Jaargang
Zaterdag 27 Januari 1940
No. 48
itenstreken van Jan Pierewiet
was een vreselijk brutale mussenjongen
met een goed hartje
s
>en het zo koud was,
de hij de hele kolonie
ran de hongerdood.
Merewiet was een vreselijk stoute,
mussenjongen! Iedereen in de
heg had de mond vol over alles wat
dag aan dag uithaalde
at was niet gering hoor!
?ns vocht hij zó erg met zijn zusje
loogje fóók een bijdehandje!) dat
;t vol uitgetrokken veertjes lag, dan
at hij Barendje Scheefsnavel, het
zoontje van de buren, net zolang
ia tot die zielige stakkerd het op zijn
jes kreeg!
ras er ook niet zo héél veel nodig om
rendje op zijn zenuwtjes te doen krij-
>or! Maar ja, juist met zwakke, bange
sn moet je een beetje voorzichtig zijn
it kon Jan Pierewiet zeker maar nooit
►en! En daarom was hij de grootste
an zijn brave ouders en de schrik van
irt!
was anders een reuze-gezellig buurtje,
issenheg, waar Jan Pierewiet's familie
e. De heg stond rondom een grote
?rU, zodat er haast altijd wel iets te
i was op het erf of op het weiland. Er
ich in dat woningencomplex dan
ker een honderdtal gezinnen gevestigd
sens kwamen er nog meer families bij.
er en Moeder Pierewiet hadden het
>ok een échte bof gevonden, toen ze
n het voorjaar, toen ze van hun huwe-
;isje terug kwamen, deze huisjes had-
ontdekt.
il een klein beetje érg druk, had het
mussen vrouwtje gesjilpt. De andere
?n kijken zó bij je op tafel, vind ik",
ar Vader had haar breedvoerig uitge-
dat het voor een mussenfamilie altijd
root voordeel is, met velen bij elkaar te
Het is ten eerste gezellig, ten tweede
ie elkaar nog eens helpen in geval van
en ten derde, nu als je véél mussen
kaar zag, zooals in deze heg, dan kon je
ist op aan, dat het een goed plaatsje
en er heel wat te bikken viel.
voor piie lange redenering was juf-
v Pierewiet gezwicht het waren ook
elijk prachthuizen in die ligusterhaag
3 heerlijk beschut tegen de wind! en
aren ze maar direct beginnen te neste-
Dat was eind April geweest en een poosje
in Mei, was de blijde dag gekomen, dat
rie beeldige eitjes in het nestje lagen,
van die eitjes was werkelijk anderhalve
meter groter dan de twee andere,
oeder Pierewiet had dan ook direct al
n Vader gezegd: „Je zult zien. dat wordt
brutaaltje!"
ju en het was uitgekomen. De voorspel-
van Moeder bedoel ik en het ei boven-
En wel een halve dag eerder dan de
ere twee. En van het eerste ogenblik
iat hij men zijn puntig snaveltje zijn ei
opengepikt en naar buiten was gestapt
e grote, wijde wereld, had Jan Pierewiet
k in zijn leven gehad!
ij had met twee pikzwarte, brutale flik
ken om zich heen gekeken, had zijn
veren geschud en was direct beginnen te
schreeuwen om eten, zodat Vader en Moeder
al doodmoe waren van het sjouwen nog vóór
zijn zusjes Twinkeloogje en Grijsborstje
nog het levenslicht hadden aanschouwd! Ja,
het was een mooi nummer, die Jan! Dat
grijze veertje achter zijn Moeders rechteroor
had hij op zijn geweten, omdat hij eens zo
maar een hele nacht was weggebleven, zodat
Vader en Moeder niet anders dachten of hij
was dood. Weggehaald door de dikke vette
poes van de boerderij
En dat Vader oud was vóór zijn tijd, was
eveneens Jan's schuld. Want die goeie Vader
kon de hele dag wel eigenlijk niets anders
doen dan alle kwaje mussenstreken die Jan
bij de buren uithaalde, weer goed praten.
En tochhet was een béste jongen met
een hart van goud als het er op aan kwam.
Had hij niet eens de arme Grijsborstje gered
uit de klauwtjes van een jong poesje, dat
haar al bijna te pakken had? En hielp hij
niet reusachtig mee als het er om ging. nog
wat eten te zoeken voor het hele gezin?
Ja, Vader en Moeder Pierewiet hadden
een week plekje in hun hart voor hun zoon
Jan, al wilden ze het eigenlijk niet weten!
En nu was het winter, écht winter met
sneeuw en ijs, een steenharde grond en
spiegelgladde wegen. Zelfs de ligusterhaag
was bevroren, wat in geen jaren gebeurd
was! op een morgen, toen de familie Piere
wiet wakker was geworden, hadden alle
groene blaadjes om hen heen stijf gestaan
van de vorst. En later waren ze een voor een
afgevallen.
Dat was een toestand! Het gebabbel en
gekwebbel was de hele dag niet van de lucht
geweest, dat kun je je voorstellen! Maar
met dat al was goede raad duur, want het
was vreselijk koud, zo'n woning zonder bla
derdak en van die kale takjes viel ook niets,
letterlijk niets meer te halen!
Drie weken hield de vorst aan. In het
begin ging het nog al met de voedselvoorzie
ning, want de boerin was een best mens, die
haar diertjes niet vergat en vast iedere
morgen de broodkruimels, de restjes rijst
en de appeltjes die een plekje hadden op het
erf gooide. En nauwelijks had ze dat gedaan
of de hele zwerm mussen, die al in de haag
op de loer had gelegen, viel er op aan. Als
stenen kwamen ze voor haar voeten rollen.
De boerin moest er weieens om lachen, zo
brutaal als die rakkers waren. En Jan Piere
wiet was de brutaalste van allemaal. Als
de grote kraaien van het land kwamen op
zetten en midden tussen de mussen neer
streken, zodat ze allemaal rts! rts! weg
vlogen, dan bleef hij nog ijskoud zitten. Ja.
die durfde! Maar eens op een morgen, toen
het vroor dat het kraakte, zaten de mussen
tevergeefs in de heg op de loer.
Het werd negen uur, tien uur, elf uur.
maar de boerin kwam maar niet buiten met
haar bord met kruimels!
Verbaasd zaten de mussenvaders en -moe
ders elkaar aan te kijken en de kleintjes
bibberden van teleurstelling en van kou.
Want er stond een gure Oostenwind, die
dwars door de kale haag blies en je nek-
veertjes zo ijzig omhoog deed waaien.
„Mens, mens" zei moeder Pierewiet tegen
tant.e Wipstaart ,,is me dat een kou! Ik heb
er schele hoofdpijn en oorpijn van".
„Ja, kindlief" antwoordde de wijze juf
frouw Wipstaart „maar jij hebt ook het
tochtigste huis van onze hele buurt. In het
voorjaar, als er huizen leegkomen, zou ik
beslist eens naar iets anders om zien".
„Ja" zei moeder Pierewiet „maar dat helpt
me nu niet, hè?"
N^en, dat was zo. Hè, wat was dat? Grut
jes,* was me dat schrikken! Daar kwam me
juffrouw Kwebbel, die oude. dikke mussen
tante van zeker wel zestig jaar met alle
maal grijze veren, plof voor hun voeten
neergestreken! Zij hijgde van de kort
ademigheid en klaagde: „Gunst, weten
jullie ook, waarom er vandaag niets ge
strooid is? Mens. mens, ik heb zo'n honger,
ik verprf) opwoonEn dat voor iemand met
Ja hoor, daar lag de boerin in de bedstee!