Werkzaamheden aan den N.O.-polder hervat - Brood voor het leger 81ste Jaargang LlIDSCH DAGBLAD Tw:ccle Elad FEUILLETON Hatson brengt den steen aan het rollen HET LAATSTE GEDEELTE VAN DE OVERKAPPING VAN HET VOOR- VOORJAAR I I I DE BOEREN HEBBEN HET WEER DRUK MET PLOEGEN, ZAAIEN EN EGGEN. OOK IN DEN GROOTEN MALIGE WEESPERPOORTSTATION TE AMSTERDAM GESLOOPT. IJPOLDER, ONDER DEN ROOK VAN AMSTERDAM, IS EEN EN AL BEDRIJVIGHEID. DE TIJDENS DE KOUDE INGEKUILDE Een locomotief trekt het ijzeren gcvaart omver. AARDAPPELEN WORDEN WEER TE VOORSCHIJN GEBRACHT EN GESORTEERD. BROOD VOOR HET KNGELSCHE LEGER. VERSCH UIT DE BAKKERIJ, WORDT HET NAAR DE CANTINES GEBRACHT, WAAR VBLE HONGERIGE MAGEN WACHTEN. NU DE LANGE EN STRENGE WIN- TER ACHTER DEN Rl!G IS en het ijs uit het IJsselmeer verdwenen, heeft men het werk aan den Noord-Oostpol- dcr hervat. Betonblokken voor do dijken worden aangevoerd. EEN DEK EERSTE FOTO'S VAN DE BEZETTING VAN HANGÖ EN OM GEVING DOOR DE RUSSEN. Aan de grens; op den voorgrond Finsche, op den achtergrond Russische schildwachten. door H. WANDT. 28) „Kwam er iets tusschen?" „Ja. Van een bepaalde plaats werd van dat voornemen per postduif naar een an dere plaats bericht gezonden. De duif kwam niet op de plaats van bestemming aan, maar hetzelfde bericht werd ook per post verzonden. Toen kwam het bevel van hpoger-hand het plan te laten schieten omdat er gevaar bestond, dat de postduif in verkeerde han den gevallen was. Als nummer 4<r deson danks toch bij U geweest is, weet ik daar in elk geval niets van. Dat heeft die ezel dan op eigen verantwoordelijkheid gsdaan" „Die ezel, i.ie ezel!" glunderde Green. „Als je wist beste kerel, hoe goed ij net mannelijk geslacht aan dezen ezel bevalt! Het beste Jonas Silverstone. het beste! Ik ben er een geweest! Een ezel bedoel ik!" Maar toen de rechercheur Green even later de directiekamer van de gevangenis binnentrad, keek hij weer op zijn meest bedroefde manier. „Het lijkt me. dat de zaken niet erg naar wensch zijn gegaan, rechercheur" meende de directeur deelnemend. „Ach, het leven is moeilijk, en ieder heeft zorgen", zuchtte Green ,.Ik heb daar zoo juist bedacht hoe onbillijk de wereld eigenlijk s. Men doet moeite en slooft zich er voor uit om een half pond fijne pijp tabak te winnen en als men dan werkelijk gewonnen heeft, bedenkt men plotseling, dat men eigenlijk niet rooker is!" „Binnen!" snauwde hoofdinspecteur Mac Hardy. De deur van het bureau werd op een kier geopend, slechts zoo ver dat een paar klere oogen voorzichtig naar binnen kon den gluren. „Binnen, zeg ik! Wat wenscht U?" Langzaam verscheen de bij het gezicht behoorende man, die zachtjes de deur achter zich sloot. „Uw dienaar, meneer de hoofdinspecteur Hier ben ik!" „Dat zie ik. En wat wilt U?" „Kent U me dan niet meer, meneer de hoofdinspecteur?" „Kerel, ik zie lederen dag een paar do zijn boevenkoppen zooals Jij, je er een hebt uitgezocht!" „Ik heet. n Urne. joft of niet, meneer de hoofdinspecteur, ik heet William Hat son." „Aha, jy bent die snuiter wien ze des- tijds dat Boeddhabeeld uit het British Mu seum cadeau hebben gedaan! Prachtig En wat kom je nu doen? Heb je misschien weer een dergelijk presentje gekregen? Of begint het een beetje vochtig in je huis te worden?" „Ik kom. of u me gelooft of niet, me neer de hoofdinspecteur, maar ik kom vanwege de honderd pond belooning die, destyds voor het terugbrengen van het bse'd Zijl* uitgeloofd. U heeft me toen ge zegd, dat wanneer er na zes maanden geen protesten waren binnengekomen ik van u een bevestiging zou krijgen, waarmee ik dan het geld bU de directie van het museum zou kunnen gaan halen. Nu is het precies, vandaag, zes maanden geleden. Wat gaat de tijd toch snel, vindt u niet, meneer de hoofdinspecteur?" MacHardy achtte het overbodig de laat ste stelling tegen te spreken. Hy zocht in de la van zijn bureau, haalde er een formu lier uit, en vulde dat in. „Hier, hierop krijg je de belooning uit betaald. Maar wees verstandig, Hatson en smyt niet met je geld. Begin met een be- hooriyk pak te koopen en probeer een wo ning te vinden, dan bestaat misschien de mogehjkheid. dat je een fatsoeniyk burger lijk beroep krygt. Wat voer Je op het oogen- blik eigenlijk uit?" „Op het oogenblik. meneer de hoofdin specteur, heb ik zelfs twee burgeriyke be roepen. 