msch stoomschip gezonken - De conferentie in het Vredespaleis Èt Marnai*a LEIOSCH DAGBLAD Tweede Blad feen bericht van Hamilton FEUILLETON L DE CONFERENTIE van de Volkenbondscommissie in EN DUITSCHE DUIKBOOT die een Britsch convooi aanviel en een schip torpedeerde, werd het Vredespaleis. Eerste rij ilf tot zinken gebracht door een Britsche vliegboot. Geredde leden van de duikboot-bemanning links: Paul Boncour, 3e v .L aan een station ergens in Engeland. Avenol en 4e v. 1. dr. Colijn. I WitiÊA EEN TUINDER TE ZWAAG, WIENS „WARENHUIZEN" NOG GEHEEL MET SNEEUW ZIJN BEDEKT, MET ZIJN VROUW BEZIG OM DE SNEEUWMASSA TE VERWIJDEREN. IET KRUIENDE IJS IN DEN RIJN NABIJ LOBITH - Een aanlegsteiger (een zwaar verankerde boot), die voor den wal lag, is ikele honderden meters door het ijs. dat gedurende een uur in beweging kwam, meegesleurd en op een krib vastgeloopen, waarna de groote ijsschotsen er omheen schoven. Bewoners van Lobith op den ijsberg. ALS DE WAAL GAAT WASSEN. In Nijmegen heeft men alle veiligheidsmaatregelen genomen. Balken zijn aangebracht om het hooge water tegen te houden. door HANS HIRTHAMMER. «jou, dat hebben we op school al geleerd, herinner me tenminste nog wel, dat het Jt°eeM van dien put, waaruit men zelfs I klaarlichten dag de sterren kon zien, irvTeld'gen 'ndruk °P mij maakte." kan het me gewoon niet voorstellen 'ut u al die plannen voor het gecompll- 1 holensysteem zelf ontworpen?" wel neen!" lachte ze. „Wat u zoo han- l,en geraffineerd lijkt, is niets anders dan 1 j1su!taat van onze onbekendheid met f Plaatselijken toestand. Wij hebben kris Jjj®d gewoeld en net zoo lang gezocht we tenslotte den goeden weg vonden." f™°hdank8 is het een buitengewone 0 hadden allen tijd. En de jonge men- I Lieten blij, dat zij eindelijk werk en Tene ahhen gevonden. Geen enkele kar verm°cht hen te ontmoedigen. 8 wbÏ Wordt het dat den terug- aanvaarden. Laat u mij maar voor- t v°orzichtig alstublieft, dat u mij Jok a hoofd trapt!" ue terugtocht verliep zonder inciden ten. Been leek hij veel korter dan het eerste deel van de onderneming. Toen zij, na een afwezigheid van twee uur, de werkplaats weer bereikten, bemerk ten zij direct, dat er iets bijzonders moest zijn gebeurd. Het werk lag stil. Hier en daar stonden groepjes jongemenschen, opgewonden ge- sticuleerend, maar de meeste verdrongen zich in een der hoeken om iets, dat daar blijkbaar op den grond lag. Verschrikt trad Irene Barlovius nader. „Wat is er aan de hand? Is er iets gebeurd?" Niemand antwoordde haar. Met hulpe- looze. sombere gezichten weken allen ach teruit, zoodat zij door een haag van men- schen liep. Daarop ontwaarde zij de leven- looze, met bloed overdekte gestalte, die In haar volle lengte uitgestrekt, op den grond lag. „Om hemels wil!" stamelde Irene, terwijl zij naast de doode neerknielde. Het was Vischwa. Irene Barlovius nam de reeds koude han den van het meisje in de hare en streek een lok van het voorhoofd. „Hoe is dat ge beurd?" „Wij weten het niet", antwoordde een der omstanders fluisterend. „Zij kwam van be neden, stamelde een paar onverstaanbare woorden en zakte ineen." 27. Toen Edward Hamilton de dekens van zich afwierp, was het buiten reeds geheel licht. De jongeman rekte zich eens behaaglijk uit en begon daarna, onder het fluiten van een vlotten marsch, zijn scheergereed schap uit te pakken, of beter gezegd: het scheergereedschap van dr. Hans Been. Of Been al terug zou zijn? Stellig! Ver moedelijk had op het oogenblik All Moham med al bij zijn vestje. Tjonge, dat was een behoorlijk slaapje geweest! Nu was hij weer volkomen fit en een tweeden keer zou hij zich zeker niet zoo gemakkelijk laten overbluffen. Toen hij zich met zorg geschoren had, streek hij zich met iets van voldoening langs zyn gladde kin. „Miss Boyard!" Maar er kwam geen antwoord. „Nou, dan niet! Die gruwehjk matineuze menschen ook! Nooit zal ik mij die slechte eigenschap aanwennen Hy was