Ëaaass33Esa Jaargang Zaterdag 10 Februari 1940 No. 50 >ke en Dieneke heboen verdriet was de schuld van den luitenant, die het briefje in zijn zak hield 1 a EU» Ineke's moeder op een middag bezig pannekoeken bakken, komt op eens aangelopen. Ze draaft om het i en drukt haar klein, bruin wlp- plat tegen de glazen keukendeur. binnen," zegt Ineke's moeder, I Je brengt geen zomer mee, dus vlug |ur weer dicht!" pannekoeken! Lekkerr zeg!" I Je er ook eentje?" en Ineke loopt weg om een bordje te halen voor ■vriendin. Moeder vindt het goed, en Tiinuten later zitten ze .samen aan de jntafel te smullen. |vlnd pannekoeken het heerlijkste van wereld!" zegt Dieneke met volle au de hele wereld op één na," zegt ,.Het allerfijnste vind ik oltebol- t, Ik panneboeken. Maar we eten ze last nooit", pruilt Dieneke. „Mam- rtt het te druk met broertje." zegt Ineke's moeder. „Ik beloof je, weer pannekoeken eten dat U jende week Donderdag! dan mag ïcn eten. Goed?" ikkelijk!" roep Dieneke. „En als Ik ;der ben, eet Ik ze Iedere dag. Je ït zien, vast!" ïeke gaat blij naar huls en verheugt op dc volgende week Maar thuis komt, Ls daar alles In rep en Tante Annie U overgekomen met HIndl:»che neefjes Tante was allang ^plland, maar ze woont ln Den Haag. Ls ze een dagje hier. O, wat heb- jongens veel te vertellen! En wat ige spelletje kunnen ze bedenken! Ice vergeet door de pret helemaal, lammie te vertellen van het pannc- ifeest! Eerst 's avonds ln bed, als ile allang beneden is, denkt ze er is weer aan. is nu Donderdag. ik zal maar flink wat beslag ma- J indaag!" zegt Ineke's moeder, reemaal zoveel als anders, want Dle- ^et reusachtig!" vindt Ineke, hoor, maar help je mc dan?" moes, dat Ls enig! Zodra ik uit 1 kom, ga ik u helpen," belooft Ineke, en, Ik weet wat: ik breng Dieneke i dan helpen we u samen!" [dat vindt moeder best. „Heb je er pet Dieneke over gesproken?" wil ze ist nee. Want Ik heb haar haast al niet gezien 's middags uit school, ar keer moest ze direct met haar [iie mee naar haar nieuwe vriendin." Jendin? Daar heb je me niets van Dieneke heeft een nieuwe Indl- I vriendin. Maar géén hele echte". aegt Ineke. „Ik ben de echte, heeft ze ge zegd „Nu dan ls het goed Maar hoe komt Dieneke opeens aan dat vriendinnetje?" Dat weet Ineke ook niet. Dieneke moest er gisteren weer heen en heeft nog gauw tegen haar geroepen: „Zeg, ik moet naar Nonnie, mijn vriendinnetje uit Indlë! Maar het Ls geen echte hoor! Mijn echte vriendin ben jij!" „Nu. we zullen dan vanmiddag het hele verhaal wel horen," zegt moeder. Maar dat gebeurt niet Als Ineke thuis komt, ls ze heel erg verdrietig. „Dieneke was vanmiddag niet op school" hijgt ze. ,.En toen dacht Ik natuurlijk ze ls zlelren toen ben ik gaan kijken bij haar thuis, maar alles was donker. Ze zijn uit. Ik begrijp er niets van!" „Wonderlijk!" zegt moeder. „Maar Die neke zal toch heus straks wel komen, hoor! Ze verheugde zich todh zó op het pannekoeken feest! Geloof maar, dat ze komt!" „Ik van de hele wereld op één na!" zegt Ineke. „Ja, hè?" zegt Ineke. Toch kijkt ze nog een beetje treurig en ook onder het pan nekoeken bakken ls ze heel stil. En als na een uurtje een hele stapel goudbruine pannekoeken op tafel staat en ze vader en den luitenant samen ziet aankomen, wuift ze maar heel slapjes met haar hand, inplaats van zoaLs anders naar de deur