ik zou er toch geen tijd voor gehad
hebben", legde de dokter uit. „Maar dat
doet er ook niet toe. Toch is het aan deze
„Bloeddruppels van Boeddha" te danken,
dat lk naa: Oakwood Manor gekomen ben.
Van een kennis hoorde ik, dat het snoer
verkocht zou worden en dus pakte ik den
eersten trein naar Arrapahoe. Ik ben niet
van plan het snoer in andere handen te
laten komen, zoolang ik nog een cent heb
om er op te bieden". Hij begon zijn pijp te
stoppen en nam een gemakkelijker houding
aan. Toen dc pijp naar zijn genoegen trok
ging hij voort: „U kent de geschiedenis van
Boeddha kapitein?"
„Zoo ongeveer", antwoordde 'eze .zoo
veel als iedereen er van weet. niet meei of
minder Ik weel, dat het een godheid is. die
door een zeer groot aantal menschen aan
gebeden wordt....
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).