's Avonds ben ik by het tooneelge- zelschap van Jackson het volksgeschreeuw en overdag werk ik by een gentleman, die waakhonden op den man dresseert. Een buitengewoon veeleischend beroep, ik ben nameiyk de man." „Zoo, zoo. Vertel es, Hatson, heb jy dien man die je destyds het beeld gaf, nooit meer ontmoet?" „Nfeen, meneer de hoofdinspecteur maar maar. „toou, wat is er? Waarom stotter je zoo? Voor den dag ermee!" .Ik wou zeggen ik bedoel meneer de hoofdinspecteur, zult u me beslist niet weer opsluiten als ik u de waarheid zeg?" „Wanneer je nlete uitgehaald heb, kan ik je toch niet opsluiten, ezelskop! Nou, hoor ik nog iets?" „Ze wouen me een tydje terug. of u me gelooft of niet, meneer de hoofdinspec teur, maar ze wouen me een tydje terug nog zoo'n Boeddhabeeldje aansmeren!" „Wat? Ben Je gek geworden?!" „Ik wou den man het was een andere dan de eerste naar het naastbyzynde politiebureau brengen, maar de kerel gaf me een oorvyg, die beslist niet van slechte familie was enen toen ik weer. nou ja, toen ik weer opgestaan was, toen had ik het vervloekte beeld in mUn zak en de schurk was verdwenen!" „En waar heb je het beeld gelaten?" „Ik heb hetof u me gelooft of niet, meneer de hoofdinspecteur, maar ik heb het in de Theems gegooid, waar die het diepste is. Ik dacht aan al het gezanik, dat ik den vorigen keer mee gehad had, en „Man, je bent niet goed bij je hoofd! Vertel es precies wat er alles na elkaar gebeurd is!' „Ongeveer vier of vyf weken geleden het kan ook wat langer zyn liep ik tegen middernacht langs Regents Canal en dacht aan niets slechts, toen ik opeens „pssst!" hoorde roepen. Ik riep „pssst pssst" terug en een man die ergens in een portiek stond, zei: „Hou je mond!" Zoo kwamen we in gesprek. De man was groot en nogal slank en zag er heelemaal niet gevaarlijk uit Eerst vroeg hy me of ik William Hatson was en toen ik. na eenig overleg, dit be treurenswaardige feit moest toegeven, ver telde hy my. dat hy een mooi zaakje voor me had Voor fatsoenlijke zaken ben ik vooral 's nachts altyd te vinden, dus nam ik j het bankbiljet van een pond dat hy me' toestak aan, en stopte het bij me. Toen gaf hy me een klein pakje in de hand en zei, of u me gelooft of niet. meneer de hoofd inspecteur, hy zei dat ik dat den volgenden morgen naar Scotland Yard moest brengen en afgeven aan u, aan hoofdinspecteur MacHardy. met de complimenten van Hut- chilo of Huitzilo of zooiets. Ik zei, dat ik dat een nogal gevaarlyk akkefietje vond, en dat ik eerst es wou kijken wat er in dat pakketje was. Snapt u meneer de hoofdinspecteur, hoe verbaasd ik was toen ik, nadat ik het had openge maakt, een Boeddhabeeldje zag, precies hetzelfde Boeddhabeeldje dat William Hatson zweeg plotseling. De deur ging nameiyk open en rechercheur Green, met een pak acten en paperassen onder zijn arm kwam binnen. „Een oogenblik, Hatson", zei MacHardy, en hy wilde, zich tot den rechercheur wen den, toen hij de zonderlinge verandering in Hatsons gezicht opmerkte. „Meneer de hoofdinspecteur., of., of., ol u me gelooft of niet, maar dat is de man, die my het tweede Boeddhabeeldje en een klinkende oorvyg gaf!' stamelde Hatson ontzet, en sidderend wees hy op rechercheur Green. Trompetter-Johnny had een slechten tyd Hij voelde zich de laatste dagen niet erg prettig. Zyn voorgevoel zei hem. dat er iets onaangenaams op til was. Het eten had een bitteren nasmaak en de drank smaakte scherp en muf. Zyn vriend Rigoletto be weerde. dat deze verschynselen een gevolg waren van een te lui en te goed leven, en ook symptomen konden zyn van een hevige I verliefdheid. I iNaaruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5