\Nieuwe zomerpostzegels - Banketbakkers schenken groote bruidstaart LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Echtpaar z.k. 81sfe Jaargang FEUILLETON I- een serie nieuwe zomerpostzegels welke binnenkort door HET STAATSBEDRIJF DER POSTERIJEN, TELEGRAFIE EN TELEFONIE ZAL WORDEN UITGEGEVEN. VAN DKN WEG GEWAAID. Een vrachtauto met een lading kaas, op WIE KRIJGT DEZE BRUIDSTAART? De afd. Amsterdam van de weg naar België, is gisteren door den geweldigen wind ter hoogte van het Ned. Banketbakkers Vereeniging schenkt deze fraaie taart aan het jong- viaduct te Lisse van den weg gedrukt. Behoudens materieele schade liep ste bruidje, dat In de week van 1926 April te Amsterdam in het het ongeluk verder goed af. huwelijk treedt HOLLAND WATERLAND. Een kijkje te Heer Hugowaard. Het landschap wordt Beheerscht door de pittoreske bruggetjes. DUITSCHLAND'8 OPTREDEN ten opzichte van Denemarken heeft Groenland, dat tot Dene marken behoort, in het middelpunt deT belang stelling geplaatst. Groenlandsche vrouw met kind EEN WINDHOOS TE NA ARDEN heeft het dak van den stal van een boerderij doen instorten. Gelukkig kwamen geen persoonlijke ongelukken voor. De zes varkens, die zich In den stal be vonden, „kwamen met den schrik vrij". door Mr. KEA BOSSERS. En Frank In het Noorden sléet het groot ste deel van zijn Kerstdagen in een vreem de keuken. Waar oude Bet een tUdge- noote van Kee regeerde en hij verder grootendeels het rijk alleen had. Want hier werd het Kerstfeest ouderwets-Ingetogen gevierd en het personeel had zooveel mo gelijk vrijaf. Zoodat Frank, voorover op zijn stoel, ellebogen op de knieën, ongestoord soesde en staarde naar het fornuis, waar hij niet oude Bet maar Lleske zag. Lies met de zware pannen in haar kleine handjes een huishoudschoolkind leek ze in haar J-'ltte jas. En hij dacht aan vorige Kerst leesten zij belden samen en met goede vrienden. Bij wie zc hoorden. Dapper Lleske. Een Jaar geleden waren tenniswed strijden haar zwaarste werk geweest en nu sjouwde ze den geheelen dag als een, die van de lagere school af daarin getraind was. Thuis, in hun exclusief kringetje van hoogere en hoogste fabrleksmenschen had «JJ wel eens zijn hart vastgehouden, als Lies tegen Mevrouw Hoofdingenieur of Mevrouw Fabrieksdirecteur er Iets onna denkends uitflapte. En wat vond ze het moeilijk, altijd die oude dames te moeten likken, alleen omdat hun mannen zijn chefs waren.... En nu moest ze aanpap pen met schepseltjes als Annle en Toos. En ze deed het. En klaagde nooit. En hij, hij maakte het haar nog moeilij ker met zUn belachelijke zwaartillendheid. Alsof het er werkelijk iets toe deed, dat hij Mééster Frank Robberts was, oud-corpslid oud-senaatslid nog wel, vergeet dat vooral niet. Wèl vergeten moest hij het en gauw ook, als het hem anders niet lukte om z'n kop omhoog te houden. Hij was chauffeur en verdiende eerlijk zijn brood. En Lies stond naast hem. En de rest kon opvilegen. Daags voor Oudejaar kwamen ze terug. Lies had met Bart de kassen geplunderd en de kamers gezellig gemaakt met bloemen en hulst. En ln een met hulst versierde keuken zei Frank: ,,Wat ben ik blij, dat ik weer thuis ben." „Ja. thuis" zei Lies met een tevreden zucht. En alles was goed. Oudejaarsavond vierden ze samen ln de keuken. Binnen brldgete de Jonker met drie Jachtvrienden. „Vorig Jaar bridgeten wij ook, weet je nog wel?" zei Frank. ..Nou, en toen was JIJ na afloop zoo kv.aad, omdat ik zoo stom gespeeld had," herinnerde Lies. „Met Jouw chef als partner nog wel." „Daar hebben we nu tenminste geen last van, zeg. Maar toen ik straks binnen was. heb ik me wel bijna vergaloppeerd, of zeg maar gerust heelemaal." „Hoezoo?" „Wel. ze waren juist een robber aan den gang. Ik moest de kranten op de rooktafel leggen, dat had Hendrik gevraagd, omdat hij dan eerder weg kon. En daar zie ik me toch, dat de Jonker een hand heeft, groot slem schoppen zat er ln zeg lk je. Hij opent twee schoppen en zijn partner pést