Een kerk als noodpostkantoor - Gedeelte van rijksweg in Friesland geopend t sfsf v 8 isfe Jaargang LEiDSCH DajlLAJ Tweede Blad Echtpaar z.k. FEUILLETON DE OPENING VAN HET GEDEELTE RIJKSWEG SNEEK— JOURE. een zeer belangrijke verkeersverbetering. De afstand Sneek—Hecrenveen wordt hierdoor met niet minder dan 36 k.m. verkort. De eerste auto begeeft zich op het nieuwe weggedeelte. DL KERK AAN DE AVENUE CONCORDIA TE ROTTERDAM WORDT GEBRUIKT ALS HULP- POSTKANTOOR. DE NIEUWE IN- EN UITGANG VAN HET DELFTSCHE POORT-STATION TE ROTTER DAM ZIJN IN GEBRUIK GENOMEN. IN AFWACHTING VAN DE RESTAURATIE van de gcvelsteenen, beel den. hekwerken enz., welke op de binnenplaats van het Museum Boymans te Rotterdam zijn bijeengebracht, is het personeel van het Museum reeds begonnen mot dc fragmenten aan een grondige schoonmaak te onderwerpen. HUIZEN IN DE NABIJHEID VAN DE NINOVE-BRUG TE BRUSSEL, DIE BIJ HET SPRINGEN DER BRUG VERWOEST WERDEN. NU DE BINNENSCHEEPVAART OPLEEFT en van de schippers veel wordt geëischt, heeft de school voor de binnenscheepvaart „Oranje Nassau" te Amsterdam een belangrijke taak te verrichten. Les in het uitbrengen van een tros. ,v hl s 0 v Sr; DE DROOGGEKOMEN INUNDATIE-GEBIEDEN RONDOM AMERSFOORT worden weer in orde gemaakt Een der weilanden wordt na omgeploegd te zijn, opnieuw bezaaid. door Mr. KEA BOSSERS. 53) „Ja" hoorde ze Frank lachend zeggen, „nu begint het allemaal zoo'n beetje tot me door te dringen. Maar één ding heb lk nog begrepen. Waarom wildr u weten, of ik een smoking had?" Volslagen wartaal, dacht Lies. En de Jonker, die maar lachte en van den een naar den ander keek. „Dat was een grapje van mij" zei de Jonker. „Om het nog een beetje ingewik kelder te maken. De bedoeling is doodeen voudig, dat lk er prijs op stel. dat Jullie morgen aan het diner deelneemt." „Als Je me nou" zei Lies. „Neem me niet kwalUk. Jonker, maar „Je begrijpt er niets van. hè" zei de Jonker. Frank kreeg haar nu pas in het oog. „Lieske toch" jubelde hij. „Kindje, luister toch eens „Voorloopig naar mij" zei de Jonker en schoof hem opzij. „Ik heb eerst nog een appeltje te schillen met Mevrouwtje Rob- berts. Want ik weet niet, hoe de heeren juristen er over denken, maar naar mijn meening is Mevrouw voor vijftig procent mede schuldig aan het gepleegde bedrog „Voor vijfenzeventig" riep Frank „Lies heeft het heele plan verzonnen." „Is dat waar?" vroeg de Jonker streqf. „Welk plan?" vroeg Lies. Als ze nu niet gauw zelden wat er aan de hand was, be gon ze te huilen. „Wat is er toch riep zc. ..Waarom doet u zoo vreemd? Als u als u het werkelijk weet van ons, dat we nou Ja, waarom bent u dan niet kwaad?" „Ik ben zóó verschrikkelijk kwaad" zei de Jonker, „dat ik uw man op staanden voet ontslagen heb Maar hij heeft alweer een andere betrekking, dus het kan hem, zoo als u ziet, vrij weinig schelen." „Maar nu mag ik de rest vertellen" be delde Frank. „Lies, ik kom één Januari bij meneer van Westhove op kantoor als Jongste mede werker." „Ooo!" juichte Lies en vloog Frank om den hals. „Wat zalig, Jongen, o wat heer lijk voor je. Maar" ze wendde zich weer tot den Jonker, „hoe is dat allemaal Ineens ge komen en wie moeten we er voor bedan ken? Het is zoo verschrikkelijk prachtig, het Is heusch te mooi om waar te zijn." „Kom er nu eens rustig bij zitten" zei de Jonker, „dan zullen we alles eens uitvoerig vertellen." Toen het verhaal uit was. huilde Lies op Franks schouder. „Van blijdschap" zei ze. „Frankie, had je dat ooit kunnen denken? Hij had alle hoop al opgegeven, nog ooit zijn eigen werk te zullen terugkrijgen" ver telde ze. „Als u eens wist. hoe hij gevochten heeft, om er overheen te komen, om zich te verzoenen met het Idee, dat hij nooit meer iets anders dan chauffeur, hoogstens misschien later garagehouder of zooiets zou kunnen worden U kunt niet beseffen, wat u voor ons doet." Om zeven uur ontdekte de Jonker ineens: „We moeten soupeeren en nu merk ik pas, dat ik heelemaal zonder personeel zit. Me vrouw Robberts, zoudt u misschien zoo vriendelijk willen zijn? „Nee" zei Lies. „Beslist niet. Tenminste niet, vóór u weer Lies zegt. En bovendien hebt u Frank pas met één Januari ontsla gen en mij heelemaal niet, dus in ieder ge val zijn we nu allebei nog gewoon in