De beeldhouwer en
zijn hond
De wilde paarden van
Zsiko
Grapjes
Eens was de slimme Azor ondeugend, maar
hij kreeg spoedig berouw.
Van ake echt gebeurde verhalen uit het
dierenleven, vind ik de geschiedenis van
Aaor. het hondje van den doven Zwitser-
een beeld houwer, wel de grappigste Zal
ik dit verhaal eens vertellen. Goed. luister
maai.
De beeldhouwer, dien ik bedoel, was heel
er_ doof. zó doof. dat geen mens hem be-
•ohleeuwen kon. Bovendien was hij onge
trouwd en woonde ln zijn eentje op een
atelier.
Erg zielig zul je zeggen Maar nee, zó erg
wvl het niet. Hij had nj. een trouw kame
raadje in zijn hondje Aeor, die dag en nooht
bi* m w,c
Hij had een trouw kameraadje in zijn
hondje Azor.
A'Ls de beeldhouwer in zijn atelier aan het
werk was. toon hij natuurlijk niet 'horen, als
er iemand aan zijn deur toiopte. Maar Azor
sprong dan op. ging voor hem staan en trok
hem aan zijn broekspijp naar de deur. En
als de kunstenaar 's avonds vermoeid naar
bed ging. sliep hij als een mol. Dan zoolden
er best dieven ln zijn huls kunnen komen,
zonder dat hij er lets van zooi merken Maar
Azor hield cüe wacht. Als hij maar het min
ste geluidje hoorde, dat hem niet aanstond,
trok hij z'n baas de dekens van het lijf en
hküte net zolang, tot hU opstond em het
licht aanstak
Soms vond de beeldhouwer dit wel eens
vervelend, maar bij vond het toch zó aardig
en flLnk van Aaor. dat hij bet hem niet
wilde afleren.
Overdag deed de hond boodschappen voor
zijn baas. Als de beeldhouwer tabak nodig
had. deed hij een halve frank ln een stuk
papier en riep „Aaor, tabak". En dan rende
de hond met het papier ln zijn bek weg en
kwam een paar minuten later met een
zakje tabak terug. Kwispelstaartend en erg
blij en opgewonden kwam hij er mee aan,
want hij wist, dat hij dan zijn beloning
kreeg Zijn baas wikkelde n.l een twintig-
oen times-stuk in een papiertje, gaf het de
hond en zei: ..Azor, dit is voor Jou". En dan
holde de hond naar den slager en kreeg
een stuk worst. Die laatste boodschap vond
hij naluurlijk bet fijnste, want. hondjes
hebben altijd honger.
Maar eens op een dag gebeurde er iets
verdrietigs. De beeldhouwer stuurde Aaor
met een halve frank naar de tabakswinkel
en de hond kwam niet terug. Er verliep een
half uur en een uurnog geen Aaor
Toen begon zijn baas zich ongerust te
maken. Zou hij onder een auto geraakt
zijn. Of zou hij met andere honden hebben
gespeeld en het geM hebben verloren De
goede man zette zijn hoed op en ging naar
de tabakswinkel.
„Is Azor hier geweest?"
„Neen. vandaag niet", zei die winkelier.
En toen moest de beeldhouwer wel geloven,
Op de onafzienbare Hongaarsche pocsta's
lopen reusachtige kudden van de aller
edelste paarden m het wild rond. De don
kere aarde vliegt ln hoge wolken op als de
prachtige dieren ln woeste vaart voorbij
stuiven, aangevuurd door de kreten der
Sjlko's, de zwartharige Hongaarse paar-
denjongens met hun hoge laarzen, bonte
vesten en wijde, witte hemdsmouwen. De
zon glanst op de bruine, zwarte en witte
paardenlijven, als de dieren zich verdrin
gen bU de bron om te drinken.
Sinds vele eeuwen zijn de adellijke grond-
beiltteri dol op hun prachtige, vurige
paarden En er bestaan dan ook de wildste,
vreemdste verhalen over stoute stukjes
van paardendressuur, die de graven en
slotheren uit vervlogen tijden uithaalden.