nota- bene. „Ezel" zeg lk hardop. „Zei je Iets. Robberts?" vraagt de baas. „Sorry" zeg lk. Bok nummer twee kan lk niet afleeren. „Neem me niet kwalijk, Jonker" zeg lk er achteraan, „maar lk telde hardop de kranten bedoel lk het zijn er zeven." „Hoe verzon Je het zoo gauw" bewon derde Lies. „Nou, het klonk maar matig hoor. Maar enfin, hij zegt: ,3reng even sigaren en kijk of Hendrik voldoende wijn heeft uitgezet." Ik m'n hakken tegen elkaar en „tot uw orders Jonker" er boven op. dat snap Je. Maar of hij het geslikt heeft?" „Natuurlijk" zei Lies. „Hij zat toch tot over zijn ooren in de kaarten". „Hij is anders een pientere baas, hoorl" „En toch geloof lk niet, dat hij aan ons ooit twijfelt, lk bedoel, dat hij nog niets raars aan ons gemerkt heeft". „Nee, dat geloof lk niet. Maar dat komt omdat hij zoo weinig, hoe zal ik het zeg gen zoo weinig menschelljk tegenover zijn personeel staat. Hij vraagt service, zoo volmaakt mogelijk. De rest kan hem niet schelen". „Voor óns makkelijk", vond Lies. „Maar toch zielig, als je zoo versteend bent. Zou hij misschien een groot verdriet gehad hebben?" „Wie weet?" zei Frank. „We zullen er ons maar niet ln verdiepen". Ze dekten samen ln de eetkamer voor het souper. Frank zou dienen, maar kwam om kwart voor twaalf terug met een flesch wijn. „Voor ons" zei hij. „En lk hoef niet meer naar binnen." „Dat is nou toch wel èrg menschelljk" vond Lies verrukt. En zoo konden ze elkaar toch nog toe drinken en samen het nieuwe jaar Ingaan. Op Nieuwjaarsmorgen ging Frank zijn werkgever vormelijk nieuwjaar wenschen. Met een rood hoofd kwam hl) terug. „Hij heeft me een fooi gegeven". HU keek verbluft en kwaad tegeUjk. Hendrik gaapte hem aan. „Wat dacht Je dan te krijgen, een peperkoek misschien? Man. bU wat voor een baas ben JU geweest?" ,3U «en heele goeie hoor" hielp Lies. „Maar Nieuwjaarsfooien zUn bU ons al lang afgeschaft." „Nou daar bof Je hier dan bU" zei Hen drik. „Die volgt." „Ga JU maar eerst, Lies" bedisselde Toos. dan gaan Annie en ik daarna samen En dan Hendrik nog en dan maken we den pot open en gaan we het heele zwikkie verdeden." „Dat doen we altUd met Nieuwjaar" leg de Annle uit. „Moet ik ook naar binnen?" vroeg Lies. „O, wat vreeselUk." „Gut hU zal je niet opeten" snibde Toos. „Nee, maar het Is. zie je, het is. het lijkt zoo opzetteUjk of het ons om dat geld te doen is." Verbaasde gezichten bU de drie. „Nou waar anders om?" kwam Toos ruw „Weet Je wat'" gichelde ze, ..geef hem er dan een zoen bU. dan ziet-iedat je het echt meent. O nee" ging ze plagend voort, „dat vindt Frankle niet goed, hè Frankie?." Lies zweeg. Wat had Toos, ze was zoo vUandig Ineens. „Frank" vroeg ze, „wat denk Je, zal lk dan maar gaan?" „Waarom noem je dien knul toch alrijd Frank?" kwam Toos er weer tusschcn. „Zeg toch gewoon Frans, zoo zal-ie toch wel heeten." „Datte dat ls Geldersch" zei Lies maar gauw, „dat zeggen ze bU ons allemaal." „B1U, dat ze hier zoo gek niet zUn" vond Toos. „Verbeeld je" ze gierde Ineens „dan moet Je die knul van mij hebben, die heet Koos, verbeeld je, as lk nou eens Kook tegen hem zei. Kóök!" ze kraaide van ple zier, „o mensch, hou me vast. HU zoii me koken!" De vreugde was algemeen. Lies en Frank deden dapper mee. Frank knikte Lies bemoedigend toe. „Ga nu maar" zei hU- Lies streek haar schortje glad, voelde naar haar haar. Gek dat ze altijd bibberde, als ze de studeerkamer moest binnengaan. „Veel heil cn zegen, Jonker." Het kwam er schuchtertjes uit. „En dank u nog wel voor gisteravond" zei ze er wat flinker achteraan. „Hm. O juist, ja dank Je wel; mUn beste wenschen hoor." Een hand met iets er in werd haar toegestoken. Ze aarzelde verle gen. greep dan toe. Toen ze zich omkeerde om weg te gaan riep zUn stem haar terug- ..Hoor eens even. Lies." Verschrikt keek ze rond: weer een stof doek misschien? „Ik ben tot nog toe buitengewoon tevre den over Jou en je man." „Dank u wel Jonker." (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5