juist bezig zyn ietwat verwilderde coiffure weer een wat meer Europeesch aanzien te geven, toen miss Boyard de tent binnen trad. „Goeden morgen, miss Boyard! Kykt u mij eens goed aan! Hebt u geen woord van bewondering voor de metamorphose, die er met me heeft plaats gehad? Of kent u my misschien niet meer?" Haar gezicht bleef ernstig. „Hy is nog steeds niet terug!" De jongensachtige lach, waarmee hy haar had aangezien, bestierf op zyn gezicht. Ook hy was nu een en al ernst. „Wat zegt u? Is dr. Been nog niet terug? Dan wordt het be denkelijker!" „Ja en het eigenaardige ls, dat onze bravo Ali Mohammed sinds het eerste och tendgloren wel weer in het kamp vertoeft. Ik heb hem heimeiyk gade geslagen, maar niets aan hem verraadt, dat hy een slecht geweten heeft." „Ik zal dien vriend direct eens aan den tand voelen!" Ellen Boyard trad wat dichter op hem toe. „Ik maak my ernstig ongerust over Been. Denkt u, dat hem wat kan zyn overkomen?." „Wel neen!" trachtte Hamilton haar ge rust te stellen. „Hm, als ik maar wist, waar hy.,.." „U bent dus toch ook bezorgd, nietwaar?" Hamilton woelde wanhopig in zyn haar. „Het heeft geen zin onze ongerustheid on der stoelen of banken te steken. De zaak lykt mij zoo klaar als een klontje. Dezelfde bende, die mijn kist in brand stak en mijn belde metgezellen gevangen nam, heeft zich nu ook van den Hollander meester gemaakt waarschynlyk, omdat diens nieuwsgie righeid niet gelegen kwam." „Dat wil dus zeggen, dat Ali Moham med „Zy spelen allen onder één hoedje: de Maharadja, uw toegewyde lijfgarde en die vervloekte schavuiten, die ons deze kool gestoofd hebben". „Met andere woorden: wij beiden, u en ik...." staan geheel alleen temidden van een leger van vyanden, om mij nu eens bij zonder netjes uit te drukken. Helaas, ja, miss Boyard, wy zullen verstandig doen ons dit weinig verheugende, maar nochtans onloochenbare feit goed voor oogen te stellen." Ellen Boyard frommelde nerveus aan haar ceintuur. „En uw conclusie? Hoe denkt u al die moeilykheden de baas te kunnen worden?" „Door de koe eenvoudig by de horens te pakken!" antwoordde mr. Hamilton. „Al lereerst zullen we vriend Ali eens onderhan den nemen en dan stel ik me voor eens een hartig woordje met de anderen te wisselen. Maar vóór alles zou een flink ontbyt op het oogenblik den grootsten indruk op my maken." „Ach, neemt u me niet kwalyk....". Terwijl zij met rappe handen het ontbyt verzorgde, begon hy zyn plannen te ont vouwen. Zyn woorden getuigden van het vaste vertrouwen van den man, die reeds menig gevaar had weten te overwinnen. Ellen ging met alles accoord. „Zoo en nu moet u eerst maar eens flink eten. Ver moedelijk hebt u nog heel wat in te halen. Het verwondert me trouwens, dat u het zoo veel dagen zonder eten en drinken hebt kunnen uithouden." „Ach ja, dat is waar daar heb ik u nog niets van verteld!" Terwyl hij zich aan het welvoorziene ont byt te goed deed, verhaalde hy, hoe hy op dien noodlottigen dag was overvallen. „Het liep al tegen den avond, toen ik weer tot bewustzijn kwam en het eerste, wat ik deed, was mij van mijn boeien te be- vryden. Er was niet zoo heel veel tyd mee gemoeid om de touwen, waarmee ik gebon den was, op een scherpen kant van de rot sen door te schuren en toen ik mijn lede maten weer bewegen kon, keerde ook mijn zelfvertrouwen weldra terug. Ik herinnerde mij, dat de beide bandieten, die het vlieg tuig in brand hadden gestoken, de daarin geborgen levensmiddelen in de onmiddel lijke nabyheid hadden begraven, waar- schijnlyk om ze by de eerste de beste ge legenheid naar een veiliger oord over te brengen." „Aha"! lachte miss Boyard, begrypend. „Juist! Ik was den heeren voor. Toen het begon te schemeren, had ik alles reeds in een goede bergplaats ondergebracht." „Maar, hebben zy dan niet geprobeerd om u weer te pakken te krygen en u alles opnieuw afhandig te maken?" (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5