Zo vertelt de legende, dat de „dolle Sandor"
bijvoorbeeld bij vrolijke drinkgelagen te
paard de trap van zijn kasteel op kwam
rijden en steeds te paard zittend aan de
maaltijd deelnam. Dan reed hij het baleon
op en sprong naar beneden ln het park.
Een andere woeste ruiter, Bardossy ge
heten. sprong eens op een ongezadeld
paard over een half dozijn brandende
korenschoven
Geen der beroemde Hongaarse grond
bezitters kon echter, wat de paardrijkunst
betreft, ln de schaduw staan van Nlco-
laas van Wesselenyl, den heer van het
landgoed Zslko. Zijn liefhebberij was om
met een licht wagentje bespannen met
zestien paarden, als een dolleman over de
poesta te Jagen HIJ had dan de handen
vol leidsels en stond rechtop op zijn wa
gen. Als een bliksemflits joegen de prach
tige, zwarte en witte rossen, ln .schaak
bord-formatie" Ingespannen, over de helde,
alles verpletterend wat hun in de weg trad.
Vier en zestig paardenhoeven stampten
dreunend over de grond, doch één enkel
scherp gefluit van hun meester bracht de
paarden ln een seconde lljds tot staan.
Niemand ln heel Hongarije deed den Jon
gen Wesselenyl dit kunststuk na.
dat Azor stout was geweest en het geld voor
zichzelf besteed had.
In de slagerswinkel hoorde hij, dat he»t
waar was
„Bk vond het ook al vreemd", zei de sla
ger „dat u hem een halve franJk gegeven
had, maar ik dacht, dat u misschien Jarig
was en hem eens extra wilde traoteren".
Onder het naar huLs gaan, liep de beeld
houwer verdrietig te peinzen over de on
deugendheid van zijn hondje. „Wacht
maar!" dadht hij, „als Je thuis komt, zal
Ik Je wel krijgen!"
Maar Aeor begreep dit zetoer ook, want
hij towam niet terug. Die avond ging de
beeldhouwer erg terneergeslagen naar bed.
Hij miste zijn trouwen kameraadI En de
volgende morgen kon hU maar niet met z'n
werk opschieten HIJ moest telkens maar
aan Azor denken; en ghig eindelijk uit om
hem te zoeken.
Hij wandelde het hele stadje door en bleef
telkens staan om zijn hond te roepen
Eindelijk, 's middags, zog hij den stouterd
ln de verte aankomen met de staart tussen
de poten. Het liefst had de beeldhouwer
direct zijn hondje in zijn aimen genomen,
zó blij was hij, dat hij hem terugzag, maar
hij zei bij zichzelf: „Straf heb je verdiend
en straf zul Je hebben!"
En hij liep door, net of hij de hond niet
gezien had. De hond volgde hem op een paar
pas afotands, heel schuldbewust en lang
zaam En toen ze thuis waren ging Azor niet
net als andiers mee de kamer in; hij bleef
voor de deur liggen, alsof hij wel begreep,
dat hij de vriendschap van zijn baas ver
beurd had.
De beeldhouwer deed. alsof hij hem niet
gezien had en liet hem de hele dag en de
daarop volgende nacht honger lijden.
Toen vond hij echter, dat hij streng ge
noeg was geweest. Hij deed een halve frank
in een papiertje en riep de hond, die over
de grond kruljxmd naar hem toe kwam.
„Aaor" zei zijn baas met een erg boze
stem „Tabak, tabak, tabak!"
De iiond rende weg en de beeldhouwer
wachtte vol spanning, wat hij doen zou.
Zou hij weer naar den slager lopen ora zijn
razende honger te stillen?
Maar nee hoor, vóór er vijf minuten ver
lopen waren, was Azor weer thuis met het
zakje tabak. En nu was hij niet te houden
van vreugde. Kwispelstaartend huppelde hij
om zij«i baas heen
Je begrijpt dat hij direct zijn beloning
kreeg.
