De Raad voor de Scheepvaart onderzoekt het torpedeeren der LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 8tsfe Jaargang atson brengt den teen aan het rollen DE RAAD VOOR DE SCHEEPVAART maakte een begin met het onderzoek inzake dc torpedeering van de „Bltrferdljlc''. De eerste stuurman, de heer J. H. C. Dijk, die zich destijds met de scheepspapieren naar de duikboot heeft begeven, legt den eed af DE GROOTE BLOEMENTENTOONSTELLING „AMSTELFLORA" IN DE APOIJLOHAL TE AMSTERDAM IS GEOPEND. EEN DER FRAAISTE HOEKJES VAN DE EXPOSITIE, WAAR EEN GROOTE VERSCHEIDENHEID VAN FLORA'S KINDEREN VALT TE BEWONDEREN. EEN WARE SNEEUWSTORM WOEDDE OVER ONS LAND. Het verkeer ondervond op verscheidene punten grooten overlast van dit „staartje van Maart". „Ergens" op den weg tusschen Edam en Volendam. OP DE „LAGE VUURSCHE" werden de jaarlijksche interaca demiale paardensport-wedstrijden gehouden. Regen en sneeuw hadden de terreinen bijna onbegaanbaar gemaakt en waterballet ten als bovenstaand, waren niet ongewoon. doo. H. WANDT. Maar ook Mac Hardy en de professor ge- ""fcgen zich zeer opvallend, toen de man »rbijkwam. Het is mogelijk, dat hun aan- getrokken werd door de zonderlinge Jndbeweglngen; in elk geval zij staarden *0 vreemdeling aan, alsof hij een boven- ijdschc verschijning was en draaiden zelfs nog eens om, toen hij al lang de *jys Mile was Ingeslagen. Die man komt mij buitengewoon bekend merkte de professor op en het was y zijn gezicht te zien, dat hi) gespan- 101 nadacht. heb dat gezicht ook al eens ergens JJn", knikte MacHardy, en ln zijn roode Jrhoofd trokken angstwekkende denk- Jpels. Nog vreemder zou hij hebben op- Jwken, wanneer hij den glimlach had jjnen zien, die op dat oogenbllk om den van den langen, slanken heer speelde «adat de vreemdeling Hyde Park doorge beld had. erliet hij het weer aan den Jttdkant. Op Portman Square ging hij Kroot koffiehuis binnen, zocht een l»ie bij het raam en liet zich de Ame- ische kranten brengen. Ongeveer ih, uur lang hield hU zich met de lectuur Wg. in den avond begaf hij zich naar Park Lane. Hij ging den tuin van het kasteel van Lord Winningham binnen en belde. „Ik zou mr. Moorman grr.ag een oogen bllk willen spreken", verzocht hij den be diende. Zijn stem klonk hard en nasaal. Naar zijn uitspraak en tongval te oordee- len was hij een Franschman. „Mr. Moorman is tot mijn spijt niet thuis Het ls Donderdag vandaag en dan is hij met zijn lordschap altijd bij mr. Labory. Kan ik misschien een boodschap aanne men?" „Zoo, ls hij nog niet thuis? Dan zal hij toch wel dadelijk komen, want een half uur geleden heeft hij mij door iemand dit kaartje laten brengen I" De vreemdeling haalde een visitekaart uit zijn portefeuille en gaf het den bedien de. Op den achterkant was met het karak teristieke, spitse handschrift van Moorman geschreven „Zeer geacht) heer Ranchelle, Neemt U mij niet kwalijk, dat lk U zoo laat nog lastig val. Ik zou U dringend wil len verzoeken dadelijk na ontvangst van dit kaartje even bij mij te willen komen. Mocht ik nog niet thuis zijn, misschien wilt U dan even in r.iUn kamer wachten tot lk mij bij mr. Labory heb verontschul digd. Ik zal zoo spoedig mogelijk naar huls komen. Hoogachtend, MOORMAN. „Dat is natuurlijk wat anders", meende de bediende. „Als meneer zoo goed wil zijn mij te volgen?" Toen de man een half uur later weer aan de deur van de kamer van den secre taris klopte Moorman was nog altijd niet verschenen om den bezoeker den goeden raad te geven ln de bibliotheek te wachten, waar hij zich den tijd met lec tuur zou kunnen korten, liep monsieur Ranchelle zeer veratoord ln de kamer op en neer. „Het ls goed, dat Je komt, beate vriend, lk wou Je niet uit bed halen, anders was lk al lang weggegaan. Misschien wil je mr. Moorman zeggen, dat ik uiterst ontstemd ben. Het ls geen manier van doen, zijn kennissen des nachts urenlang op zich te laten wachten" Toen monsieur Ranchelle een paar minu ten later op zijn gemak langs Piccadilly wandelde scheen zijn boosheid totaal ver dwenen te zijn. HIJ floot een ondefinieer bare melodie tusschen