te vliegen om open te doen „Wat is er vandaag met mijn meisje?" vraagt vader, als hij Ineke zo verdrietig voor het raam ziet staan. En dan kan Ineke zich opeens niet meer goedhouden Ze verbergt haar gezicht te gen vader's jas en begint hard te snikken! En Intussen heeft Dieneke ook lang geen prettige dag. Toen ze om half een zaten te koffie drinken, is ineens een grote auto voor de deur verschenen Een hele familie Ls er uit gestapt; Tante Annie en oom Kees en de belde Indische neefjes en dan nog Non nie, het nieuwe vriendinnetje. Wie dat toch is? Wel. dat ls een Indisch meisje, die tante Annie heel goed kent. Ze Li hier pas komen wonen en heeft nog helemaal geen kennisjes En daarom heeft Tante ge vraagd. of Dieneke eens een paar keer bij haar wil komen spelen. Dieneke heeft het gedaan natuurlijk, en ze heeft het bij Nonnie ook wel gezellig ge vonden, maar toch heeft ze haar échte vriendin, Ineke, wel erg gemist. En nu heeft tante Annle gevraagd, of mammie met Dieneke en broertje mee gaan De heLe dag naar den Haag en dan worden ze 's avonds weer thuis gebracht. Dieneke heeft naar de prachtigegrote auto gekeken, naar de vrolijke gezlahten van de Jongens en van Nonnie en heeft geroepen: „O, wat dol! O. wat heerlijk! Mammie, m&g het?" Hè, hoe kan dat nu toch! Dieneke, die zomaar haar vriendin en het hele panne- koekenfecst vergeet' Ja, het kan tóch, al zou Je het bijna niet geloven! Eerst aLs de auto zich in beweging zet, schiet het Dieneke te binnen, dat Ineke nu vanmiddag tevergeefs op haar wacht! Ze krijgt er een kleur van, zó erg vindt zc het. Kijk, daar vliegen ze Ineke's huls al voorbij. Ze rijden de hoek am, de brug over, als Dieneke mammie'® arm vast grijpt en roept: „O, Moes, hoe moet het nu met Ineke?" „Stop even", vraagt Mammie en dan vertelt Dieneke hakkelend het hele ver haal Ja, dat Ls nu wel verschrikkelijk jam mer! Bijna had Mammie besloten, nu toch maar thuis te blijven, maar dat vindt tante Annle weer zo sneu en de Jongens roepen zó zielig van „hè nee!" en „Kas sian!", dat dit ook niet kan. En dan komt er Juist iemand op de fiets aanrijden. Het ls. de luitenant, die bU Ineke woont. Ja, natuurlijk, wil hij graag een briefje meenemen! „Nu ls Je hartje geruet. hé?" vraagt mammie aan Dieneke. „Ja, hoor, nu ls het goed", zegt Dieneke. Maar toch nee, ze heeft niet veel plel- zier, want telkens moet ze aan Ineke den ken! Als vader die middag met Ineke op zijn knie zit en haar probeert te troosten, komt juist de luitenant binnen. Hij hoort Ineke snikken van „Dieneke is toch mijn vriendin! Waarom doet ze dan zo?" en dan krijgt hij opeens een kleur, grijpt in zijn zak en roept: „O, o, o, wat ben ik toch een vreselijke domoor!" Als de luitenant het briefje van Dieneke te voorschijn heeft gehaald, klaart Ineke's gezichtje spoedig weer op. Want daar staat te lezen: Lieve Ineke, ik moet naar Den Haag. Ik vind het wel een beetje leuk, maar niet erg, want ik kwam liever bij jou. Ik hoop, dat je niet boos bent om de pannekoeken. Mag ik nu de volgende week komen? Dag van Dieneke. Ineke zegt: „Mag het Moes?" En Moes zegt: „Natuurlek! En nu vlug aan tafel. En de luit moet al Dieneke's pannekoeken opeten. Want het ls alle maal zijn schuld! „Ha, fijn", aegt de luit. „dfct doe ik!" R. DE RUYTOR—v. d. FEHR.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 15