Toekomstdromen.
Annle: „Ais Ik groot ben, word Ik on
wljzeres".
Tilly; „Ik niet hoor! Ik word moede
krijg tien kinderen".
Annle: „O. fijn, dan krijg lk Jouw
deren bij mij ln de klas. Dan ga U
lekker om hun oren slaan!"
Tilly (hullend): „Akelig kind, kui
m'n kinderen niet met rust laten?"
Lief broertje.
De kJeine Paul Ls door het ijs gezak
komt drijfnat en bibberend thuis.
Vader brult: „Direct naar bed! En u
Je warm bent. krijg Je een pak vooi
broek!"
Na een kwartiertje komt Paul's broc
Frits ln Vadcr's kamer vertellen;
„Pa, hij ls al warm!"
Het zangertje.
Kareltje: „Moeder, Oom Kees heeft
zegd, dat lk zing als een vogel".
Moeder; „Zo? En wat voor een vog
Kareltje: „Een kraal, Moeder!"
In het begin van de vorige eeuw we<
voer het kasteel Zsiko een grootc
keizer Frans I, die tevens koning
Hongarije was, kwam er enkele dagen
geren. Grote feesten werden gege
prachtige jachtpartijen gehouden en sc
terende vuurwerken afgestoken, i
Wesselenyl stelde er een eer ln. dat ie<
een over do logeerpartij van den kelze
zijnen huize zou spreken.
Frans I was dan ook zeer tevreden
de ontvangst Hij bedacht den slotheer
allerlei eretekenen en ten slotte mocht
nog een speciale wens doen. Wessel<
dacht een ogenblik na; dan vroeg h[
eer te mogen genieten den keizer één I
ln zijn wagen, bespannen met zes
paarden, over de poesta te mogen rijden
De keizer vervulde deze wens en
maakte Wesselenyl op een goede mor
met zijn zestlenspan zijn opwachting,
keizer stapte in en de wilde paarden
ten zich in beweging, eerst kalm, toer
draf. vervolgens in galop en tenslotte i
ven ze ln tomeloze vaart over de vlakte,
oude keizer voelde zich verre van beha
lijk; hij riep Wesselenyl toe, vaart te n
deren, maar deze lachte alleen maar e
legde de teugels neer en kruiste de an
over de borst. De paarden vlogen nu
sneller vooruit; ze schenen nauwel
meer de grond te raken. En de Jonge s
heer stond wijdbeens, vast als een roti
zijn wagen, gooide zijn muts omhoog
ving deze met een wilde Juichkreet w
op. Deze schreeuw scheen de paarden I
meer aan te vuren en door dalen, d
kullen en over steenblokken stoven tc
een diep meer toe
Tenslotte stoven ze in tomeloze v.ur
over de vlakte?
„Verrader, wil Je me vermoorden?", r
de koning dodelijk ontsteld. Maar op 1
zelfde ogenblik stiet Wesselenyl een k
gefluit uit. Zestien zwarte en witte !>aJ
denlijven steigerden omhoog en ston<
dan met één ruk stil. Bleek, half bewus
loos, lag Frans I ln de wagen, Wesseles
echter sprong er uit, knielde voor d
Keizer en zei: „Majesteit, vergeef me d*
dolle rit. Ik heb u hier het symbool lal
zien van het Hongaarse volkskarakl
Het volk der Magyaren duldt geen dwi
en geen druk. Laat het steeds zijn vrljht
dan zal het u eeuwig dankbaar zijn, u 11
hebben en trouw blijven
Of Frans I lang boos is gebleven op
dollen Wesselenyl meldt de historie ni
Wel wordt van den slotheer van Zsiko f
teld, dat hU ln 1836 tijdens een vreseli)
overstroming te Boedapest vertoefde en
door zijn reuzenkracht vele honderd
mensen het leven redde.
Nog heden ten dage vindt men aan
Franclscuskerk Ln deze stad een steen
gemetseld, waarop zijn heldendaden
meld staan.