De Duitsch-Fransche bijeenkomst te Compiègne - Sluisbouw te Lemmer LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 8Isle Jaargang i; tieW'.'isiteiuRti1 *"r !W VI \U9 FEUILLETON BLOED VAN BOEDDHA" --• at DE WERK- ZAAMHEDEN aan den Noord-Oost- HET HISTORISCHE OOGENBLIK IN DEN WAGON TE COMFIEGNE. waarop generaal Keitel de voorwaarden voor den polder. De sluie wapenstilstand voorleest. Van links naar rechts om de tafel grootadmiraal Rader, generaal-veldmaarschalk Goring, de Führer, en het gemaal generaal Keitel, generaal von Brauchitsch, Rijksminister Rudolf Hess. de Fransche delegatie en (met den rug naar de camera) bij Lemmer in de Duitsche minister van Buitenlandsche Zaken von Ribbentrop. aanbouw. HIJ DE ONTGINNING VAN GEMEENTEGRONDEN TE HEERLEN is men gestooten op de overblijfselen van een Romeinsch kasteel. Gedeelten van een opgegraven zuil. KERSENOOGST IN DE LIMBURGSCHE „BETUWE". De volle korven worden verzameld en naar de plaats gebracht, waar de vruchten voor verzending gereed worden gemaakt DE OMGEKEERDE WERELD. Werd vroeger een roeiboot meestal door een motorboot getrokken, nu zijn de rollen omgedraaid. EEN DER STELTLOOPERS IN ARTIS heeft door een ongeluk een deel van een poot verloren. Men heeft hem toen een houten been gegeven en nu kan het dier weer bijna evengoed loopen als vroeger. AAN DE BENTINCKLAAN TE ROTTERDAM is een veldkeuken ge opend, waar de getroffen Rotterdammers tegen geringe vergoeding een kouden of warmen maaltijd kunnen krijgen. door HAROLD WARD 5) „Sheriff Fenton heeft me verteld, dat hij u geen van allen kent," begon hij rustig „Het. zal dus het beste zijn, dat we eerst eens kennis maken. Ik ben kapitein Wil ding York. van de Army intelligence Ser vice (AIS)...." „De man. die het groote splonnage-pro ces geleld heeft?" klonk een stem uit de gasten. York knikte toestemmend. ..Daar heb ik aan meegewerkt," zei hij ernstig ..Ik ben blij. dat u weet, wie ik ben, dat is gemakkelijker voor me. Ik ben met verlof, en was van plan aan de kust van Ncw-Orleans te gaan misschien met een collega. Qp mijn weg erheen bleef ik een nacht over bij mijn ouden vriend Fenton. die dndcr mij diende in den oorlog. Op zijn verzoek ben ik mee gegaan hierheen. Wat Ik sinds mijn komst hier gezien heb. doet me gelooven, dat een gelukkig toeval me Juist nu hier in de buurt bropgt." Hij wenkte Fenton „Ga JU nu maar door," besloot hU. Fenton schraapte zUn keel. „In een rustige streek als deze gebeuren gelukkig niet dikwUls voorvallen als wc vanavond hebben moeten constateeren," begon hU. ..^U hebben hier weinig gelegen heid om onzen aanleg voor detective te beproeven. Daarom vind ik het prettig, dat kapitein York hier aanwezig is, lk heb hem dan ook gevraagd de leiding van het on derzoek op zich te willen nemen. HU heeft het hier dus te zeggen. Begrepen, alle maal?" Lee begon met ouderwetsohe beleefdheid. „Volkomen!" zei hij. Daarna stelde hU de andere gasten voor. ZUn zuster, Virginia Lee, zUn verloofde. Adele Lathrop.TerwUl Lee de namen noemde, was York zich vaag bewust van een onuitgesproken vUandigheid tegen zUn persoon. Een bepaalde reden hiervoor zou hij echter niet kunnen geven. Onder het voorstellen trachtte hU zich een voorstel ling te maken. HU drukte de hand van het baardman netje. dat hem bUna aangevallen had, om de robijnen te bemachtigen Professor Ditt- mars, noemde Lee hem. York piekerde er even over, welke paats in het drama hU zou innemen. Hij scheen niet bij het ge zelschap te behooren, was niet van de standing der andere gasten. Hij scheen ook niet op zUn gemak te zUn, zUn avondklee- ding hing hem als een zak om het lUf. Ook dronk hij niet met de anderen m^e, be merkte York Wally Pcndrill en Jacob Lancaster. De laatste was een man van geweldige pro porties, hU had een licht bultenlandsch ac cent, zUn kleeren waren onberispeUJk en hij droeg ze met het air van een Spaan- schen grande. De ander was mager en lenig, met steelsche bewegingen en