func tie. Kom, Frark, ga mee naar de keuken, voor het souper zorgen." Frank, die met zijn beide beschermhee- ren al was ondergedoken in zeeën van ju risterij, hoorde het maar half. „Geen sprake van", protesteerde dc Jon ker. „wat dat in functie blijven betreft, tenminste. Dat is absoluut uitgesloten." „En morgen dan?" vroeg Lies. „Morgen hoop ik jullie als mijn gasten aan tafel te mogen begroeten; dat heb ik toch straks al gezegd." „Geen sprake van", zei Lies nu. „Ik vind het buitengewoon hartelijk van u het overweldigt me gewoonweg maar dat kunnen we niet doen, om meer dan één reden niet. IIc weet zeker, dat Frank er ook zoo over denkt." „Laten we nu eerst eens zien. iets te eten te krijgen", zei de Jonker practisch, „dan kunnen wc het over de rest strakjes nog wel eens hebben. En als ik dan je hulp mag inroepen, Lies, want ik weet werkelijk zelf geen weg in de keuken." Het werd een soort picnic in de studeer kamer met sandwiches en koffie. Ze wilden allemaal meehelpen, vertelden allemaal, dat ze het in iun studententijd zoo coed geleerd hadden, zelf voor eten en drinken te zorgen. „Vooruit dan maar", zei Lies. „Meneer Dlepvcld, wilt u dan even op de melk let ten? En meneer van Westhove mag brood snijden." Na tafel dook de Jonker zelf in den kel der en kwam met een paar bestofte fles- schen aanzetten. „Goed, dat Hendrik het niet ziet", lachte Frank. „Bent u niet in het verkeerde vak terechtgekomen?" „Voor een gelegenheid als deze weet ik zelf wel, wat ik uitzoeken moet", zei de Jonker. Hendrik, dacht Frank. Hoe moest dat nu morgen? Het zou een ingewikkelde geschie denis worden, al die explicaties tegenover Hendrik en de meisjes. Allicht zouden ze het verkeerd opnemen en dan morgen, juist met al die drukte het ging niet, onmo gelijk. „Mag ik u Iets vragen. Jonker sorry, meneer de Goedelaer" zei Frank. „Neen dat leer ik nooit dat klinkt me zoo gek „Het went wel" lachte de ander. „Je hebt nog wel aan moeilijker dingen moeten wen nen, het laatste jaar. Maar wat wilde je vragen?" „Over morgen", zei Frank. .Lies heeft het u straks ook al gezegd, die invitatie van u Ik vind het ongeloofelUk aardig van u en u begrijpt wel. wat een eer het voor ons allebei is. maar aannemen kunnen we het onmogelijk." „En waarom niet? Ik stelde me er juist zooveel van voor. jullie bij de andere gas ten te introduceeren." „Ik geloof niet. dat behalve Jimmy „Jimmy? Wat Jimmy" viel de oude heer hem verbaasd in de reden. „Allemachtig" schrok Frank „Dat weet ook nog niet. Jimmy en ik zijn oude stu dievrienden. Hij herkende me den eersten dag al." „Dus die was ook al in het complot? Het wordt hoe langer hoe fraaier. Heb je soms nog meer medeplichtigen?" „Verder niemand" betuigde Frank. „Hier in huis heeft niemand ooit iets gemerkt of vermoed, dat weten we zeker. En daarom om nu nog eens op morgen terug te ko men. gelooft u zelf ook niet. dat het voor ons allemaal veel beter is. wanneer we doen alsof er niets gebeurd is? Dan kunnen Lies en ik morgen gewoon ons werk doen en hoeven we Hendrik en de meisjes niet met uitleggingen te overvallen." ..Tja" zei de Jonker. „Van den eenen kant heb je wel gelijk. Hoewel ik het wel een beetje absurd vind. dat Je hier in huis nog langer voor knecht blijft spelen. Het be zwaart me feitelijk, vooral wat je vrouw betreft". „Wat een nonsens", viel Lies in. „Trou wens. uw heele partij valt morgen in het water, als ik er niet ben, om alles te rege len. Het klinkt wei erg verwaand", voegde ze er verlegen bij, „maar het is toch heusch zoo." „Ja", zei de Jonker teleurgesteld. .Jullie zult wel gelijk hebben. Ik had het me an ders zoo aardig voorgesteld. Een dubbele feestelijkheid Maar dat houden we dan maar in petto, dan vieren we en petit co mité nog eens de heugelijke gebeurtenis sen van vandaag over. Dat genoegen moet jullie me gunnen. Want de zaak heeft ten slotte hier in mijn huis zijn beslag gekre gen. En ik weet zeker, dat de referenties, die ik aan meneer Westhove gegeven heb, meer gewicht in de schaal gelegd hebben, dan heel je prachtige getuigschrift van de Oliefabrieken „Daar twijfel ik niet aan", zei Frank „Ik weet niet. hoe ik u bedanken moet voor alles." (Nadruk verboden), (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5