Na den strijd in Duinkerken - De wederopbouw van Rotterdam Echtpaar z.k. Tweede Blad 8 iste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD FEUILLETON SS==9i HET PLAN-WITTEVEEN. De burgemeester van Rotterdam, mr. P. J. Oud, en ir. W. G. Witteveen voor de teekening van het plan tot wederopbouw van Rotterdam. STADSBEELD IN DUINKERKEN REGENWEER VISCHWEER. Een goed visscher is daarin te onderscheiden van een „Zondagsvisscher", dat de eerste ook bij de hevigste regenbuien zijn dobber in de gaten blijft houden De acte-tasch verricht een dubbele laak. DE WERKZAAMHEDEN aan den weg Amsterdam—Leeuwarden zijn hervat. In de omgeving van Middenmeer werkt men met een mechanischen grondstamper van 1000 k.g., de zwaarste machine op dit gebied, om de onderlaag aan te stampen. WINTERVOORRADEN VOOR HET VEE. Een zeer belangrijk bedrijf is momenteel de grasdrogerij en -malerij aan den rand van den Wieringermeerpolder. Het versche klaverhool wordt met tientallen wagens uit den Wieringermeerpolder aangevoerd, om aan de fabriek te Kolhorn tot klavermeel te worden vermalen, een krachtig bij voeder voor onzen veestapel. VERNIELDE ENGELSCHE EN FRANSCHE LEGERWAGENS TE DUINKERKEN. door Mr. KEA BOSSERS. 51) Lies, alleen voor het fornuis, zuchtte maar eens. Prettige Kerststemming, dacht ze. Dat was de achterkant van zoo'n gezellige, ouderwetsche Kerstmisviering. De gezellig heid strekte zich vooralsnog niet uit tot de keukenafdeeling. En overmorgen werd het nog erger. Al die vreemde menschen in de keuken, een kok voor h&dr fornuis. De meis jes zouden natuurlijk gek doen met die vreemde knechtshoe werd ze het allemaal baas. Enfin, Frank was erbij en ze waren bij elkaar met Kerstmis, dat maakte alles goed. „Behalve aangebrande omelette" zei ze en lachte hardop, kwakte meteen nijdig de pan op het aanrecht. Gauw een nieuwe maken, het kon nog best. Ze was er veel te vroeg aan begonnen, maar ze tafelden ook zoo ellendig lang. Frank kwam terug met de sigaren. „Zeg, zou ik nog moeten rijden vanavond?" vroeg hij Hendrik. „Anders laat ik nu direct de radiateur afloopen. Het vriest flink." „Vraag het zelf maar" zei Hendrik, nog nijdig. „Ook goed" zei Frank beminnelijk. „Eet me niet op. Ik kan het niet helpen, dat jij vanavond niet naar Je meisje kunt." „Rijden?" zei de Jonker, toen Frank, ach ter zijn stoel, hem de vraag toefluisterde, „Nee vanavond niet meer. Waarom? Je wilde toch niet uitgaan?" „Ik wilde alleen de radiateur laten af loopen, Jonker" zei Frank. „Voor de vorst." „O Juist, Ja, dat is uitstekend. Na het diner verwacht ik Jullie allen ln de hall. Heeft Hendrik het Je al gezegd?" „Neen Jonker, zeker wel Jonker" zei Frank. „Wat is dat voor een plechtigheid straks?" vroeg hij in de keuken. Ze wisten het geen van allen. „Frank, wil je niet eerst eten?" vroeg Lies. toen ze hem meteen weer naar de buitendeur zag schieten. „Dadelijk. Eerst de wagen." Hij rende alweer weg. Om negen uur was het „aantreden", zoo als Hendrik zei. Ze probeerden allemaal beminnelijke gezichten te trekken, wat pas goed lukte, toen ze zagen, waar het om begonnen was: algemeene uitdeeilng van geschenken onder den kerstboom. Dat was weer iets nieuws, maar nu ten minste iets goeds. Ze herkenden er dadelijk het werk van freule van ReeuwiJck in. Zul ke aardige en practlsche cadeaux zou de Jonker nooit hebben kunnen verzinnen. En in de keuken stonden punch en ap pelbollen, zoodat de verschillende kwade buien nu wel heelemaal afdreven. „Op Eersten Kerstdag wil ik zoo weinig mogelijk drukte en omslag hebben, Lies" had de Jonker van te voren gezegd. „Wan neer we nu bij uitzondering eens om één uur dineerden cn dan 's avonds een een voudige koffietafel, dan zouden jullie dien dag allemaal zooveel mogelijk vrij kunneri hebben, wat denk Je daarvan?" Lies vond het een prachtig plan, vooral voor de drie anderen, maar ze had er wijse lijk tevoren niets van gezgd, uit angst, dat er misschien niets van zou komen. De verrassing was dus dubbel groot, toen er op Eersten Kersdag voor Hendrik, Annie en Willempje nog een vrijen middag en avond bleek over te schieten. „Maar morgen komen Jullie allemaal om half zeven, hoor" bedong Lies. „Anders ko men we nooit klaar." „Wat een onverwachte zalige