onbetrouw bare oogen; toen York hem aankeek sloeg hij ze dadelUk neer. Dokter Grass en Hal Lewis De eerste was groot, ofschoon niet van de afmetin gen van Lancaster, hU had een eenigszins schuifelenden gang. en liep voorover gebo gen. ZUn armen waren abnormaal lang en zUn gezicht was gebruind als van iemand die lang in de tropen geleefd heeft. Lewis was donker en vierkant, hU had het typische voorkomen van een boks- impresario. Van de in-elkaar gezakte gestalte van Jimmy Page gingen Yorks blikken via de donkere, knappe Virginia Lee naar het vollemaans gezicht van Dore Watson, waar ze bleven rusten. ZUn lippen vertrokken zich in een sarcastlschen glimlach. „Een toeval, dat we elkaar hier weer ont moeten, niet. Watson?" York's stem klonk dreigend, maar zoo zacht, dat alleen Wat son hem verstaan kon. „Ik had Je bulten al herkend. Den laats ten keer. dat we elkaar ontmoetten, had Je een tandeborsteltje on der Je neus, meen ik. Dat ik jou hier ontmoet Is de reden, dat ik sheriff Fenton's verzoek, om de leiding te nemen bU dit onderzoek, heb aangeno men Wat kom Je hier uitvoeren?" De dikke man grUnsde onaangenaam. „Dat zUn mUn zaken," zei hU. „Lee is een vriend van me." „God behoede ons voor onze vrienden, onze vUanden kunnen we zelf wel in de gaten houden", citeerde York vrij. Toen keerde hU zich naar de dames in het ge zelschap. Behalve Virginia Lee en Adele Lathrop waren er nog eenige anderen, waarvan liU de namen niet onthouden had Alleen de naam Lydia Vaughan had een bekenden klank voor hem. HU keek haar scherp aan en raadpleegde zijn geheugen, waar hU haar eerder ontmoet had. Ze was slank en klein, ze reikte den kapitein nau- wehjks tot zijn schouders, haar gezicht, met de omUJsting van goudblond haar, was een voorbeeld van heilige onschuld. Ze glimlachte, toen York haar de hand reikte. „WU hebben elkaar eerder ontmoet, kapi tein", zei ze luchtig „Ik hoop, dat U me niet vergeten bent?" „Dat sou onmogeUJk zUn," zei York complimenteus, „ofschoonals ik me wel herinner „Ik ben tot uw dienst," zei ze zacht, haar handje terug trekkend. Deze woorden werden zacht en vlug ge wisseld, niemand van de omstanders had er iets van gemerkt. York richtte zich daarna tot Dittmars. die in een hoek van het vertrek stond, zijn warrigen baard met zUn vingers kammend. „Dat snoer", begon hU. „u noemde het geloof ik, dc „bloeddruppels van Boeddha" vertelt u me eens „U hebt geen recht, het in uw zak te steken", viel Dittmars hem woedend in de rede. ,,Het is gestolen uit de safe ln het museum! Ik ben er verantwoordeUjk voor! Ik wilde naar het museum gaan, om een onderzoek in te stellen, maar Lee heeft het me verboden, omdat u eerst een onder zoek in wilt stellen, zei hU. Wie weet, wat er nog meer gestolen is!" Lee kwam te hulp. „Mag ik het even uit leggen, kapitein?" vroeg hU- .Jk heb pro fessor Dittmars opgedragen de verschillen de artikelen ln het museum van mUn oom te onderzoeken en te catalogiseeren. aan gezien ik van plan ben, ze te verkoopen. MUn zuster en ik hebben ze geëerfd We hebben geen idee van de waarde en we- weten ook niet, wat we er mee zouden moe ten aanvangen, daarom willen we ze liever verkoopen. Omdat we niet weten wat het zaakje waard is, bracht iemand mU op het idee ze door een deskundige tc laten taxee- ren. Ik heb dus de universiteit opgebeld en gevraagd, of ze iemand voor mU wisten op die wijze ben ik met professor Dittmars in contact gekomen". „Ik ben een week ge leden hier gekomen", viel deze uit „al dien tUd ben ik bezig geweest de voorwerpen in het museum tc catalogiseeren. Niemand hier in huis heeft er interesse voor. Het eenige wat e doen is uitgaan, drinken en dansen!" HU was woedend. Lee trachtte hem te kalmeeren maar Dittmars ging door. „BU de collectie bevond zich het halssnoer, dat Is het eenige. waar ze naar gekeken hebbenJuweelen-ex- perts zUn ze, volgens hun zeggen (Nadruk verboden). (Wordt rervoigd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5