Oefeningen Veldleger - Het bij Herwen neergestorte Britsche vliegtuig 8Isle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON Hatson brengt den steen aan het rollen GROOTE OEFENINGEN VAN HET VELDLEGER. Een motorrijwiel moet op de drijfzak in evenwicht worden gehouden, op een der punten, waar wielrijders en motorrijders met opgepompte drijfZakken worden overgezet HET LUCHTGEVECHT BIJ ONZE OOSTGRENS. Wrakstukken van het Engelsche toestel, dat na een lucht gevecht met Duitsche vliegtuigen boven Duitsch grondgebied, in een stuk geïnundeerd land op Nederlandsch gebied, nabij Herwen, is neergekomen. DE OEFENINGEN VAN HET VELDLEGER. Z. K. H. PRINS BERNHARD BEZOEKT DE MANOEUVRES. DE SCHOOLVOETBAL-WEDSTRIJDEN IN AMSTERDAM. Al heeft hun school met 170 klop gehad, toch wordt de keeper op de schouders naar de kleedkamer gedragen EIEREN KLEUREN. Hoe kunnen de kinderen de eerste dagen van de Paasch- vacantie beter benutten dan met het kleuren van de Paasch eieren. Gedurende enkele uren heeft moeder wat rust, want alle aandacht wordt geconcentreerd op de kleurige figuurtjes op de eieren. DE ENGELSCHE LUCHtAANVAL OP SYLT. De terugkeer in zijn vliegbasis van een der Britsche toestellen, welke deelnamen aan den luchtaanval op de Duitsche vliegbasis op het eiland Sylt door H. WANDT. 23) Directeur Garrlbaldl Sarrasate was een kleine man van ongeveer vijftig Jaar met een ravenzwarte snor, waarvan de punten vervaarlijk naar boven gedraaid stonden, zoodat de niet ongegronde vrees bestond, dat hij zich daarmee nog eens de oogen zou uitsteken. Hij droeg altijd een rok met een wit vest. een grijs-leeren rijbroek en glimmende lakschoenen, waaraan rinke lende parade-sporen bevestigd waren. Op zijn zorgvuldig gekapte hoofd prijkte een ouderwetsche hooge hoed. Wie echter Signore Sarrasate wat nauw keurig beschouwde, ontdekte dat hij niet precies een toonbeeld van netheid was. On telbare vetvlekken sierden zijn rek. zijn witte vest was allesbehalve wit, en de glim mende lakschoenen vertoonden, behalve scheeve hakken, talrijke barsten. De persoonlijkheid van den clrcusdirec- I teur was dan ook eigenlijk op de piste berekend. Wanneer hij in den bescheiden Uchtkcgel van den oerouden schijnwerper stond en sierlijk zwaaiend met zijn hoogen hoed manoeuvreerde, zag hij er bijna goed en verzorgd uit. Overigens bleef deze be groeting van het publiek bij het begin van de voorstelling meestal zijn eenige optre den. Voor het zakelijke en artistieke ge deelte van de onderneming zorgde zijn stil le compagnon Hugh Hutton, een Schot. Het was geen kwade gedachte van directeur Sarrasate geweest om de zakelijke leiding aan dien geslepen manager over te laten, want hij zelf beminde hartstochtelijk de whisky-flesch en verkeerde dientengevolge het grootste gedeelte van den dag in een pijnlijk slechte conditie. De Schot daaren tegen was de mensch-geworden nuchter heid. Ofschoon hij een gezicht had, dat op iedere bladzijde van het misdadigersalbum een uitstekend figuur zou maken, was hij een man van solide, gezonde principes en bedroog hij zijn compagnon niet meer dan bij dergelijke eenzijdige verhoudingen ge bruikelijk is. Aan het Grand Circus Sarrasate was ook een soort administrateur verbonden. Hij was een Welshman, een zekere Cornel Sul livan. die echter 's avonds, bij den ingang van het établissement, de functie van bo- niseur bekleedde. Hij kweet zich van die moeilijke taak met een nonchalante ele gantheid en een drogen humor. De meisjes uit de voorstad toonden zich buitengewoon ingenomen met zijn begeesterende mee- sleepende redevoeringen en voor haar was hij dan ook het toonbeeld van den man van-de-wereld. Op een natten, mistigen Zaterdagavond, aa- dat de boniseur juist gereed was met ztjn propagandarede, die een gedrang voor het kleine loketje had veroorzaakt, waar de kljklustigen vochten om de beste plaatsen, stond mr. Hugh Hutton met zijn rug naar den ingang van de groote tent en keek elk oogenbllk, zichtbaar zenuwachtig, op zijn horloge. Hij wachtte op de „Trois Asters", drie mooie kunstrijdsters, het glansnum mer van het circus Sarrasate. Zij beweerden zusters te zijn en, evenals de koorddanser Blondy en de scherpschut ter Texas Bill, genoten zij het privilege