zijn tanden, maar plotseling werd zijn oog getroffen door een schrille lichtreclame. Een blauw-gele pijl wees naar een zijstraat. „Flamingo-bar" verduidelijkten de gloeiende letters. En evenals 's middags, toen de wagen van MacHardy voorgekomen was, gleed een flam" glimlachje over het gezicht van den man. Toen ging hij de zijstraat in. „Viooltjes, meneer?" klonk een bedeesde meisjesstem, toen monsieur Ranchelle de Flamingo-Bar wilde binnengaan, en een slanke, teere hand hield hem een geurig boeketje voor. „Dat zijn heel mooie Nlzza-viooltjes". bewonderde Ranchelle en hij drukte het meisje een bankbiljet ln de hand. Maar plotseling begonnen de vingers van Doro thy te trillen en de viooltjes vielen op den grond. Monsieur Ranchelle bukte zich en het leek, of de bloemen hem van zijn oor spronkelijke plan. de Flamingo-Bar bin nen te gaan, hadden afgebracht, want met een licht knikje ging hU weer in de rich ting van Piccadilly terug. Dorothy stond nog altijd op dezelfde plaats en haar wijd ceopende oogen staarden den man na. Toen hij verdwenen was. opende zij langzaam haar hand er lag een opge vouwen biljet van twintig pond in. Vreemd genoeg dacht het meisje er geen oogenbllk aan, dat de deftige kooper zich kon hebben vergist. Zij ging de bar binnen zette haar mand ln een hoek en was een oogenbllk later weer op straat. Een paar minuten later klom zij boven op een bus, die ln de richting van St. Johns Road ging „Mr. Green!" riep een aarzelende meis jesstem onder het open raam van het huis van den rechercheur. Een oogenblik later verscheen een in het wit gekleed bovenlichaam ln het don kere venster. Een zaklantaarn flitste aan en in den kleinen lichtkring werd Green's gerimpelde gezicht boven den blauwen kraag van z;jn pyama zichtbaar. „Hallo, wat is er aan de hand?" riep Green. Nu gedroeg Dorothy zich buitengewoon zonderling. Zij drukte zich namelijk vast tegen den muur. en reageerde niet op Green's roepen. Pas lang nadat de recher cheur weer ^rdwenen was, haastte zij zich zonder om te kijken terug Wanneer hoofdinspecteur Hardy dit nachtelijk tafereel had kunnen waarnemen zou hij zeker gegromd hebben: „En dat wil inspecteur worden! Wie op straat iemand zoekt, richt toch het licht van zijn lamp n<et on zijn eigen armzalige gezicht En daarin zou hij niet zoo heelemaal ongelijk gehad hebben. „Monsieur Ranchelle was er niet erg over te spreken, dat u hem gisteravond tever- geefsch hebt laten wachten mr. Moorman" vertelde de bediende den volgenden morgen den secretaris van zijn lordschap. „Wie was alecht te spreken?" vroeg Moor man, nlet-begrijpend. „Wel, monsieur Ranchelle. Dc geloof ten minste, dat hij zoo heette. Hij kwam om ongeveer elf uur en heeft zoowat een half uur op uw kamer gewacht. Toer. duurde het hem te lang en hij ls tamelijk boos weggegaan." Moorman trok een gezicht alsof men hem ln een of ander Kirgiezen-diaiect had toe gesproken. Toen antwoordde hij langzaam: „Ik ken geen heer. die zoo heet. Dat moet een vergissing zijn. Hoe zag hij er uit?" De bediende gaf een vrij nauwkeurige In schrijving van den bezoeker, vertelde van Moorman's visitekaartje en kwam tenslotte bezorgd met de mogelijkheid, dat het wel eens een inbreker geweest zou kunnen zijn. Die vrees bleek echter ongegrond, want toen Moorman zijn bezittingen aan een nauwkeurige controle had onderworpen, miste hij niet het geringste. Een uur later had hij de heele geschiedenis al weer ver geten. want hij had het dien dag buiten gewoon druk. Lord Winningham had hem namelijk opgedragen een hem toeöehoorend stuk grond ten verkoop aan te bieden en Moorman had zijn handen vol met de koop lustigen te onderhandelen Tecen den mid dag kwam er een kleine, chkke heer die zich voorstelde als William Proudly en beweerde zich zeer voor den grond te Lnteresseeren, waarop hij een pluimvee-farm zou willen bouwen. Hij had een onaangenaam klin kende, hooge. schorre stem en onder zijn linkerarm hield hij een groote rose-roode parapluie. zooals de Schotsche schaapher ders die dragen. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5