rust", zei Lies. toen ze om een uur of vier genoeglijk bij elkaar zaten ln de leege keuken. „Beter dan verleden jaar, hè schat?" zei Frank en trok haar op zijn knie. „Ik kan me niet voorstellen, dat het al een heel jaar geleden is" peinsde Lies. „Wat is die tijd omgevlogen. Dat komt, omdat we het toch zoo echt, echt prettig hebben, hè Frankie?" „Ja", beaamde Frank volmondig. „We hebben het best en ik ben volmaakt tevre den. Dat wou Je nog eens hooren, hè? Je hoeft er niet meer over te tobben, hoor hondje, ik ben er nu overheen, heelemaal. Sinds dien avond je weet wel, heb ik het mezelf gezworen, niet meer achteruit te zullen kijken. En ik heb het volgehouden, zeker ik hèb het volgehouden." Wat het hem gekost had, zou Lies nooit weten Lies niet en niemand anders. „Lieveling", zei Lies. „Jakkes, wat heb je een bende brillantine op je haar gesmeerd. Ik heb heele vette handen". „Was er dan afgebleven" zei Frank. „Zie je wel, nou belt de Jonker natuurlijk. Geef eens gauw je kammetje." „Jammer" zei Lies. „Ik wou je juist iets leuks vertellen." In welk vak lag de port nu ook weer?, be zon Frank zich, terwijl hij naar de studeer kamer liep. Hendrik had hem uit den treure doorgezaagd over den wijnkelder, de laatste dagen. Morgen moesten ze allebei op hun tellen passen met die vreemde kerels erbij. De Jonker zat met zijn beide Amsterdam- sche vrienden in de studeerkamer. De twee oude vrijgezellen hadden de uitneodiging om de Kerstdagen over te blijven, met beide handen aangenomen. „Robberts. Ik wilde je even spreken. Tot mijn spijt ben ik genoodzaakt je met één Januari uit mijn dienst te ontslaan." Franks handen zochten grepen achter uit naar steun. Als iemand je recht mid den in je gezicht sloeg, zou je ook achter uit tollen. Maar je dééd het niet. Je was geen Juffrouw, die flauw viel. Bij de Oliefa- brieken hadden ze het tenminste schrifte lijk gedaan een briefje in de salaris- enveloppe. „Kijk eens" ging de koele stem verder, „Meneer Diepveld Mr. Diepveld dien je je misschien nog wel herinnert, heeft mij tot de overtuiging gebracht, dat het voor mij moreel onverantwoordelijk is. om je momenteel als chauffeur in dienst te hou den. Want, nietwaar, als zoodanig ben ik het. die jou lederen dag dwing, een auto te besturen, ben ik dus, Ingeval er vandaag of morgen weer iets gebeurt, de directe oorzaak, dat je de gevangenis Ingaat „Het Huis van Bewaring althans" ver beterde Mr. Diepveld met een goedkeurend glimlachje. „Ja Jonker" zei Frank lamgeslagen. „Je begrijpt dus. dat ik dit risico niet langer voor mijn rekening durf te nemen, hoezeer het mij ook spijt je dit te moeten zeggen, Robberts. Intusschen" en nu begon nen de beide anderen bemoedigend mee te knikken, „heeft meneer van Westhove hier waarschijnlijk iets anders voor je." „O" zei Frank suffig. Hij kon er nog niet bij het kon immers niet.... Lies wat zou Lies zeggen?"daarnet nog in de keuken „Ja" hervatte de Jonker, toen Frank bleef zwijgen, „meneer van Westhove is geneigd wil jij het zelf bespreken, Westhove?" „Nee" lachte de ander, „ga maar verder, zeg jij het zelf maar. De quaestie is alleen, zooals je straks zei: heeft hij een smo king?" Een smoking0 Wilden ze een kellner van hem maken? Bijt nou op je tanden, anders ga je dadelijk gek doen. Hij móest zich goedhouden. „Jawel Jonker, jawel meneer" mompelde Frank. „O, dat is uitstekend. Dat Is van groot belang. Want zie je, Robberts. een smoking heb Je onmiddellijk noodig. morgen al". Morgen? dacht Frank verward. Het diner hier? Mee dienen? Maar wat had meneer van Westhove daarmee te maken? Zou die hem soms als huisknecht willen hebben? Moest hij z(jn licht maar eens bij Hendrik opsteken. Een mooie huisknecht hij. Hij keek van den een naar den ander. Wat hadden die oude kerels toch tegen hem? Keken, alsof ze het een lolletje vonden, er getuige van te zijn, dat hij zijn ontslag kreeg. Wat hadden ze er eigenlijk bij te maken? Had de Jonker het hem tenminste niet onder vier oogen kunnen zeggen? „Ja" zei de Jonker. ..we zullen nu maar eens tot de zaak zelf komen. Het heeft nu lang genoeg geduurd, Robberts.. Mééster Frank Peter Robberts. aartleugenaar, aarts bedrieger, dat je bent!" (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5