zich niet, terwille van de reclame, op het kleine podium voor de tent te behoeven te vertoonen. lederen dag vierden de „Trois Asters" groote triomfen en haar weg was met gebroken harten geplaveid. In Parijs zou, zoo fluisterde men, een rasechte mar kies zich om der wille van één der zusters van kant gemaakt hebben. De boosaardige Sullivan beweerde weliswaar, dat het niet een markies, maar een marqueur geweest was. terwijl hij zich ook niet doodgeschoten had, maar slechts zooveel gedronken had, dat men hem voor schijndood had gehou den maar dat kan heel goed niet anders dan pure nijd van den gehaten boniseur geweest zijn. Uit den donkeren tentingang klonk een huilerige, schorre mannenstem: „Ze ko men niet meer, mr. Hutton, ze komen nooit meer terug! Ze zijn er vandoor! O, ik ongelukkige man! Waarom zijn die meisjes dan ook zoo prachtig mooi?!" „Hou Je mond, ouwe ezel!" bromde Hugh Hutton en nogmaals keek hij op zijn hor loge. De vorige spreker kwam nu uit het don ker te voorschijn en dadelijk sprong in het oog. dat hij aan een schoonheidsfout leed. Hij keek namelijk scheel. Tengevolge van dat gebrek, waarschijnlijk om zijn gezichts scherpte wat te vergrooten, hield hij zijn hoofd iets opzij en bekeek de dingen en menschen dezer wereld door één oog uit een scheeven hoek. Dat was Telemachus Clump, „de toove- naar en heksenmeester" van het Grand Circus Sarrasate. Hij genoot echter geen vaste gage, omdat hij alleen bij voorkomen de gelegenheden als „Einlage" gebruikt werd. De toovenarij was voor hem eigen lijk maar een bijverdienste, want in het dagelij ksch leven was Telemachus Clump kellner in een of ander kroegje ergens in Putney. Ter wille van de zwarte kunst of ferde hij zijn avonden en daarvoor werd hij door den manager met een belachelijke fooi beloond. Hij droeg steeds een zwart jasje, vol vlekken. Zijn eveneens zwarte broek, waar van de knieën zóó glommen, dat het scheen dat zij met stijfsel behandeld waren, deed denken aan een oude trekharmcnica. Jaar in. jaar uit droeg hij een hoogen. staanden gummi-boord en daaronder een gerafelde plastrondas met in het midden een oude, zilveren negerkop als speld. Zijn heele voor komen had iets ongewasschens en iets goor-slaperlgs. Die indruk werd nog ver sterkt door het slordige, warrige haar en door een veelvuldig gapenden mond. waar in de opmerkzame waarnemer het ontbre ken van de voorste snijtanden kon consta- teeren. Telemachus Clump had eigenlijk slechts twee prijzenswaardige eigenschappen. Hij was altijd pijnlijk geschoren en bovendien was hij de meest aardige mensch, die ooit door de zon beschenen werd. Ieder gekweld schepsel veroorzaakte hem hartepijn. Hij hield van de menschheid. omdat hij haar niet kende en liet zich door haar uitbuiten Hij was om zoo te zeggen, de knecht van ledereen. Wanneer directeur Sarrasate een nieuwe flesch whisky wilde hebben, stond Clump dadelijk klaar. Als Hugh Hutton dorst had, haastte Clump zich, zoo snel zijn oude bee- nen hem konden dragen, om frisch water voor herrf te halen. Gaf Cornel Sullivan het verlangen naar sigaretten te kennen, dan was het Clump, die dadelijk aanbood naar den naastbij zij nden sigarenwinkel te gaan. Maar de goede, oude man had ook een hartstocht. Èen brandende, voor zijn jaren zelfs gevaarlijke hartstocht; hij was hope loos verliefd. Daarvan waren de „Trois As ters" de schuld. Alle drie! Hij gaf haar, voor zoover zijn bescheiden middelen hem dat veroorloofden, de meest onnoodige geschenken en het was een publiek geheim, waarover iedereen zich vroolljk maakte, dat hij alleen om zoo dik wijls en zoo lang mogelijk in de nabijheid van de aangebeden zusters te kunnen ver toeven, het slechts betaalde baantje bij het Circus Sarrasate had geambieerd. Natuur lijk lachten de zusters hem heimelijk uit en profiteerden zooveel mogelijk van zijn dwaasheid. Zijn inkomen als kellner zou hem een, zij het bescheiden, dan toch voldoende bestaansmogelijkheid veroor loofd hebben, als hij zijn zwaar verdiende geld niet op die manier had uitgegeven. Hij ontzegde zich alles. leed. bijna in den letterlijken zin van het woord honger en ontving als dank daarvoor niet anders dan spot. «Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5