Prins Bernhard in het Zuiden - Het vergaan van de „Amor"derK.N.S.M.
81ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON
Hatson brengt den
steen aan het rollen
Z.K.H. PRINS D12RNHARD DEZOKKT HET ZUIDFRONT IN DE VESTING HOLLAND. Z.K.H.
IN GESPREK MET EEN GROEPSCOMMANDANT.
NAWEEËN VAN DEN STRENGEN WINTER. Een bevrachtings
kantoor. liggende in het Damrak te Amsterdam, dat door het tj>
zwaar beschadigd en lek geslagen was. wordt leeggepompt om
hersteld te worden.
IN DE EEUWENOUDE GROOTE KERK TE NAAKDEN is men bezig
met den bouw van een schuilplaats, waar de in de kerk aanwezige kunst
schatten opgeborgen zullen worden.
HET VERGAAN VAN DE „AMOR" VAN DE K.N.S.M. De bemanning
*erd gered door een Icrsch schip en te Vlissingen aan land gebracht. De
olieman Bloothoofd, één der geredden, bij aankomst te Amsterdam.
IN OPDRACHT VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM vervaardigde de
beeldhouwer Marinus Vreugde een relief, voorstellende een episode uit de
„Overwintering op Nova-Zembla". Het is bestemd om in de Heemskerck-
school aan de Hembrugstraat geplaatst te worden.
SUMNER WELLES IN ENGELAND. De Amerikaansche onder
staatssecretaris (rechts) werd verwelkomd door Sir Alexander
Cadogan, den Engelschen onderstaatssecretaris van
buitenlandsche zaken.
door H. WANDT.
Üi
Het is er weer!" kondigde Green's hos
fta verstoord aan, terwijl haar huurder
®Üle zat te drinken.
Wat is er?"
Nou, het meisje dat de vorige week ook
hier was".
Verrast sprong Green op en hij bloosde
|'ver heel zijn gerimpeld gezicht. Hoogst
Persoonlijk liep hij de gang op om zijn gast
I -kamei binnen te laten.
I -Gelukkig, dat ik u gezond en wel aan-
P' Mr. Green! De kranten schreven van
l-n verwonding, die een of andere bandiet
1'tisteren had toegebracht. Ik dacht, dat
li dan maar eens moest opzoeken Het
kunnen zijn, dat u verzorging noodig
|JJJ. zei.zei mijn moeder" stamelde
Ir?r°thy en haar smalle gezichtje bloosde
minder dan het hoofd van den recher-
«oeur.
-Uw moeder ls de braafste en verstan-
|;w vrouw die er is, miss Dorothy! Mijn
IJjWondtng is maar van heel lichten aard,
I-li onschuldlg schampschot aan den
l^nterbovenarm, dat in acht dagen heele-
IJJJJ genezen zal 2ijn en mij niet de minste
lelijkheden bezorgt. Maar ik dank u ln
elk geval voor uw bezoek, dat mij bewijst,
dat er tenminste nog één menschenkind
op deze groote, wijde wereld ls, dat aan
zoo'n eenzamen vogelverschrikker, als ik
ben. denkt".
„Dat mag u niet zeggen Mr. Green....
Beschaamd boog Dorothy haar blonde
hoofdje en even later vervolgde zij: „Maar
u moet mij één ding beloven In de kran
ten staat precies, wat er gisteren allemaal
gebeurd is en ik heb gelezen dat u, dadelijk
nadat u geschoten had, op den neerval
lenden bandiet bent toegeloopen. Dat mag
u niet meer doen, Mr. Green! Stel u voor
dat het maar een truc van den kerel ge
weest was om u naderbij te lokken!"
„Mijn lieve miss Dorothy, u weet niet,
hoe gelukkig u mij maakt met uw bezorgd
held, maar ik kan u verzekeren dat ik pre
cies wist waar ik den man getroffen had.
Maar één keer in mijn leven heb lk misge
schoten en daarvoor moet ik nu al vier
jaar lang boeten. Dat was bij Ma Wilson
In Chicago. Misschien vertel ik u daar later
wel iets van".
„Goede morgen!" krijschte een onaange
naam klinkende, hooge, schorre stem. De
spreker, een kleine, dikke heer met een
rose-roode paraplu onder den arm daalde
moeizaam de uitgesleten keldertreden van
„De gouden dolk" af.
De eerbiedwaardige mi Jack Bracley
stond achter zijn tapkast en mompelde
iets in zijn baard, dat evengoed een be-
minnelijken groet als een afschuwelijken
vloek had kunnen zijn. Het was ongeveer
tien uur in den morgen en het établisse
ment was nog maar net open. Op de gasten
die zoo vroeg kwamen, had mr. Bracley
het niet zoo erg begrepen Dat waren ge
woonlijk verraders en spionnen, die zich
des nachts in Whltechapel niet thuis voel
den Het bedrijf begon eigenlijk pas 's mid
dags. Dan kwamen de bedelaars, vage
bonden en andere uitgeworpencn van de
wereldstad, die 's morgens in de city „za
ken" hadden gedaan, meestal zelf hun
eten meebrachten en een flesch bier of port
al naar de verdiensten van den dag
dronken.
„U wenscht", vroeg de kastelein wan
trouwend. terwijl hij zijn roode. grove
handen aan zijn smerlg-blauwe schort
afveegde.
„Een flesch port. maar niet te koud",
snerpte het mannetje, dat regelrecht op
de eerbiedwaardige houten tafel met het
beroemde blad toeging en daar ging ziten.
„Mooi weer vandaag", vond hij, toen de
kastelein het bestelde bracht Bracley
knikte onverschillig, zonder antwoord te
geven.
De dikke liet hem echter niet met rust.
Hij bleef doorpraten, vroeg het een na het
ander, zoodat Bracley wel antwoorden
moest. Na een tijdje bracht hij het gesprek
op het vermaarde tafelblad. Dat was Bra-
cley's zwakke plek. Wie zich voor dat pronk
stuk interesseerde was in elk geval zijn
vriend. Hij ging aanstonds naast den
vreemdeling zitten en beantwoordde be
reidwillig alle vragen.
„Zonde van een hoop flinke kerels, die
het af hebben moeten leggen", vond de
kastelein En terwijl hU op een ln hout ge-
kerfden kattekop wees met de letters D
on W-. vervolgde hij: „Deze hier, Dick Win-
dett heette hij, ls nog niet zoo lang geleden
opgehangen!"
„Ja, daar heb ik over gelezen", knikte de
kleine en hij wees op een uitgesneden
vierkant waarin zich vier groote letters
bevonden. Een M. en een L. stonden onder
een E. en een C. Daarboven een jaartal.
„Wat is dat?" vroeg hij terloops.
„Zijn alle twee naar Amerika gegaan.
Twee Jongens van stavast, maar daarbij
heeren. gentlemen. Niet van dat ordinaire
tuig. zooals er zooveel ln Whitechapel rond
loopt. Dat Ls nu al weer ruim tien Jaar ge
leden, maar lk herinner het me nog, alsof
het vorige week was Deze Jack Bracley
wees op de E. en de C. deze hier was
op den dag van zijn vertrek nog bij me ge
weest. We waren alleen in de tent en heb-
op dezelfde plaats gezeten, waar wij nu
zitten. Hebben op het laatst nog een klein
meenlngsverschil met mekaar gehad en
toen heeft.
„Toen heeft Edward Cleenharp, bijge
naamd „Little Eddy", u een dusdanige
„linksche" toegediend, dat u twee snij
tanden op deze zelfde tafel hebt uitge
spuwd". maakte de dikke den zin af, waar
bij hij lachte, alsof hij een bijzonder goede
mop had verteld
„Allemachtig, hoe kunt u dat weten?"
schreeuwde Jack en hij sloeg met zijn
vuist op het tafelblad, dat het dreunde in
den lagen kelder.
„Misschien heeft Edward Cleenharp me
het zeil wel verteld", grinnikte het man
netje.
„Waar is hij? Hoe gaat het met hem?"
„Dank u. Het gaat hem uitstekend. HU
is ongeloofelijk dik en vet geworden. Ik
verwed mijn hoofd tegen een plumpudding,
dat u hem niet meer zou herkennen, zoo Is
hij in die tien jaar, dat hij uit Londen weg
is, veranderd", verklaarde de dikke en als
toevallig viel de linkermouw van zijn ge
ruite jas een eindje terug. Op de huid van
de onderarm vertoonde zich een bleek
blauwe. door den tijd al wat uitgewischte
tatoeëering in den vorm van een kroko
dil.
„Cleenharp!" riep Jack Barcley. „Is dat
mogelijk? Ben jij het werkelijk man? Je
hebt een stem als een warm geloopen wa
genrad! Hoe kom jij aan dat verroeste ge
luid, kerel? En wat doe je hier in Londen?
Hoe
„Kalm aan! JU vraagt een beetje te veel
van het goede en bovendien ben ik hier
niet gekomen, omdat lk Jou als biecht
vader noodig had. ouwe hyena, die je bent!
Denk er om. Je zwijgt tegenover iedereen,
dat ik weer in Engeland ben!"
„Dat spreekt vanzelf! Je weet toch.
dat de politie bij mij
„Klets! Laat lk beginnen met Je te
zeggen, dat ik van de politie niet het min
ste te vreezen heb. Die zaak met de In
diana Bank is verjaard en op het oogen-
blik leef ik als een solide burger, die de
Engelsche wetten strikt respecteert. Voor
de rest weet de politie van mUn aanwezig
heid in Londen, omdat sergeant Green van
Scotland Yard mij een dezer dagen heeft
herkend".
„Ach wat! Green is een ongevaarUjke
idioot!' haastte Bracley zich te verzeke
ren. „Een ongevaarlUke idioot! Hij was
kortgeleden nog hier Daar heeft hij ge
zeten Heelemaal alleen, zeg ik je. Geluk
kig waren er maar weinig menschen, an
ders was er vast en zeker moord en dood
slag van gekomen!"
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).